Uitspraak klachtencommissie Wvggz


Klacht van XXX

tegen

de heer XXX

Inleiding

De commissie heeft op 26 augustus 2024 een zitting gehouden, waarin werden gehoord:

  • XXX, (verder klager), bijgestaan door XXX (verder PVP)
  • XXX, psychiater en zorgverantwoordelijke (verder verweerder)

De externe klachtencommissie bestond uit:

  • XXX, vertegenwoordiger cliëntenperspectief;
  • XXX , psychiater;
  • XXX, voorzitter.

Als ambtelijk secretaris fungeerde XXX

Het verloop van de procedure

  • Klager heeft op 6 juni 2024 bij de klachtencommissie een klaagschrift met schorsingsverzoek ingediend alsmede een verzoek tot schadevergoeding, welk verzoek nader zal worden onderbouwd na de mogelijke gegrondverklaring van de klacht;
  • Het schorsingsverzoek is afgewezen;
  • De klacht betreft de beslissing tot verplichte medicatie door een psychiater van XXX. Hierop is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (verder Wvggz) van toepassing;
  • Klager was toen patiënt bij XXX en hij kan over die beslissing tot die vorm van verplichte zorg klagen -conform artikel 10:3 in combinatie met artikel 8:9 Wvggz- en hij is ontvankelijk in zijn klacht;
  • Verweerder is in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen;
  • Op 11 juni 2024 is een aanvulling op de klacht ontvangen;
  • Na het inplannen van een datum voor de hoorzitting is vanuit klager een verzoek tot uitstel van de hoorzitting in de klachtprocedure gekomen in verband met de aanvraag voor de Zorgmachtiging. Dat verzoek is door de voorzitter van de klachtencommissie gehonoreerd onder de toezegging van klager dat afstand zou worden gedaan van de wettelijke termijn van 14 dagen;
  • Op 27 juni 2024 heeft klager een nieuw verzoek tot uitstel gevraagd in verband met de inbeslagname van diens telefoon waarop bewijs zou staan. De uitkomst daarvan is dat klager de klacht zou intrekken met de afspraak dat er opnieuw een klacht kan worden ingediend zodra de telefoon terug zou zijn bij klager, doch uiterlijk tot 3 augustus 2024;
  • Op 2 augustus 2024 is de nieuwe klacht ingediend met wederom een verzoek tot schadevergoeding, welk verzoek nader zal worden onderbouwd na de mogelijke gegrondverklaring van de klacht;
  • Het verweerschrift is op 19 augustus 2024 ontvangen en op 21 augustus 2024 verstrekt aan klager;
  • De klacht is behandeld op 26 augustus 2024 waarbij klager, bijgestaan door de PvP, alsmede verweerder in persoon aanwezig waren;
  • Omdat de klacht beslissingen betreft die niet langer een gevolg hebben, bedraagt de beslissingstermijn van de commissie vier weken. De commissie heeft de beslissing op schrift gesteld op 29 augustus 2024, hetgeen binnen die vier weken

Vaststaande feiten

  1. Klager is op 21 mei 2024 naar de huisartsenpost in XXX gegaan met klachten. Aldaar voelde hij zich niet serieus genomen, waarna klager boos werd. De politie heeft klager op straat aangehouden en heeft klager met veel inspanning en gebruik van een stroomstootwapen overmeesterd. Hij is met de ambulance naar XXX overgebracht en hij heeft in de ambulance medicatie gekregen om hem te kalmeren. Daar aangekomen heeft psychiater XXX hem beoordeeld en bevonden dat er bij klager sprake was van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld hoogstwaarschijnlijk als gevolg van drugsgebruik. Vanwege het gevaar voor anderen door zijn fysiek agressief gedrag is een Crisismaatregel gevraagd en verkregen, ingaande op 21 mei 2024 om 20:08 uur.
    In die Crisismaatregel zijn alle vormen van verplichte zorg opgenomen die de wet biedt.
    Toen klager werd medegedeeld dat een Crisismaatregel was gegeven, werd hij zo agressief, dat de politie er weer bij moest komen. Hij werd steeds agressiever en hij beschadigde een deur en een raam van de ruimte waar hij zich bevond. Dezelfde psychiater heeft besloten tot het afgeven van een beslissing tot verplichte zorg ex artikel 8:9 Wvggz, met onder andere verplichte medicatie, opname en insluiting.
    Om 22:00 uur is klager naar de Extra Beveiligde Kamer (EBK) overgebracht en heeft daar medicatie gekregen.
  2. Tijdens het verblijf in de EBK was er aanvankelijk nog sprake van spanning, maar toen die verminderde mocht klager soms van de EBK af, waarna in de namiddag van de 23ste mei 2024 is besloten dat hij van de EBK af mocht en hij werd overgebracht naar de afdeling High Care (HC).
    Op 23 mei 2024 heeft de rechtbank besloten tot voortzetting van de Crisismaatregel met 3 weken tot 13 juni 2024. De rechtbank heeft weer alle vormen van verplichte zorg in de Crisismaatregel opgenomen, waarbij in afwijking van de door de burgemeester afgegeven Crisismaatregel is bepaald: “aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen – hieronder verstaan dat betrokken contact heeft met het FACT-team;”
  3. In de nacht van 28 op 29 mei 2024 is klager ontvlucht. Er is een melding uitgegaan naar de politie, die hem in de nacht van 29 op 30 mei 2024 terug heeft gebracht naar de afdeling High Intensive Care (HIC). Omdat er niet tot afspraken kon worden gekomen is hij overgebracht naar de EBK, waar hij meteen medicatie heeft gekregen. De volgende ochtend, dus op 30 mei 2024, mocht klager terug naar de afdeling.
  4. Op 3 juni 2024 is klager met verlof gegaan en moest hij om 22:00 terug zijn van verlof. Rond middernacht kwam hij terug en raakte in conflict met een medepatiënt. Klager heeft één en ander gefilmd met zijn telefoon. Hij heeft met een beker koffie naar die medepatiënt gegooid en klager heeft geprobeerd de kamer van de medepatiënt binnen te dringen. In de perceptie van het verplegend personeel ging daar zoveel dreiging van uit, dat er alarm is geslagen. Met behulp van de politie is klager overgebracht naar de EBK. De telefoon is ingenomen en deze is in de kluis van XXX gelegd. Vanuit XXX wordt namelijk niet geaccepteerd dat er personeel en patiënten op film worden vastgelegd. De bedoeling van klager was om daarmee aan te tonen dat hij niet de agressor was.
    Er zijn daarna diverse beslissingen ex artikel 8:9 en artikel 8:12 Wvggz genomen betreffende de inname van de telefoon.
    Klager is na de opname in de EBK getest op gebruik van drugs en de uitslag was (volgens de rapportages) dat er vermoedelijk cocaïne door klager is gebruikt tijdens zijn verlof, hetgeen door klager is ontkend.
    Naar aanleiding van dit nieuwe incident is klager aangemeld voor overplaatsing naar de forensische HIC (in XXX). Daar is hij op 12 juni 2024 heen gebracht.
  5. Op 26 juni 2024 heeft de zitting van de rechtbank plaatsgevonden met betrekking tot de gevorderde Zorgmachtiging. De rechtbank heeft die Zorgmachtiging niet verleend, waarna klager met ontslag is gegaan.
  6. De telefoon is nog niet teruggegeven.

De standpunten

  1. Het nieuwe klaagschrift van 2 augustus 2024 bevat de volgende klachten:
    Er is sprake van een onjuiste diagnose, die heeft geleid tot de verplichte opname;
    b. De verplichte medicatie op 21 mei 2024 in de EBK was onnodig, want hij had in de ambulance al medicatie gekregen;
    c. Klager heeft geen aanzeggingsbrief gekregen over die verplichte medicatie;
    d. De noodmedicatie in de nacht van 3 op 4 juni was onnodig, want klager had aangegeven dat hij zou meewerken en hij was niet agressief;
    e. De insluiting in de EBK van 21 mei tot en met 23 mei 2023 was onjuist:
    f. Van de insluitingen van 21 en 29 mei zijn geen aanzeggingsbrieven gegeven;
    g. In de nacht van 3 op 4 juni 2024 zijn de telefoon en tablet van klager ingenomen. Deze vorm van verplichte zorg stond niet in de Voortgezette Crisismaatregel en deze maatregel had XXX dus niet mogen opleggen. Ook was het toedienen van medicatie onterecht en niet nodig.
  2. In het verweerschrift is het volgende aangevoerd:
    ad a. De psychotische decompensatie blijkt uit de medische verklaring van psychiater XXX van 21 mei 2024 en van psychiater XXX van 6 juni 2024 ten behoeve van de aanvraag Zorgmachtiging. Ook wordt de juistheid van die diagnose bevestigd door de waarnemingen die in de rapportages zijn weergegeven;
    Ad b. De verplichte medicatie op 21 mei 2024 was nodig in verband met de agressie;
    Ad c. De beslissingen zijn uitgereikt aan klager;
    Ad d. Klager was agressief, dus de gedwongen medicatie was proportioneel;
    Ad e. De insluiting was nodig vanwege de agressie;
    Ad f. De beslissingen zijn aan klager uitgereikt:
    Ad g. De telefoon is niet in het kader van de Wvggz afgenomen, maar in het kader van strafrecht. Aanvankelijk is gedacht dat dit in het kader van de Wvggz moest, maar dat is later in overleg met het Openbaar Ministerie teruggedraaid. Er was namelijk aangifte gedaan van het zonder toestemming filmen op de afdeling. Ook hier was die medicatie toegediend vanwege de agressie.
  3. Tijdens de hoorzitting heeft klager volhard in zijn klacht en hij heeft aangegeven, dat het allemaal anders is gegaan dan door XXX wordt beweerd. De verplegers van XXX hebben onjuistheden in de rapportages opgenomen. Desgevraagd heeft hij ook verklaard, dat hij sommige dingen niet meer weet door medicatie die hij op die momenten kreeg. Als hij dan daarna wakker werd, wist hij niet wat er was gebeurd.
    Ook heeft verweerder op zijn tablet een kort filmpje getoond dat hij in de nacht van 3 op 4 juni 2024 heeft gemaakt, waarin is te zien dat hij op de afdeling aan zorgpersoneel vraagt om iets te doen aan de situatie die een medepatiënt heeft veroorzaakt.
  4. De PvP heeft de klacht nader toegelicht, waarbij stil is gestaan bij het volgende:
    – volgens de rapportage is op 7 juni 2024 een beslissing ex artikel 8:9 Wvggz uitgereikt voor het innemen van de telefoon en de tablet, maar deze vorm van verplichte zorg was niet voorzien in de Voortgezette Crisismaatregel. Daarna zijn nog formulieren ex artikelen 8:12 en 8:13 Wvggz opgemaakt, maar dan had daar een aanvraag op moeten volgen om de Voortgezette Crisismaatregel aan te passen, hetgeen niet is gebeurd. De tablet is vervolgens veel te laat (pas op 10 juni 2024) teruggegeven omdat klager al op 7 juni 2024 kenbaar had gemaakt dat de filmbeelden van de telefoon niet via de cloud op zijn tablet zijn te bekijken;
    – de beslissing ex artikel 8:9 Wvggz van 21 mei 2024 is slechts minimaal en standaard gemotiveerd. En er is geen aanzeggingsbrief aan klager uitgereikt voor de extra gegeven medicatie bij opname;
    – voor de noodmedicatie op 4 juni 2024 heeft klager geen brief uitgereikt gekregen;
    – de opname in de EBK vanaf 4 juni 2024 heeft veel te lang geduurd.
  5. Verweerder heeft tijdens de zitting verklaard dat hij klager al langer kent en dat de verhoudingen met hem goed zijn. Bij deze opname is het anders gelopen. Klager is een aantal keren flink agressief geworden, waardoor een onveilige situatie is ontstaan. Dat heeft geleid tot een situatie waar XXX niet voor was toegerust. Dit was zowel voor klager als voor medepatiënten maar ook voor de zorgverleners traumatiserend. Daarom is klager ook overgeplaatst. In de tussentijd moest hij in de EBK verblijven. Tussentijds is dit ook getoetst door een onafhankelijk psychiater.
    De telefoon is ingenomen omdat niet kon worden toegestaan dat personeel en medepatiënten worden gefilmd. Dit is ook in strijd met de huisregels. Er is vervolgens een aantal beslissingen over opgemaakt en uitgereikt en uiteindelijk is de telefoon achtergehouden in overleg met het Openbaar Ministerie en de politie om als bewijs te kunnen dienen in de mogelijke strafzaak waar inmiddels aangifte voor is gedaan. De aangifte heeft even op zich laten wachten, omdat noch patiënten, noch verplegers aangifte wilden doen. Er is toen door XXX aangifte gedaan. Het strafrechtelijk beslag was pas mogelijk nadat aangifte was gedaan.

Overwegingen van de commissie

  1. Volgens klager is het anders gegaan dan in het dossier van XXX is opgenomen. Volgens klager wordt er door een aantal zorgverleners gelogen.
    Het uitgangspunt in een klachtenprocedure is, dat klager zijn klacht bewijst of minimaal aannemelijk maakt. De klachtencommissie onderkent, dat klagers in het algemeen in een moeilijke positie zitten, omdat zij in een moeilijke fase van het leven zitten en met problemen kampen. En in dit geval is het bijvoorbeeld zo, dat klager door gegeven medicatie soms niet heeft meegekregen wat er was gebeurd. Ook is vastgesteld op verschillende momenten en door verschillende personen dat er sprake is van drugsgebruik door klager. Dit kan ook van invloed zijn op gedrag én geheugen.
    De klachtencommissie moet dan gaan reconstrueren wat er is gebeurd en dat doet de commissie op basis van wat er door partijen wordt verklaard, maar ook en vooral door kritisch het dossier te lezen. Er is door klager beweerd, dat er bewust onjuistheden in het dossier zijn opgenomen, maar dat heeft klager niet aannemelijk gemaakt. Klager heeft eigenlijk alleen maar gezegd dat het allemaal niet klopt. Daarom blijft het dossier leidend. Daarbij wordt in ogenschouw genomen, dat het dossier een product is van veel betrokken personen. Bovendien wordt rapportage per dienst opgemaakt. Dan zijn de herinneringen nog helder en is de kans op vergissingen klein.
  2. Bij de opname is er een diagnose gemaakt, die later door een andere psychiater is bevestigd. En -zoals door verweerder is gesteld- bleek de juistheid van die diagnose ook uit hetgeen er is gerapporteerd. In het klaagschrift is niet toegelicht waarom die diagnose onjuist zou zijn en ook tijdens de hoorzitting is die toelichting niet gegeven. Het wordt er dan ook voor gehouden dat die diagnose juist was. De klacht daarover is dus niet gegrond.
  3. In het dossier zijn diverse beslissingen ex artikel 8:9 Wvggz teruggevonden.
    In die van 21 mei 2024 is opgenomen: “toedienen medicatie, bij acute agitatie en verwardheid indien andere manieren om de situatie niet mogelijk zijn. Dit doen we zolang en zo kort mogelijk.” Deze beslissing is de basis voor de gegeven medicatie. Ook voor de medicatie die nodig was in de EBK op 21 mei 2024. Dat die beslissing volgens de PvP slechts minimaal en vooral standaard was gemotiveerd, doet niet af aan de volledigheid en juistheid daarvan.
    Uit de rapportage blijkt dat die beslissing is uitgereikt. Dit leidt ertoe, dat de klacht op dat onderdeel ongegrond is.
  4. Ook blijkt uit de rapportages dat er op goede gronden op 29 mei 2024 is overgegaan tot insluiting. En geven van medicatie. Dat is gebaseerd op de eerder genoemde beslissing 8:9 Wvggz.
  5. In de nacht van 3 op 4 juni 2024 is klager weer naar de EBK gemoeten en heeft hij medicatie gekregen. Hierover is een beslissing 8:9 Wvggz opgemaakt door psychiater XXX. Erin staat ook dat deze beslissing is uitgereikt en ook is dat vermeld in de rapportage van 4 juni 2024. De medicatie was ook ditmaal weer nodig vanwege de agressie. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
  6. In die nacht van 3 op 4 juni 2024 heeft klager met zijn telefoon gefilmd. Tijdens de zitting is een stukje film van enkele seconden getoond, waarop is te zien en te horen, dat klager redelijk rustig vragen stelt aan het zorgpersoneel en er is te zien dat het zorgpersoneel niet in paniek is door de actie van klager. Echter, in de rapportage is redelijk gedetailleerd te lezen wat er na het filmen nog allemaal is gebeurd. Er staat dat enkele minuten later er door een medepatiënt hard wordt gegild, dat klager met koffie gooit en de kamer van de medepatiënt wil binnendringen. Klager zou dan briesen. Volgens de rapportage was de dreiging toen groot en de situatie zo onveilig dat de politie is gebeld. Deze situatie moet worden gezien in het licht van wat er eerder is gebeurd, namelijk eerdere dreiging en agressie. En als klager zich verzet, blijkt hij ook nog eens heel erg sterk te zijn. Die dreiging en agressie was zowel bij de opname, maar eigenlijk -met tussenpozen- gedurende het gehele verblijf. Ook dat is weer terug te lezen in de rapportages. Omdat die rapportages gedetailleerd zijn en door verschillende personen zijn gemaakt, wordt daar geloof aan gehecht. En voor de geloofwaardigheid is het ook van belang dat in die rapportages ook regelmatig terugkomt, dat klager soms juist vriendelijk is. De klachtencommissie wil wel aannemen dat klager niets kwaads in de zin heeft en had, maar deze opname -dus vanaf 21 mei 2024- was niet voor niets. Er was echt wel wat aan de hand met klager en het lijkt er op dat -ofschoon klager het heeft ontkend-  drugsgebruik hierop van invloed is geweest. Zowel door politie als door XXX zijn namelijk drugstests uitgevoerd die dat aantonen.
  7. Vanwege de onveilige situatie heeft klager lang in de EBK moeten verblijven. Een plaats in een forensische HIC is er niet in XXX, dus moest die elders worden gevonden, waar meteen actie op werd ondernomen door XXX. Daar gaat tijd mee heen. Er heeft een tussentijdse toets plaats gevonden door een onafhankelijk psychiater die de noodzaak tot verblijf in de EBK heeft onderschreven. De klachtencommissie stelt vast, dat er geen alternatief was. Terug naar de afdeling kon niet, want dat zou onveilig zijn voor medepatiënten en voor personeel. Met ontslag sturen kon ook niet. Het enige wat overbleef was dus de insluiting in de EBK en een spoedige overplaatsing. Dat dat voor klager verre van ideaal was, mag duidelijk zijn. Te meer omdat zijn telefoon en zijn tablet waren ingenomen, waardoor er een strijd tussen klager en het zorgpersoneel ontstond over de rechtmatigheid daarvan. Maar ook omdat er dan een mogelijkheid tot tijdverdrijf werd ontnomen. Tegelijkertijd is XXX klager tegemoet gekomen door hem een andere telefoon ter beschikking te stellen.
    De klacht over het te lange verblijf in de EBK wordt ongegrond geacht.
  8. Je hoort een ander niet te filmen als daar geen toestemming voor wordt gegeven. En zeker niet in een psychiatrische inrichting. Dat is ook in strijd met de privacy en met de huisregels van XXX die respect voor elkaar voorschrijven.
    Het is dus ook begrijpelijk dat er vanuit het zorgpersoneel bezwaren waren tegen dat filmen en dat er -nadat er gefilmd was- werd geprobeerd om te voorkomen dat die beelden zouden worden verspreid waarvoor het nodig was dat die beelden zo snel mogelijk zouden worden gewist. Vervolgens is het ook begrijpelijk dat zowel de telefoon als de tablet werden ingenomen.
    Blijkens het dossier is er dan enorme onduidelijkheid hoe dit juridisch moest worden opgelost, omdat klager er niet aan mee wenste te werken dat de beelden zouden worden gewist. Eerst is er op 6 juni 2024 een beslissing ex artikel 8:9 Wvggz genomen over de inname van die telefoon en tablet, waarna echter werd ingezien dat de inname van de telefoon en de tablet niet vielen onder de mogelijkheden van de verplichte zorg zoals die in de Voortgezette Crisismaatregel waren opgesomd. Vervolgens is er voor gekozen om dit op te lossen met een -nogal late- beslissing op 17 juni 2024 ex artikel 8:12 Wvggz omdat er sprake was van een noodsituatie waarvoor tijdelijk verplichte zorg noodzakelijk was. Daarvoor is dan weer wel nodig dat die wordt opgevolgd door een aanvraag tot wijziging van de Voortgezette Crisismaatregel waarin die specifieke verplichte zorg dan zou moeten worden opgenomen. En die aanvraag is er nooit gekomen. Ondertussen -blijkens de rapportage in elk geval al vanaf11 juni 2024- was er de discussie met politie en Openbaar Ministerie of er aangifte kon worden gedaan van dat filmen en of de telefoon dan daarvoor ingenomen kon blijven. Ook is in de rapportage opgenomen, dat het standpunt van XXX is, dat de beelden niet mogen worden gewist zonder toestemming van klager.
  9. XXX had de telefoon en de tablet alleen ingenomen om te voorkomen dat de beelden mogelijk verspreid en gedeeld zouden worden. Dat is een te rechtvaardigen belang. Klager heeft zijn tablet op 11 juni 2024 terug gekregen, nadat hij zorgmedewerkers van XXX ervan had kunnen overtuigen, dat hij de op de telefoon gemaakte beelden niet via een of andere koppeling via de de cloud op zijn tablet kon krijgen. Desalniettemin heeft de commissie ter zitting kunnen constateren, dat het klager uiteindelijk wel is gelukt om die beelden op zijn tablet te krijgen, ofschoon hij niet over zijn telefoon kon beschikken.Natuurlijk heeft klager steeds aangegeven dat hij die beelden wilde gebruiken voor bewijs van zijn onschuld. Dat lijkt een te rechtvaardigen belang. Daarbij wordt door de commissie gelijk de kanttekening gemaakt, dat het filmpje slechts een deel van het verhaal laat zien waardoor het belang van het getoonde filmpje wel heel erg beperkt is.Anderzijds geeft het bovenstaande ook aan, dat soms vergaande maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat beelden worden verspreid.
  10. Duidelijk is, dat door XXX ten onrechte de weg is bewandeld van het geven van een beslissing ex artikel 8:9 Wvggz (op 6 juni 2024), omdat de Voortgezette Crisismaatregel daarin niet voorzag.Ook is duidelijk dat XXX de weg van het aanpassen van de Voortgezette Crisismaatregel niet heeft doorgezet. Daarmee was ook de beslissing ex artikel 8:12 Wvggz van 17 juni 2024 niet rechtsgeldig. Op dit moment rust er kennelijk strafrechtelijk beslag op de telefoon in verband met de aangifte en de mogelijke strafzaak. XXX heeft dus enige tijd de telefoon (en de tablet) van klager ingenomen zonder daarvoor de juiste titel te gebruiken, ofschoon XXX er wel de mogelijkheid voor had. Dan had inderdaad de (omslachtige) weg van het aanpassen van de Voortgezette Crisismaatregel moet worden bewandeld, waar dan ook overleg met de officier van justitie voor nodig was, terwijl diezelfde officier van justitie het advies gaf de telefoon (en tablet) achter te houden voor de strafzaak en ook om druk op klager te zetten om akkoord te gaan met het wissen van beelden. Kortom, XXX heeft niet de juiste procedure gevolgd voor het innemen van telefoon en tablet. De klacht is dan ook gegrond.
  11. Klager heeft ook gevraagd om een passende schadevergoeding bij een gegrondverklaring van de klacht.
    Uit het bovenstaande volgt, dat XXX een procedurele fout heeft begaan. Maar ook is gebleken, dat klager dat filmpje niet had mogen maken of in elk geval eraan had moeten meewerken om die beelden te wissen. De vraag is of er dan nog wel ruimte is voor een schadevergoeding. Er is echter ook verzocht door klager om de schadevergoeding te onderbouwen. Daarom zal er worden beslist om klager die gelegenheid te geven. De procedure daarvoor is, dat klager binnen twee weken na deze uitspraak die toelichting schriftelijk of per mail aan de klachtencommissie kan geven. Vervolgens zal aan de Raad van Bestuur van XXX worden gevraagd om een reactie binnen vier weken. Mocht daar aanleiding voor zijn, dan kan er een tweede schriftelijke ronde met steeds termijnen van twee weken volgen voor het uitwisselen van standpunten, waarna de klachtencommissie op basis van die stukken een beslissing zal geven.

Beslissing

De klachtencommissie

verklaart de klacht voor het klachtonderdeel van het innemen van telefoon en tablet op 4 juni 2024 gegrond en voor de overige klachtonderdelen ongegrond; en

beslist dat middels de in overweging 10 beschreven procedure aan klager de gelegenheid wordt gegeven om de door hem geleden schade ten gevolge van het gegronde klachtonderdeel te onderbouwen.

Aldus besloten en op schrift gesteld op 29 augustus 2024.

 

 

Namens de klachtencommissie,