Wvggz 3:2 lid 2 sub j


Regionale Klachtencommissie Wvggz

West- en Midden Brabant

 

 

 

BESLISSING

Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

 

inzake

                                                 de heer  [klager]

per adres instellingslocatie te Halsteren

tegen:

 

 GGZ Westelijk Noord-Brabant

 

Vertegenwoordigd door:

de heer [verweerder], psychiater en zorgverantwoordelijke

 

zaaknummer RKC 24-xxx

 

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

 

Algemeen

De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager], geboren [datum], in behandeling genomen en is tot de volgende beslissing gekomen.

 

De klacht

De heer [klager] heeft op [dag] november 2024 een klacht ingediend. Hij klaagt over de beslissing van de zorgverantwoordelijke d.d. [dag] oktober 2024, om hem verplichte zorg te verlenen in de vorm van opneming in de accommodatie. Hij is van mening dat hij door de opname slechter wordt in plaats van beter.

 

Ontvankelijkheid

Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGZWNB, klachtgerechtigd.

De klacht van de heer [klager] heeft betrekking op de klachtgronden genoemd in artikel 10:3 Wvggz en is ontvankelijk.

 

 

De procedure

De heer [klager] heeft in zijn klaagschrift verzocht om schorsing van het bestreden besluit in afwachting van onderhavige beslissing. De commissie heeft daarop schriftelijk afwijzend beslist op [dag] november 2024.

 

De conclusie van de commissie aangaande de ingediende klacht ( te weten ongegrondheid)  is aan klager en verweerder per verkorte beslissing op [dag] november 2024 verstuurd.

 

De hoorzitting

De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naaam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 8 november 2024 gehoord:

 

De heer [klager], klager,  vergezeld door zijn persoonlijke begeleider

 

en zijdens de zorgaanbieder

 

De heer [verweerder], zorgverantwoordelijke, als verweerder, vergezeld door de arts assistent.

 

 

De heer [klager]  laat weten dat het nu uitmuntend met hem gaat en beter dan toen hij op [dag] oktober vrijwillig werd opgenomen. Dat de opname op [dag] oktober verplicht werd zag hij niet zitten. De heer [klager] meent dat het slechter met hem gaat als hij hier langer opgenomen blijft; hij acht de behandelaren niet betrouwbaar mede omdat hij eerder op de grond werd gelegd. Desgevraagd bevestigt de heer [klager] dat hij geen bezwaar heeft tegen de medicatie.

De heer [klager] licht toe dat hij de heer [verweerder] niet vertrouwt omdat deze dacht dat het slecht met hem ging terwijl het juist perfect ging. Na opname begon het ‘stikwerk’, dan wil zeggen dat hij het gevoel krijgt dat hij stikt.

Gevraagd naar hetgeen is gerapporteerd over agressie en schreeuwen, zegt de heer [klager] dat het juist de anderen zijn die tegen hem schreeuwen en hem bedreigen.  Wel erkent hij iemand 2 tikken op de neus gegeven te hebben maar dat was omdat die een meisje probeerde te versieren. Er stond vannacht ook iemand voor zijn raam binnen te kijken maar daar doet men niets tegen.

Verder vertelt de heer [klager] dat hij maling heeft aan de beslissing van hier, het balletje rolt van hier naar daar en er is veel slechtheid. Hijzelf zal altijd en tot de dood blijven strijden voor het goede.

De heer [klager] meent dat eerder met de pvp gesproken was dat hij vandaag naar huis zou mogen. Hij denkt dat iemand de macht over hem wil krijgen maar hij zal blijven zoeken tot hij [naam eerste echtgenote]  terugvindt.

De heer [klager] laat weten dat hij rust wil en dat hij naar huis wil. In het huis van zijn vriend ging zijn borst open en werd alles via de hond opgenomen. Daarna sloot zijn borst weer. Verder laat de heer [klager] weten dat zijn paspoort in België is ingenomen en hij vele klinieken rond is gegaan maar niemand in hem geïnteresseerd was.

 

De heer [verweerder] laat weten dat er bij de heer [klager] een toestandsbeeld wordt gezien passend bij een psychotische ontregeling. Er is sprake van een langer bekende schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Het gaat bijvoorbeeld om veel schreeuwen en er is sprake van het duidelijk worden van akelige belevenissen, zoals over levend begraven worden.

Het nadeel dat voortkomt uit zijn stoornis bestaat vooral uit psychische uitputting en maatschappelijk teloorgang.

Reagerend op een eerder behandelbeslissing van een collega waarbij, alles afwegend, toen besloten is om het risico te nemen en de heer [klager] op zijn verzoek naar huis te laten gaan, stelt de heer [verweerder] dat achteraf gezien dit een spijtig besluit was. Er is in de buurt veel onrust en overlast ontstaan omdat de heer [klager] nog erg verward was. Inmiddels is ook zijn huis beklad met hakenkruisen hetgeen erg pijnlijk is voor hem.

Gevraagd naar de totstandkoming van het bestreden besluit van [dag] oktober jl. laat de heer [verweerder] weten dat hij zelf de heer [klager] heeft gezien en met hem heeft gesproken over de nodige zorg. Met de moeder van de heer [klager], als mentor, heeft hij toen niet gesproken. Dit was omdat hij haar standpunt al kende uit recente eerdere contacten; zij is het eens met de verplichte opname.

 

Het oordeel van de commissie:

Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen door betrokkenen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.

 

De commissie stelt vast dat de heer [klager] op [dag] oktober 2024 in het kader van verplichte zorg werd (her)opgenomen in de accommodatie in aansluiting op een ambulant (verplicht) zorgtraject. Hij is gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en ten tijde van de opname beoordeeld met een psychotische decompensatie.

De rechtbank heeft in de zorgmachtiging van [dag] juli 2024 een aantal maatregelen opgenomen die door de zorgverantwoordelijke kunnen worden ingezet als verplichte zorg; Hieronder ook de maatregel die in het bestreden besluit is opgenomen en waar de heer [klager] zich over beklaagt, namelijk verplichte opname in de accommodatie.

 

De zorgverantwoordelijke, de heer [verweerder], heeft besloten deze verplichte zorg met ingang van [dag] oktober 2024  uit te voeren.

De commissie toetst hieronder of het besluit tot uitvoering voldoet aan de eisen die de Wvggz daaraan stelt.

De Wvggz stelt in artikel 8:9 aan een dergelijk besluit tot toepassing van verplichte zorg een aantal zorgvuldigheidseisen en procedurele regels:

De commissie overweegt dat uit het dossier afdoende is gebleken dat de  zorgverantwoordelijke, de heer [verweerder], zich voorafgaand aan die beslissing op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidssituatie van klager, met hem heeft overlegd over de beslissing.

Artikel 8:9 Wvggz vereist verder dat het besluit tot uitvoering van de verplichte zorg gemotiveerd op schrift wordt gesteld en door of namens de geneesheer-directeur aan de betrokkene wordt bekend gemaakt onder vermelding van zijn klachtrecht en zijn recht op bijstand. Dit is gebeurd per brief van [dag] oktober 2024.

Aanvullend merkt de commissie op dat artikel 8:9 lid 4 opname in de accommodatie uitsluit van de zorgvormen waarvoor toetsing en registratie van de wilsbekwaamheid vereist is.

De commissie heeft met bovenstaande vastgesteld dat aan de eisen opgesomd in artikel 8:9  is voldaan.

 

Aangaande de rechtsbeginselen van subsidiariteit proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid die krachtens artikel 2:1 wet Wvggz in acht dienen te worden genomen overweegt de commissie als volgt:

 

De commissie acht op grond van de informatie verkregen uit de verklaringen ter zitting en het patiëntendossier aannemelijk gemaakt dat er, alvorens over te gaan tot verplichte zorg in de vorm van opname, afdoende inspanningen zijn  gepleegd om klager de nodige zorg te bieden in zijn thuissituatie. Ook is eerder bij een recente opname gevolg gegeven aan zijn wens om met ontslag te gaan waarbij dit tot gevolg heeft gehad dat het nadeel zich opnieuw voordeed waardoor heropname noodzakelijk werd.

Voor wat betreft de effectiviteit overweegt de commissie dat de volledigheid daarvan nog niet te beoordelen is maar dat, aldus de verklaring van de zorgverantwoordelijke, er inmiddels enige verbetering in het toestandsbeeld wordt gezien. Afwending van het aanwezig nadeel zal mede afhankelijk zijn van de medicamenteuze zorg die, juist middels de verplichte opneming, goed gemonitord kan worden.

Tevens acht de commissie het bestreden besluit proportioneel, nu het aannemelijk is dat de geboden zorg tot stabilisatie van  zijn toestandsbeeld zal leiden en daarmee tot een terugkeer naar zijn woon- en leefomgeving met meer zelfstandigheid.

Tot slot is de commissie van oordeel dat er in  algemene zin geen gronden  aanwezig zijn om te twijfelen aan de veiligheidswaarborgen binnen de klinische omgeving waar klager de zorg ontvangt.

Dit alles brengt de commissie tot het oordeel dat de klacht van de heer [klager] ongegrond verklaard dient te worden.

 

 

De beslissing

De klacht van de heer [klager] gericht is ongegrond.

 

Datum uitspraak         : Halsteren, 8 november 2024