Wvggz 3:2 lid 2 sub a b en j


BESLISSING

Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

 

inzake

de heer [klager]

per adres accommodatie zorgaanbieder te Halsteren

 

 

 

tegen:

 

GGZ WNB

de heer [zorgverantwoordelijke]

 

 

Ter zitting vertegenwoordigd door:

De heer [plv. verweerder], psychiater,

plaatsvervangend voor zorgverantwoordelijke psychiater de heer [zorgverantwoordelijke]

 

zaaknummer RKC 24-xxx

 

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

 

Algemeen

De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager] in behandeling genomen.

De commissie is betreffende de klacht van de heer [klager], geboren [datum], tot de volgende beslissing gekomen.

De klacht

De heer [klager] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd [dag] februari 2024. Hij klaagt over het besluit van de zorgverantwoordelijke d.d. [dag] februari 2024 waarbij deze besloten heeft tot verplichte zorg in de vorm van opneming in de accommodatie met insluiting en toediening van (nood)medicatie.

De heer [klager] geeft daarbij aan dat het inmiddels weer goed met hem gaat en dat de zorgverantwoordelijke onterecht heeft besloten tot een verandering van antipsychoticum.

 

Ontvankelijkheid

Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGZWNB, klachtgerechtigd.

 

 

De hoorzitting

De commissie, bestaande uit mr. A. Schreurs, voorzitter, mevrouw R. Ramkisoen, psychiater, en mevrouw I. Kemper, lid, heeft tijdens de hoorzitting van 29 februari 2024  gehoord:

 

 

De heer R. [klager], klager, bijgestaan door mevrouw [pvp], patiëntenvertrouwenspersoon

 

en zijdens de instelling

 

de heer  [plv. verweerder], optredend als vervanger van verweerder en zorgverantwoordelijke de heer  [zorgverantwoordelijke]

 

 

De heer [klager]  laat weten dat, anders dan de heer [zorgverantwoordelijke] schrijft in zijn verweer, er geen sprake is van alsnog bereikte overeenstemming tussen hen over het accepteren van Cisordinol in depotvorm. Hij gaf toe omdat hij verplicht moest kiezen uit 2 kwaden.

 

Verder licht de heer [klager] toe dat hij zich sterker voelt zonder medicijnen maar als het dan toch moet, dan is hij bereid Abilify in depotvorm te accepteren. Hij verkiest ook depotvorm boven tabletten omdat bij tabletten meer risico is op vergeten en onrust.

 

Gevraagd te reageren op het standpunt van zijn psychiater dat Abilify niet meer afdoende werkt, zegt de heer [klager] dat hem dat stug lijkt. Hij heeft in juni 2023 een korte opname gehad toen hij regelmatig depot Abilify gebruikte maar nadien is in overleg met zijn ambulante behandelaar de medicatie afgebouwd.

 

Voorafgaand aan de huidige opname is er naar zijn mening geen sprake van dat hij

psychotisch is geworden. Hij werd door de crisisdienst gezien nadat hij gedrogeerd en mishandeld was op straat en cannabis gebruikt had. Vanwege zijn geschiedenis met de GGZ denkt men meteen weer aan psychoses maar hij is deze keer echt niet psychotisch geweest. Hij wordt dan niet meer objectief beoordeeld. Aangezien hij dat eerder wel meegemaakt heeft, weet hij het verschil tussen beide situaties.

 

Reagerend op de inbreng van de heer [plv. verweerder] dat Cisordinol wellicht ook voorkeur heeft gekregen vanwege mogelijk drugsgebruik laat de heer [klager] weten nooit harddrugs te gebruiken. Hij gebruikt alleen cannabis. Als hij zich slecht voelt , voelt hij zich daarmee slechter en als hij zich goed voelt dan nog beter. Hij ziet geen verband tussen zijn cannabis gebruik en psychoses.

 

Gevraagd of hij een huisarts heeft gezien naar aanleiding van de klachten die hij ervaart als bijwerking van Cisordinol, zegt de heer [klager] daar wel geweest te zijn. De arts heeft vastgesteld dat zijn bloeddruk niet goed is. Hij zegt ook dat hij 15 tot 20 kilo is aangekomen de laatste 2 weken. Dit staat volgens hem gelijk aan verminking van zijn lichaam.

Of Cisordinol bij hem werkt tegen de psychose weet hij niet omdat hij geen psychose heeft. Inmiddels begint zijn lichaam aan de Cisordinol te wennen en dat wil hij niet.

 

Gevraagd naar zijn doel op dit moment, zegt de heer [klager] dat hij graag ambulant verder zou willen en weer terug gaan naar zijn leven. Hij wil geen conflicten met de GGZ. Daarom blijft hij rustig en houdt zijn boosheid voor zich.

 

 

Mevrouw [pvp] brengt naar voren dat de heer [klager] met Cisordinol vervelende bijwerkingen ervaart zoals wazig zien en kortademigheid. Met Abilify speelde dit niet. Hij zegt ook goed te weten hoe een psychose voelt en te ervaren dat hij gedurende deze opname niet psychotisch is geweest maar zo beoordeeld is omdat zijn verleden daarmee hem parten blijft spelen. De heer [klager] is daarom van mening dat er ten onrechte wordt beweerd dat hij geen ziekte inzicht heeft.

 

 

De heer [plv. verweerder]  licht toe dat het toestandsbeeld van de heer [klager] bij opname duidelijk een psychotisch beeld was. Er was sprake van paranoïde gedrag, grootheids- en betrekkingswanen. Inmiddels is er sprake van een milder beeld.

De heer [plv. verweerder] licht toe dat de heer [klager] in de periode december 22 tot mei 23 Abilify depots heeft gehad. Toch is hij net voorafgaand aan het depot van juni psychotisch geworden. Hieruit heeft zijn zorgverantwoordelijke geconcludeerd dat de Abilify onvoldoende bescherming bood.

 

Gevraagd waarom de zorgverantwoordelijke niet de voorkeur van de heer [klager] heeft gevolgd om opnieuw Abilify op de starten zegt de heer [plv. verweerder] dat wellicht het drugsgebruik van de heer [klager] mede een afweging is geweest. Bij drugsgebruik beschermt Cisordinol beter.

 

De heer [plv. verweerder] wijst er op dat de crisisdienst de situatie van de heer [klager] ziet op het moment van beoordelen en daarbij niet de informatie kan betrekken over zijn verleden.

Hij licht verder toe dat de actuele psychose niet enkel als een zuivere drugspsychose gezien moet worden; het psychotisch toestandsbeeld is niet snel opgeklaard en er is sprake van een chronische kwetsbaarheid.

 

Het oordeel van de commissie

Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de schriftelijk nadere toelichting hierop van de patiëntenvertrouwenspersoon als ter zitting uitgereikt, het verweerschrift met bijlagen van zorgverantwoordelijke de heer [zorgverantwoordelijke], onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen zijdens betrokkenen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.

 

De commissie stelt vast dat de heer [klager] op [dag] februari 2024  in de accommodatie van zorgaanbieder werd opgenomen op grond van een voortgezette crisismaatregel van gelijke datum. Dit in aansluiting op een crisisopname in de regio van Ggz Breburg. De heer [klager] is blijkens zijn dossier  gediagnosticeerd met psychotische decompensatie bij onderliggend schizofrenie en cannabis gebruik en cluster B en A persoonlijkheidskenmerken.

 

Voorafgaand aan de beoordeling van de klachten merkt de commissie op dat de bezwaren die de heer [klager] uit aangaande de gestelde diagnose, niet door de commissie beoordeeld kunnen worden. De commissie is slechts bevoegd te oordelen over de klachtgronden genoemd in artikel 10:3 Wvggz. De commissie wijst er echter op dat er verschillende psychiaters betrokken zijn geweest bij het stellen van de diagnose en zij tot een eenduidige conclusie zijn gekomen.

 

In  genoemde voortgezette crisismaatregel is door de rechtbank beoordeeld dat er sprake is van een situatie van ernstig nadeel, ten gevolge van een vermoeden van eerder genoemde  psychotische stoornis. Ook de zorgverantwoordelijke psychiater oordeelt blijkens zijn verslag dat er sprake is van een psychotische decompensatie. De vormen van verplichte zorg waarover de heer [klager] klaagt, zijn in de voortgezette crisismaatregel opgenomen als mogelijke vormen van zorg die noodzakelijk zijn om de crisissituatie af te wenden. Namelijk opnemen in de accommodatie en toediening medicatie.

 

Tot toepassing van de twee bestreden zorgvormen ( opneming en toediening medicatie)  heeft de zorgverantwoordelijke besloten op [dag] februari 2024.

Krachtens de Wvggz dient de zorgverantwoordelijke alvorens over te gaan tot toepassing van verplichte zorg te voldoen aan een aantal zorgvuldigheidseisen genoemd in artikel 8:9 van de Wvggz. Tevens dient het besluit van de zorgverantwoordelijke te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid.

 

Klacht 1 en 2

De Wvggz stelt in artikel 8:9 een aantal eisen waaraan een besluit tot toepassing van verplichte zorg moet voldoen om zorgvuldig en rechtmatig te zijn.

De zorgverantwoordelijke heeft zich voorafgaand op de hoogte gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en met hem overlegd over het voorgenomen besluit tot verplichte zorg, Blijkens de verslagen heeft de zorgverantwoordelijke bovendien tevens  overlegd met de wettelijke vertegenwoordiger.

Verder is de wilsbekwaamheid van klager ten aanzien van de noodzakelijke zorg beoordeeld, beargumenteerd en geregistreerd; hij is als wilsonbekwaam ter zake van de noodzakelijke zorg beoordeeld.

Het besluit is op schrift gesteld voorzien van de nodige motivering en de informatie aangaande het klachtrecht en recht op professionele ondersteuning.

Hiermee voldoet het bestreden besluit van [dag] februari 2024 aan de eisen die de wet stelt in artikel 8:9 Wvggz.

Toetsings op  deze criteria geeft aldus geen aanleiding tot gegrondverklaring van de klachten.

 

Klacht 1

Aangaande de eisen proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid als voorgeschreven in artikel 2:1 ten aanzien van de klacht over ( het voortduren van) de opname in de accommodatie van de Wvggz overweegt de commissie als volgt.

 

De commissie is van oordeel dat het besluit tot opneming in de accommodatie als verplichte zorg voldoet aan de eisen van doelmatigheid en subsidiariteit omdat  daarmee het aanwezig gevaar door monitoring en begeleiding kan worden afgewend hetgeen met ambulante zorg niet kon worden bereikt door gebrek aan medewerking en ziektebesef. Opname is proportioneel nu er sprake is ernstig nadeel door de psychotische decompensatie veroorzaakt. In het schriftelijk besluit omschreven als levensgevaar, ernstig letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van uzelf of een ander; bedreiging van de veiligheid van uzelf al dan niet doordat u onder invloed van een ander raakt; de situatie dat u met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.

In het schriftelijk besluit wordt tevens genoteerd dat de wettelijke vertegenwoordiger aangeeft dat klager niet in de realiteit is, er sprake is van verbale agressie en dreiging en dat hij zichzelf verwaarloost en psychisch lijden ondervindt. Deze vorm van verplichte zorg voldoet tevens aan de eisen van veiligheid gezien de klinische setting met zorgprofessionals

 

 

 

Klacht 2.

De heer [klager] klaagt over het besluit aangaande verplichte medicatie.

Primair stelt hij geen medicatie nodig te hebben.

De commissie is een andere mening toegedaan. De voorgeschreven behandeling met een antipsychoticum acht de commissie proportioneel gezien het ernstig nadeel dat veroorzaakt wordt door de psychotische decompensatie. In algemene zin is de commissie van oordeel dat het toedienen van antipsychoticum in overeenstemming is met de hierboven genoemde eisen uit artikel 2:1 Wvggz. Immers naar algemeen aanvaarde professionele standaarden is dat een effectief en noodzakelijk middel terwijl er gelijktijdig geen alternatieve (subsidiaire) behandeling is die eveneens effectief zou zijn.

De toediening van antipsychoticum voldoet tevens aan de eis van veiligheid nu de toediening steeds door professionele zorgverleners geschiedt en de effecten gevolgd worden.

 

De commissie acht dit onderdeel van klacht 2 ongegrond.

 

Subsidiair verklaart de heer [klager] ter zitting zijn recente instemming met toediening van depot Cisordinol als een keuze uit 2 kwaden en herhaalt zijn voorkeur voor een ander antipsychoticum, te weten Abilify.

Voor zover de klacht betreft het door de zorgverantwoordelijke gekozen antipsychoticum Cisordinol overweegt de commissie als volgt:

Uit het dossier blijkt dat de zorgverantwoordelijke expliciet verschillende middelen heeft overwogen en een bewuste keuze heeft gemaakt en toegelicht aan klager en zijn wettelijke vertegenwoordiger. De zorgverantwoordelijke is daarbij van oordeel dat Abilify onvoldoende bescherming zou bieden. Klager is het niet eens met dit oordeel.

De wet geeft aan de zorgverantwoordelijke de opdracht om bij de toepassing van verplichte zorg, de voorkeuren van de patiënt vast te leggen (artikel 2:1 onder 5) en te honoreren (artikel 2:1 onder 6). Dit lijdt uitzondering daar waar de patiënt niet in staat is tot een redelijke afweging van zijn belangen ter zake. De heer [klager] is als wilsonbekwaam beoordeeld en kan zich daarom niet ten volle beroepen op dit wettelijk recht. Rekening houden met de voorkeuren van de patiënt dient echter altijd een aandachtspunt te zijn en zo mogelijk gevolgd te worden.

Met zijn voorkeur voor depot Abilify geeft klager aan dat voortzetting van de behandeling ambulant op vrijwillige basis snel gerealiseerd kan worden. Vrijwillige behandeling heeft de voorkeur van de heer [klager] en geldt als uitgangspunt van de Wvggz (artikel 2:1 onder 2)

Tenslotte benadrukt de heer [klager] dat hij Abilify als minder bezwarend ervaart, zowel geestelijk als lichamelijk. Hiermee zegt klager dat het middel Cisordinol niet subsidiair is nu er een andere minder bezwarende mogelijkheid openstaat (artikel 2:1 onder 3)

Bovenstaande uitgangspunten van de Wvggz dienen leidend te zijn en brengen de commissie tot de conclusie dat de behandeling met Cisordinol als verplichte zorg mogelijk voorbarig is geweest temeer omdat  tijdens de behandeling met Abilify in juni 2023 slechts sprake is geweest van een kortdurend psychotische toestandsbeeld en er toen niet gekozen is voor een ander antipsychoticum. Waarmee voor de commissie onvoldoende  vaststaat dat de behandeling met Abilify waaraan de heer [klager] de voorkeur geeft niet effectief zou zijn.

 

Om die reden zal de commissie dit onderdeel van klacht 2 ( hierboven aangeduid met subsidiair ) gegrond verklaren.

 

Klacht 2 is aldus deels gegrond en deels ongegrond.

 

 

De schadevergoeding 

De heer [klager]  heeft in zijn klaagschrift en daarop gevolgde toelichting, verzocht om een schadevergoeding.

Nu de commissie een van zijn klachten deels gegrond verklaart, ziet zij aanleiding om daartoe over te gaan. De commissie acht een vergoeding van 75 euro redelijk en billijk vanwege het niet afdoende gemotiveerd afwijzen van een door klager aangedragen medicamenteuze zorg die wellicht voor hem minder bezwaarlijk zou zijn geweest.

 

De commissie heeft over deze categorie vergoedingen de zorgaanbieder eerder gehoord conform artikel 10.11 onder 3 Wvggz.

 

De beslissing

De klacht van de heer [klager] hierboven aangeduid met klacht 1 is ongegrond

De klacht van de heer [klager] hierboven aangeduid met klacht 2 deels gegrond en deels ongegrond.

 

Datum uitspraak         : Halsteren, 29 februari 2024