Wvggz art. 3:2 lid 2 sub a, b en j


Uitspraak Klachtencommissie Cliënten GGZ Delfland  

 

Inzake de klacht van  

 

Mevrouw , klaagster  

 

tegen 

 

GGZ Delfland, gevestigd te Delft (verweerder) 

ten deze vertegenwoordigd door:  

De heer, verpleegkundige 

 

 

De klacht is, in aanwezigheid van partijen, behandeld tijdens een hoorzitting op 28 februari 2024.  

 

Namens de klachtencommissie waren aanwezig: 

de heer prof. mr. , voorzitter 

Mevrouw , psychiater en  

De heer , lid 

Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw . 

 

 

Stukken 

  • Klaagschrift, 22 februari 2024 
  • Verweerschrift, 26 februari 2024 

 

Klaagster heeft toestemming verleend aan de klachtencommissie om haar medisch dossier in te zien, indien en voor zover dat voor de beoordeling van de klacht relevant mocht worden geacht. Van deze mogelijkheid heeft de klachtencommissie gebruik gemaakt.  

Klacht
Het klaagschrift d.d. 21 februari 2024, opgesteld namens klaagster door mevrouw (pvp) bevat de volgende klachten: 

  • Klaagster wenst geen medicatie te gebruiken, ze heeft geen psychotische of andere psychische klachten 
  • Klaagster is het niet eens met de opname bij GGZ Delfland en de beperking in bewegingsvrijheid 
  • Klaagster is niet wilsonbekwaam en kan goed beslissingen nemen voor zichzelf. 

 

 

Feiten 

Op 17 januari 2024 is een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een half jaar. In deze zorgmachtiging is opgenomen dat er verplichte zorg mag worden toegepast in de vorm van het toedienen van medicatie, opname in de accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. 

 

 

 

 

 

 

De klacht nader toegelicht 

 

  1. Medicatie

 

Klaagster stelt dat het besluit tot opname en het besluit tot medicatie genomen zijn op basis van gedrag dat onterecht geïnterpreteerd is als gedrag voortvloeiende uit een stoornis. Haar gedrag komt volgens haar niet voort uit een psychische stoornis en er is ook geen sprake van ernstig nadeel. Klaagster geeft aan dat zij niemand of zichzelf kwaad doet. Het is juist andersom, bepaalde mensen zouden haar kwaad doen, zo wordt ze zelfs bij GGZ Delfland nog achtervolgd. 

 

Mevrouw stelt dat er geen sprake is van een psychose. Problemen zijn begonnen door toedoen van de gemeente. Er wordt zomaar over haar gezegd dat ze psychotisch is, maar er is verder niets gebeurd. Ze veroorzaakt geen overlast en heeft niets verkeerd gedaan. Ze voelt zich geïntimideerd en onterecht beschuldigd. Klaagster geeft aan dat ze begrijpt dat anderen over haar denken dat ze psychotische klachten heeft. Maar als iemand geld en macht heeft ontstaan de situaties, waarin zij is komen te verkeren. Klaagster is uit haar huis gezet omdat investeerders het pand nodig hadden.  

Hierdoor zijn problemen ontstaan. Er waren geen problemen in het gebouw maar deze zijn op een gegeven moment ontstaan omdat de investeerders van de bewoners af wilden.  

 

Klaagster had financiële hulp nodig en hulp bij het vinden van een woning. In juni 2023 kreeg ze hulp. Na een maand kreeg ze bericht van de gemeente en toen startte de hulp. Er werden vragen gesteld hoe ze zich voelde. Daar kwam ze niet voor. Er werd gevraagd of klaagster erover dacht om zichzelf van het leven te beroven. Hierop antwoordde ze ontkennend. Klaagster vond het schokkend wat er gebeurde. Dit werd achter haar rug om gedaan. Niemand heeft het recht om deze vragen te stellen.   

Klaagster vond het vervelend dat men zich op deze manier met haar bemoeide.   

Ze kwamen klaagster in november opnieuw bezoeken voor onderzoek in het hotel, waar zij verbleef. Klaagster heeft gevraagd om deze bemoeienis te stoppen. De GGZ hulp werd gecontinueerd.  

In december was er opnieuw een evaluatie. Hierover is klaagster geïnformeerd.  

Mevrouw wilde niet meer in het hotel afspreken daarom werd ergens anders afgesproken. Klaagster heeft het gesprek opgenomen. Klaagster vraagt opnieuw om de bemoeienis te stoppen.   

Mevrouw is een paar keer naar de politie geweest in 2011. Klaagster vertelt over de afluisterapparatuur maar wordt niet goed geholpen. Daarom neemt ze geen contact meer op met de politie.   

 

 

2 en 3. Opname in accomodatie en beperken bewegingsvrijheid  

 

Klaagster benoemt dat de huidige kamer bij GGZ Delfland beter voor haar is dan het verblijf in het hotel.  Ze vertrouwt de mensen om haar heen, maar ze heeft er moeite mee dat ze wordt gezien als psychiatrisch probleem en dat ze bij een psychiatrische instelling verblijft. Het programma van mevrouw wordt gedwarsboomd door de opname bij GGZ Delfland.  Een ander persoon heeft de plek binnen de instelling harder nodig dan zijzelf. Niemand heeft klaagster vertelt dat ze zich moet richten op werk en huisvesting.  

 

  1. 4. Wilsonbekwaamheid

 

Klaagster wordt niet serieus genomen en er wordt niet naar haar geluisterd. Ze kan goed opkomen voor haar belangen en vindt niet dat er sprake is van gevaar of nadeel voor zichzelf.   

Klaagster zegt dat haar geen reden of motivatie is gegeven voor de beslissing haar wilsonbekwaam te achten. De behandelaren zeggen dat er sprake is van maatschappelijke teloorgang, maar dat is een onterecht aanname en er is geen medicatie voor nodig. Als ze haar niet hadden opgenomen had ze zich prima gered.  

 

Verweer 

 

Ad 1. Medicatie  

Betrokkene is door haar klachten volledig sociaal geïsoleerd, werkloos en is recent dakloos geraakt doordat zij uit huis gezet is vanwege huurachterstand. Ze durft geen contact met naasten op te nemen uit angst dat zij ook gestalkt zullen worden, heeft alleen af en toe nog contact met haar moeder. Er wordt een hoge lijdensdruk gezien met angst -en spanningsklachten en slaapproblemen. Ze is gepreoccupeerd met het bewijzen van haar verklaringsmodellen en geeft hierdoor geen prioriteit aan het regelen van een inkomen, huisvesting of sociaal netwerk. Betrokkene heeft de wens om weer op vakantie te kunnen gaan en contactherstel met oude bekenden, maar stelt dit uit omwille van haar klachten. Een behandeling middels antipsychoticum is noodzakelijk om haar adequaat te behandelen, haar lijdensdruk te verminderen en haar de kans te geven om te kunnen leven op de manier waarop ze eigenlijk zou willen 

 

Ad 2 en 3. Opname  in accomodatie en beperken bewegingsvrijheid  

Er was geen behandelbereidheid bij betrokkene, waardoor het niet mogelijk was haar ambulant te behandelen. Tevens verbleef ze voorafgaand aan de opname in een studentenhotel op kosten van de gemeente. Ze kon hier echter niet langdurig blijven. Om verdere maatschappelijke teloorgang te voorkomen en haar adequaat te kunnen behandelen was het noodzakelijk om haar op te nemen. Ze is ambulant in behandeling bij het FACT en samen met haar ambulante behandelaar wordt gekeken naar mogelijkheden voor verblijf na de opname. Het streven is om haar opname te beëindigen indien zij adequaat behandeld wordt middels een antipsychoticum. Betrokkene heeft de vrijheid om van de afdeling af te gaan. Er is geen sprake meer van beperking van de bewegingsvrijheid. 

 

Ad 4. Wilsonbekwaamheid  

Betrokkene heeft geen ziektebesef en ook geen ziekte-inzicht. Ze staat niet open voor de mogelijkheid dat haar klachten psychotisch van aard zijn. Hierdoor accepteert zij dat haar leven nu volledig beheerst wordt door haar klachten. Ze kan niet de voordelen van behandeling goed afwegen, omdat ze vanuit haar psychotische beleving hier niet voor open staat. Ze kan de consequenties van haar behandelweigering niet overzien en wordt daarom wilsonbekwaam geacht inzake de aangevraagde vormen van verplichte zorg. 

 

Beoordeling 

Afgaande op het klaagschrift, de schriftelijke reactie op de klacht, hetgeen ter zitting door betrokkenen naar voren is gebracht en de relevante informatie uit het medisch dossier van klaagster, overweegt de klachtencommissie, met inachtneming van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), als volgt.  

 

Op grond van artikel 8:9 Wvggz kan de zorgverantwoordelijke, voor zover dit ter afwending van een uit  

een psychische stoornis voortvloeiend ernstig nadeel noodzakelijk is, als uiterste middel beslissen tot het  

verlenen van verplichte zorg, zoals opgenomen in een zorgmachtiging. Aan klaagster is een zorgmachtiging verleend op 17 januari 2024 voor de duur van 6 maanden. De rechtbank heeft in haar beschikking geoordeeld dat er bij klaagster sprake is van een psychische aandoening, te weten schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen.   

De klachtencommissie ziet geen aanleiding om hier thans anders tegen aan te kijken. De stelling van klaagster dat zij geen last heeft van psychische problemen, wordt door de klachtencommissie niet gevolgd.  

 

Voorts heeft de rechtbank in haar beschikking geoordeeld dat aan klaagster als vorm van verplichte zorg het toedienen van medicatie kan worden opgelegd, alsmede het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie. Dit houdt in dat een opname in een accommodatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en/of het toedienen van medicatie voor klaagster essentieel is en dat de zorgverantwoordelijke, indien klaagster niet op vrijwillige basis aan de toediening hiervan zou meewerken, door middel van een procedure ex artikel 8:9 van de Wvggz tot het opleggen van verplichte zorg in deze vormen zou kunnen besluiten.  

 

Op 25 januari 2024 is een beslissing tot verlenen van verplichte zorg genomen en aan klaagster overhandigd, waarin aan haar is meegedeeld dat besloten is tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in de accommodatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het toedienen van medicatie. Verplichte zorg kan alleen worden verleend voor de doelen genoemd in artikel 3:4 van de Wvggz.  

Het nadeel bestaat, zoals vastgesteld door de rechtbank in haar beschikking, verklaard door verweerder en zoals ook blijkt uit het medisch dossier van klaagster, uit het gevaar voor maatschappelijke teloorgang, financiële schade en ernstige psychische schade bij klaagster zelf en het oproepen van agressief gedrag van anderen.   

 

 

Ad 1. Medicatie 

 

Klaagster heeft in haar klaagschrift en mondeling ter zitting duidelijk gemaakt dat zij niet van plan is om medicatie te nemen. Klaagster wil geen medicatie innemen omdat ze geen last heeft van psychische klachten. Ter zitting is door verweerder uitgelegd dat klaagster medicatie dient te krijgen, maar dat klaagster niet meewerkt aan het innemen van medicatie. Een behandeling middels antipsychoticum is noodzakelijk om haar adequaat te behandelen.  

De klachtencommissie constateert dat er geen mogelijkheden tot vrijwillig medicatiegebruik zijn.   

Voorts hebben verweerders voldoende duidelijk gemaakt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor verplichte zorg in de vorm van medicatie en dat een dergelijke behandeling doelmatig, veilig en effectief is. Zonder medicatie in de vorm van een antipsychoticum in depotvorm zal het toestandsbeeld van klaagster niet verbeteren en er zijn geen alternatieven voor medicatie.  

De klachtencommissie stelt vast dat de toediening van medicatie bedoeld is om ernstig nadeel voor klaagster af te wenden en verklaart de klacht over dit onderwerp ongegrond. 

 

Ad 2 en 3. Verplichte zorg – opname in de accommodatie, beperken bewegingsvrijheid
 

Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat ze haar verblijf niet als onprettig ervaart maar dat ze alleen de plek niet passend vindt. De stelling van klaagster dat zij geen last heeft van psychische problematiek, wordt door de klachtencommissie niet gevolgd. 

Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat een opname bij GGZ Delfland nodig is om de psychiatrische klachten van klaagster te behandelen. De opname en behandeling zijn voor klaagster essentieel.  

Na toediening van medicatie wil behandelaar klaagster goed monitoren. Dit lukt niet zonder opname en beperking van de bewegingsvrijheid.  De klachtencommissie is van oordeel dat opname nodig is om klaagster in een goede setting te kunnen behandelen en beoordeelt de klacht hierover ongegrond is.    

 

 

 

Naar het oordeel van de klachtencommissie is derhalve voldoende aannemelijk gemaakt dat zonder een opname, beperking van de bewegingsvrijheid en de voorgeschreven medicatie het ernstige nadeel niet kan worden afgewend. 

 

Artikel 3:3 van de Wvggz bepaalt dat verplichte zorg als uiterste middel kan worden verleend als 

iemands gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit kan alleen als: 

  1. er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn;
  2. er geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
  3. het verlenen van verplichte zorg in verhouding staat tot het doel daarvan;
  4. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.

 

De klachtencommissie is, gelet op bovenstaande, van oordeel dat voor wat betreft de verplichte zorg aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid en veiligheid zoals genoemd in artikel 3:3 Wvggz, is voldaan.   

 

De beslissing tot het verlenen van verplichte zorg is genomen, nadat de zorgverantwoordelijke (zijnde verweerder) zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van klaagster. De beslissing is op schrift gesteld en aan klaagster overhandigd. De verplichte zorg in de vorm van opname en beperking bewegingsvrijheid zijn besproken met klaagster en ook over de medicatie wordt regelmatig gesproken.   

 

Ad 4. Wilsonbekwaamheid 

Klaagster verkeert in de stellige overtuiging dat er niets met haar aan de hand is. Zij heeft geen ziekte-inzicht en alle ziekte-gerelateerde signalen die de behandelaren waarnemen en die met klaagster worden besproken, worden door haar direct ontkend. Omdat klaagster meent dat zij niet ziek is, weigert zij de behandeling. Zonder behandeling in de vorm van medicatie en opname verslechtert het toestandsbeeld van klaagster snel, zij ontregelt, waardoor ernstig nadeel dreigt voor haarzelf en haar omgeving.   

Klaagster is niet tot een ander inzicht te brengen, dit vloeit mede voort uit haar ziektebeeld. Om deze reden is op de aanzeggingsbrief verplichte zorg aangegeven dat klaagster ter zake van haar ziekte en de noodzaak tot behandeling wilsonbekwaam wordt geacht. Haar klacht over dit onderdeel is derhalve ongegrond. 

 

 

Beslissing: 

 

De klachtencommissie: 

 

Verklaart de klachten van mevrouw, ongegrond.  

 

 

 

Deze beslissing is gegeven door mr. , voorzitter, drs. , psychiater, lid, en de heer, op 28 februari 2024, bijgestaan door, mevrouw , ambtelijk secretaris. 

 

Deze uitspraak is op 13 maart 2024 aan betrokkenen toegestuurd.