Beslissing op de klachten van [betrokkene]
1. Inleiding
Op 13 januari 2022 heeft het secretariaat van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene]. De klachten van [betrokkene] zijn gericht tegen de beslissing van mevrouw […], psychiater, inhoudende het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. Daarnaast klaagt [betrokkene] over de beperking van toegang tot somatische zorg (tandarts).
Met uitzondering van laatstgenoemde klacht, zijn de door [betrokkene] ingediende klachten
klachten als bedoeld in artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De klacht
over de beperking van toegang tot somatische zorg valt onder het toepassingsbereik van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
2. De procedure van de klachtencommissie
Het klaagschrift van [betrokkene] is op 13 januari 2022 door het secretariaat van de klachtencommissie ontvangen. Vervolgens zijn mevrouw […] en mevrouw […] van de klachten in kennis gesteld en gevraagd om een reactie. Op 24 januari 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie hun schriftelijke reactie op de klachten ontvangen, welke zij ter kennisgeving naar [betrokkene] heeft gestuurd. De hoorzitting ter behandeling van de klachten was gepland op 26 januari 2022. Vanwege besmetting met COVID-19 moest [betrokkene] in quarantaine, waardoor de zitting geen doorgang heeft kunnen vinden. De hoorzitting is daarom verplaatst naar 9 februari 2022.
[betrokkene] heeft er in toegestemd dat de klachtencommissie, indien en voor zover dat voor de behandeling van de klacht noodzakelijk is, haar medisch dossier in zou zien.
Wegens de door het kabinet afgekondigde landelijke maatregelen met betrekking tot het coronavirus heeft de hoorzitting van de klachtencommissie op 9 februari 2022 plaatsgevonden met gebruikmaking van telefonisch horen met videoverbinding.
De zittingscommissie bestond uit:
[…], voorzitter,
[…] psychiater, en
[…], algemeen lid.
Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw […], secretaris.
Bij de telehoorzitting zijn [betrokkene] en mevrouw […], psychiater, verschenen. [betrokkene] werd ter zitting ondersteund door mevrouw […], patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). […], vicevoorzitter van de klachtencommissie, was als toehoorder aanwezig.
3. Klacht op hoofdlijnen
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. Hierbij heeft zij aangegeven dat zij momenteel maar twee keer per dag mag bellen, terwijl zij graag onbeperkt wil bellen met haar sociale contacten. Daarnaast is haar de toegang tot het internet ontzegd, omdat haar behandelaren bang zijn dat zij gaat shoppen. [betrokkene] wil alleen maar haar mail kunnen lezen en is van mening dat de verpleging zich niet moet bemoeien met haar financiën, omdat zij een bewindvoerder heeft die haar zaken regelt. Ter zitting heeft ze aangegeven dat ze haar telefoon in eigen beheer wil hebben en dat ze in alle vrijheid wil kunnen telefoneren en internetten.
[betrokkene] heeft eveneens een klacht ingediend over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid. Momenteel mag zij niet naar buiten zonder begeleiding en zit zij veel binnen. Hierdoor wordt zij dik, aldus [betrokkene]. Ter zitting heeft ze aangegeven dat ze de mogelijkheid wil hebben om zichzelf vrij te bewegen zonder begeleiding. Als ze vrij zou zijn, zou ze gelukkig zijn en dan zouden alle kinderen zich gelukkig voelen.
Voorts heeft [betrokkene] een klacht ingediend over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie. Ter zitting heeft ze te kennen gegeven dat de opname in het begin beter was dan het thuis zijn. Omdat ze inmiddels al geruime tijd opgenomen is, is het de wens van [betrokkene] om met ontslag te gaan. Ze wil naar huis om daar te zijn met haar kinderen. Ze heeft veel liefde nodig en een luisterend oor.
[betrokkene] heeft ter zitting naar voren gebracht dat ze gelovig is en dat ze probeert te vechten voor duizend jaar vrede op aarde. Als het met haar goed gaat, dan gaat het met de wereld ook goed. Ze is naar eigen zeggen al 14 jaar in de ban van de GGZ en wil daar graag vanaf.
Tot slot heeft [betrokkene] een klacht ingediend over de beperking van de toegang tot somatische zorg, de tandarts. Naar eigen zeggen kan [betrokkene] geen bezoek brengen aan de tandarts, terwijl zij dit wel graag zou willen.
Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt [betrokkene] haar een billijke schadevergoeding toe te kennen.
4. Verweer op hoofdlijnen
In de schriftelijke reactie op de klachten heeft mevrouw […], psychiater, aangegeven dat er verschillende redenen waren om te besluiten tot beperking van de bewegingsvrijheid van [betrokkene]. Zo is [betrokkene] niet geneigd om betrouwbare afspraken te maken en vertoont zij ontwrichtend gedrag. Mevrouw […] heeft daarbij uiteengezet dat het ontwrichtende gedrag bestaat uit een dysfore en afwerende houding, het niet kunnen houden aan sociale grenzen, het binnenlopen in kamers van medepatiënten, het onverwacht aanspreken van mensen en het dreigend overkomen. Ter zitting heeft mevrouw […] daarop aangevuld dat [betrokkene] hierdoor mogelijk agressie van anderen oproept, omdat ze vragen kan stellen aan mensen die niet te begrijpen zijn en daarbij kan zeggen dat iemand gemeen is of baby’s opeet. Daarnaast is er een hoog risico op het onttrekken aan de zorg en op het veroorzaken van overlast buiten de kliniek, zeker gezien haar gedrag binnen de kliniek. Mevrouw […] noemt daarbij het voorbeeld van 2 december 2021, toen [betrokkene] naar de afdeling Klinisch Herstel werd overgeplaatst. Diezelfde dag verliet ze de ruimte zonder toestemming. Door middel van de zorgmachtiging moest zij vervolgens terug naar de gesloten kliniek gebracht worden. Ook bestaat volgens mevrouw […] het risico op fysieke agressie.
Met betrekking tot het gewicht en het somatische toestandsbeeld van [betrokkene] heeft mevrouw […] aangegeven dat hier noodzakelijke medische aandacht aan wordt besteed.
In de schriftelijke reactie op de klachten heeft mevrouw […] naar voren gebracht dat [betrokkene] beperkt is in het gebruik van communicatiemiddelen omdat zij onwerkelijke overtuigingen over haar bezigheden heeft. Zo zegt [betrokkene] dat zij bij de recherche werkt en moet werken. Daarnaast belt [betrokkene] overmatig naar hulpdiensten en maakt zij valse meldingen bij de politie, bijvoorbeeld dat zij wordt mishandeld door de verpleging. Ook doet ze dure aankopen zonder overleg met haar bewindvoerder en belt ze haar bewindvoerder meerdere keren per dag met verschillende mobiele telefoons. Dit wordt als storend ervaren. De behandelaren hebben meermaals gepoogd om afspraken te maken met [betrokkene] rondom de tijdstippen en de duur van het bellen/internetten. Daaruit is gebleken dat zij zich niet aan deze afspraken houdt, wat heeft geresulteerd in het doorzetten van de gemaakte beperkingen. Ter zitting heeft mevrouw […] aangegeven dat [betrokkene] momenteel drie keer per dag een moment krijgt om te telefoneren of om van de computer gebruik te maken. Het telefoneren en het internetten vindt plaats onder toezicht van de verpleging.
Mevrouw […] is van mening dat opname op een gesloten afdeling nodig is voor [betrokkene] omdat ze sinds meerdere jaren bekend is met een psychotische stoornis waardoor haar zelfredzaamheid is afgenomen. [betrokkene] laat nauwelijks verbetering in haar toestandsbeeld zien. Ze is in de loop van de jaren in verschillende klinieken binnen GGZ Rivierduinen opgenomen. Op 1 augustus 2021 is getracht om [betrokkene] met ontslag naar huis te laten gaan. Thuis ging het volgens mevrouw […] niet goed vanwege het weigeren van medicatie, het niet goed voor zichzelf zorgen en de uitputting van het steunsysteem. Daarom is [betrokkene] op 22 september 2021 opgenomen op de High en Intensive Care (HIC) te Leidschendam. Ter zitting heeft mevrouw […] aangegeven dat [betrokkene] aan het begin van de opname geen ontslagwens heeft geuit en zich niet heeft verzet tegen de opname. Dat is de reden dat het in beginsel om een vrijwillige opname ging.
Ten aanzien van de vraag over de wilsbekwaamheid heeft mevrouw […] te kennen gegeven dat het per periode wisselde of [betrokkene] snapte wat de uitleg omtrent de zorg betekende. Op sommige momenten leek het of [betrokkene] de situatie begreep en tijdens bepaalde gesprekken moest mevrouw […] concluderen dat [betrokkene] wilsonbekwaam ter zake was.
Mevrouw […] heeft tot slot medegedeeld dat [betrokkene] niet beperkt is in de toegang tot de tandarts. Er kan in overleg een afspraak bij een tandarts gemaakt worden waar [betrokkene] onder begeleiding van iemand van GGZ Rivierduinen naartoe kan gaan.
5. Bevindingen en beslissing
Met inachtneming van
– de klachten van [betrokkene],
– de schriftelijke reactie op de klachten,
– de inhoud van het medisch dossier voor zover dit voor de behandeling van de klacht noodzakelijk was en
– hetgeen ter zitting door en namens [betrokkene] en mevrouw […] naar voren is gebracht,
heeft de klachtencommissie het volgende overwogen.
De klachtencommissie stelt vast dat [betrokkene] van 15 mei 2018 tot en met 29 juli 2021 opgenomen is geweest in verschillende klinieken van GGZ Rivierduinen. De rechter heeft op 17 december 2020 een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een jaar. In de zorgmachtiging zijn onder andere als verplichte zorgvormen opgenomen: opname in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Beperking van de bewegingsvrijheid is niet in deze zorgmachtiging opgenomen. Op 29 juli 2021 is [betrokkene] ontslagen uit de kliniek Klinisch Herstel te Oegstgeest. Op 22 september 2021 is [betrokkene] opgenomen op de High en Intensive Care te Leidschendam. Er is die dag geen besluit genomen tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid, omdat de behandelaren begrepen dat [betrokkene] zich vrijwillig liet opnemen op een gesloten afdeling. Mevrouw […] heeft op 23 september 2021 wel besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie. Op 19 oktober 2021 heeft mevrouw […] op grond van artikel 8:12 Wvggz besloten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in de vorm van beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. Omdat [betrokkene] op 27 oktober 2021 aangaf niet te willen worden opgenomen op een gesloten afdeling, heeft mevrouw […] besloten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid. Diezelfde dag heeft zij een verzoek gedaan tot wijziging van de zorgmachtiging. Zij heeft daarbij verzocht tot het toevoegen van beperking van de bewegingsvrijheid als verplichte zorgvorm in de zorgmachtiging. De rechter heeft op 4 november 2021 een nieuwe zorgmachtiging afgegeven, wederom voor de duur van een jaar. In deze zorgmachtiging zijn onder andere als verplichte zorgvormen opgenomen: opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Op 11 november 2021 heeft mevrouw […] besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie, opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. Op 2 december 2021 is [betrokkene] overgeplaatst naar de open afdeling Klinisch Herstel te Oegstgeest. Omdat zij op 4 december
2021 was weggelopen van de afdeling is zij op diezelfde dag weer terug overgeplaatst naar de High en Intensive Care te Leidschendam. De heer […] heeft dan ook op 4 december 2021 besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid. Op 19 januari 2022 is [betrokkene] overgeplaatst naar de Kliniek Intensieve Zorg te Oegstgeest.
Op 13 januari 2022 heeft de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene]. [betrokkene] klaagt over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. Voorts klaagt mevrouw over de beperking van toegang tot somatische zorg (tandarts). De klachtencommissie heeft ter zitting vastgesteld dat de klachten van [betrokkene] zien op de periode dat zij opgenomen was op de High en Intensive Care te Leidschendam.
Het verlenen van verplichte zorg
De klachtencommissie heeft te beoordelen of door de behandelaren rechtmatig kon worden besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en beperking van het gebruik van communicatiemiddelen en of de uitvoering van die beslissing ook nu nog gelegitimeerd is.
Zij overweegt daartoe dat artikel 2:1 Wvggz voorschrijft dat de patiënt voldoende mogelijkheden dient te worden geboden voor zorg op basis van vrijwilligheid en dat verplichte zorg alleen als uiterste middel kan worden overwogen indien er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg meer zijn, ofwel omdat de vorm(en) van vrijwillige zorg onvoldoende effectief is/zijn gebleken ofwel omdat de patiënt blijk geeft van verzet tegen de voorgestelde vorm(en) van vrijwillige zorg.
Indien de mogelijkheden voor vrijwillige zorg volledig zijn uitgeput en het gedrag van de patiënt als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, Wvggz, stelt de Wvggz in artikel 3:3 dat verplichte zorg als uiterste middel kan worden verleend wanneer de rechtsbeginselen van subsidiariteit, proportionaliteit, doelmatigheid en veiligheid in acht zijn genomen. De voorgestelde vorm(en) van verplichte zorg mag/mogen pas worden verleend wanneer er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. De verplichte zorg moet in verhouding staan tot het in artikel 3:4 Wvggz omschreven doel waarvoor het wordt verleend en het moet redelijkerwijs te verwachten zijn dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. De verplichte zorg mag alleen worden verleend wanneer de veiligheid niet in het geding is.
Door de behandelaren is aangevoerd dat er sprake is van een psychotische stoornis met een psychotisch toestandsbeeld. De klachtencommissie vindt bevestiging voor de aanwezigheid van een psychotische stoornis in de afgifte van de zorgmachtiging, in de medische verklaring in het kader van de aanvraag van de zorgmachtiging, in de observaties van de behandelaren tijdens opname en in de presentatie ter zitting.
De klachtencommissie heeft op grond van de haar ter beschikking staande gegevens en informatie geen aanleiding om gerede twijfel te hebben bij de weergave van de behandelaar. Zij volgt daarom de zienswijze van de behandelaar dat het gedrag van [betrokkene] als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel (als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, Wvggz), gelegen in het aanzienlijke risico op ernstige nadelige gevolgen voor de (gezondheids-)toestand van [betrokkene] en van anderen. Voor de opname zorgde zij niet goed voor zichzelf en raakte haar steunsysteem door haar gedrag zwaar overbelast. Het risico bestaat dat zij door haar gedrag en door haar verbale uitingen agressie van anderen oproept. Uit het medisch dossier en uit de schriftelijke reactie van de psychiater blijkt dat [betrokkene] online goederen aanschafte zonder overleg met haar bewindvoerder, dat zij overmatig de hulpdiensten belde en valse meldingen deed bij de politie. Voorts vertoonde zij afdelingsontwrichtend gedrag door het onverwacht aanspreken van anderen, het schelden tegen medepatiënten en verpleegkundigen en door het dreigend en agressief uiten jegens anderen. Daarnaast bestaat er een risico op fysieke agressie. In het verleden hebben zich incidenten van geweld en brandstichting voorgedaan.
De klachtencommissie stelt vast dat de behandelaren hebben besloten tot het verlenen van de verplichte zorgvormen met als doel het afwenden van ernstig nadeel voortvloeiend uit het psychiatrisch ziektebeeld van [betrokkene] en het stabiliseren van haar lichamelijke en geestelijke gezondheid teneinde sociaal-maatschappelijk en psychiatrisch functioneren te behouden en verbeteren, welke doelen zijn omschreven in artikel 3:4 Wvggz.
De klachtencommissie acht voldoende aannemelijk dat er geen mogelijkheden zijn voor het verlenen van
zorg op basis van vrijwilligheid. [betrokkene] is van mening enkel liefde en een luisterend oor nodig te hebben. Naar het oordeel van de klachtencommissie is [betrokkene] als gevolg van de omstandigheid dat het haar ontbreekt aan ziektebesef en -inzicht onvoldoende gemotiveerd tot behandeling van haar psychische stoornis en is er onvoldoende basis om erop te vertrouwen dat zij passende vormen van zorg op basis van vrijwilligheid zou accepteren.
Opname in een accommodatie
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie. [betrokkene] is vanaf 22 september 2021 tot en met 2 december 2021 opgenomen op de High en Intensive Care te Leidschendam. Van 2 tot en met 4 december 2021 heeft zij verbleven op de open afdeling Klinisch Herstel te Oegstgeest. Op 4 december 2021 is zij weer terug overgeplaatst naar de High en Intensive Care te Leidschendam. Op 19 januari 2022 is [betrokkene] overgeplaatst naar de Kliniek Intensieve Zorg te Oegstgeest, alwaar zij sindsdien verblijft.
Naar het oordeel van de klachtencommissie zijn er geen mogelijkheden om het ernstig nadeel ambulant af te wenden en zijn er derhalve geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en op hetgeen in het medisch dossier van [betrokkene] is vermeld, kan naar het oordeel van de klachtencommissie redelijkerwijs worden aangenomen dat [betrokkene] onvoldoende gemotiveerd is voor vrijwillige opname. De klachtencommissie stelt vast dat er een aanzienlijk risico bestaat dat [betrokkene] zich in een ambulante situatie zal onttrekken aan de zorg en het ernstig nadeel veroorzakend gedrag zich opnieuw zal manifesteren.
De klachtencommissie deelt het oordeel dat de beslissing tot opname in een accommodatie, gelet op de aard en ernst van het ernstig nadeel, noodzakelijk en geschikt is om het ernstig nadeel af te wenden. De klachtencommissie is van mening dat het ernstig nadeel dat [betrokkene] als gevolg van haar psychische stoornis lijdt, dermate ernstig is dat de behandelaar gerechtvaardigd heeft kunnen besluiten tot opname in een accommodatie.
Naar het oordeel van de klachtencommissie is de beslissing tot opname in een accommodatie ook nu nog noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden. Het toestandsbeeld van [betrokkene] is naar haar mening nog onvoldoende gestabiliseerd en het ernstig nadeel voortvloeiend uit de psychische stoornis is (daarmee) nog onvoldoende geweken om [betrokkene] de accommodatie te kunnen laten verlaten en haar weer in de maatschappij te kunnen laten functioneren. De verwachting is reëel dat, als [betrokkene] de accommodatie mag verlaten, zij haar medicatie niet zal innemen en dat zij zich zal onttrekken aan adequate, noodzakelijke zorg. Het ernstig nadeel veroorzakend gedrag zal zich dan, als gevolg van de omstandigheid dat de psychotische klachten nog aanwezig zijn, weer manifesteren.
De klachtencommissie concludeert dat de opname voor de periode van 22 september 2021 tot en met 27 oktober 2021 vrijwillig heeft plaatsgevonden. Op basis van het medisch dossier en van de weergave ter zitting stelt de klachtencommissie vast dat klaagster zich in deze periode niet heeft verzet tegen de opname en geen ontslagwens heeft geuit. Voorts was de mentor van [betrokkene] akkoord met de opname op de gesloten afdeling. De klachtencommissie verklaart de klacht over opname in een accommodatie voor de periode van 22 september 2021 tot en met 27 oktober 2021 dan ook als ongegrond.
Omdat klaagster zich op 27 oktober 2021 verzette tegen de opname op een gesloten afdeling, beoordeelt de klachtencommissie de opname vanaf die datum als een verplichte opname. De klachtencommissie stelt op grond van het medisch dossier vast dat op 27 oktober 2021 is nagelaten een besluit tot opname in een accommodatie op grond van artikel 8:9 Wvggz te nemen. Dit is een formeel gebrek.
De klachtencommissie concludeert dat de verplichte opname vanaf 27 oktober 2021 tot aan de hoorzitting van de klachtencommissie inhoudelijk gezien gerechtvaardigd is, waarmee de klacht hierover materieel ongegrond is. Desalniettemin ontbrak een besluit tot verplichte opname op grond van artikel 8:9 Wvggz van 27 oktober 2021 tot en met 11 november 2021. Vanwege dit formele gebrek beoordeelt de klachtencommissie de klacht over opname in een accommodatie voor de periode van 27 oktober 2021 tot en met 11 november 2021 als deels gegrond.
Op 11 november 2021 is het besluit tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie alsnog genomen. De klachtencommissie gaat ervan uit dat [betrokkene] hierover op diezelfde dag is geïnformeerd. Na het tweedaagse verblijf op de open afdeling Klinisch Herstel te Oegstgeest is voor de opname op de High en Intensive Care te Leidschendam wederom een besluit genomen tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie. Klaagster is hierover op diezelfde dag geïnformeerd. De klachtencommissie verklaart de klacht over opname in een accommodatie voor de periode van 11 november 2021 tot aan de hoorzitting van de klachtencommissie dan ook als ongegrond.
Beperking van de bewegingsvrijheid
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid. In het geval van [betrokkene] houdt deze vorm van verplichte zorg in dat zij is opgenomen op een gesloten afdeling en niet zelfstandig kan beslissen wanneer zij de afdeling verlaat en of zij dit alleen of onder begeleiding mag doen. [betrokkene] is het hier niet mee eens en zou graag naar buiten kunnen. [betrokkene] is in de periode van 22 september 2021 tot en met 2 december 2021 beperkt in haar bewegingsvrijheid. Van 2 december 2021 tot en met 4 december 2021 heeft zij verbleven op de open afdeling Klinisch Herstel te Oegstgeest. Vanaf 4 december 2021 is zij vanwege de terugplaatsing naar de gesloten afdeling wederom beperkt in haar bewegingsvrijheid.
De klachtencommissie is van mening dat er, gelet op het toestandsbeeld van [betrokkene] en het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel, redelijkerwijs kon worden besloten tot beperking van het recht op bewegingsvrijheid van [betrokkene]. Mevrouw […] heeft aangegeven dat de beperking van de bewegingsvrijheid erop gericht is om het grote risico op het onttrekken aan de zorg en het veroorzaken van overlast buiten de kliniek, te verkleinen. Dit risico blijkt volgens haar ook uit het feit dat [betrokkene] op 4 december 2021 de afdeling Klinisch Herstel te Oegstgeest zonder toestemming heeft verlaten. De klachtencommissie acht het, mede gelet op het incident van 4 december 2021, voldoende aannemelijk dat de beperking van de bewegingsvrijheid noodzakelijk is om het risico op het onttrekken aan de zorg en het veroorzaken van overlast te beperken.
De klachtencommissie is van oordeel dat de beperking ook op dit moment nog noodzakelijk is, daar het toestandsbeeld van [betrokkene] nog niet in voldoende mate is verbeterd. Zij deelt het oordeel van de behandelaren dat nog steeds sprake is van een dysfore en geagiteerde stemming. Daarnaast stelt zij vast dat het psychotische toestandsbeeld nog onvoldoende gestabiliseerd en het ernstig nadeel voortvloeiend uit de psychische stoornis is (daarmee) nog onvoldoende geweken is. Door het voorgaande is het nog niet mogelijk om de samenwerking met [betrokkene] aan te gaan, als gevolg waarvan de vrijheden ook nog niet verder kunnen worden uitgebreid.
De klachtencommissie is voorts van oordeel dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. Zij ziet dan ook voldoende materiële gronden om [betrokkene] te beperken in haar bewegingsvrijheid.
De klachtencommissie concludeert dat de opname op de gesloten afdeling voor de periode van 22 september 2021 tot en met 27 oktober 2021 vrijwillig heeft plaatsgevonden. Op basis van het medisch dossier en van de weergave ter zitting stelt de klachtencommissie vast dat klaagster zich in deze periode niet heeft verzet tegen de opname op de gesloten afdeling. Voorts was de mentor van [betrokkene] wettelijk vertegenwoordiger hiermee akkoord. De klachtencommissie verklaart de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid voor de periode van 22 september 2021 tot en met 27 oktober 2021 dan ook als ongegrond.
Omdat klaagster zich op 27 oktober 2021 verzette tegen de opname op een gesloten afdeling, beoordeelt de klachtencommissie de beperking van de bewegingsvrijheid vanaf die datum als verplicht. Op 27 oktober 2021 heeft mevrouw […] op grond van artikel 8:12 Wvggz het besluit gemaakt tot verlening van tijdelijke verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid. Klaagster is hierover op dezelfde dag geïnformeerd. Mevrouw […] heeft op 27 oktober 2021 eveneens op grond van artikel 8:12 lid 4 Wvggz een verzoek gedaan tot wijziging van de zorgmachtiging. Zij heeft daarbij verzocht tot het toevoegen van beperking van de bewegingsvrijheid als verplichte zorgvorm in de zorgmachtiging. Op 4 november 2021 heeft de rechter een zorgmachtiging afgegeven met daarin de beperking van de bewegingsvrijheid opgenomen als verplichte zorgvorm. Voor de periode van 27 oktober 2021 tot en met 4 november 2021 beoordeelt de klachtencommissie de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid dan ook als ongegrond.
Uit artikel 8:12, zevende lid onder b, Wvggz volgt dat de tijdelijke verplichte zorg kan worden verleend totdat de rechter uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift tot wijziging van de zorgmachtiging. De klachtencommissie stelt vast dat de zorgverantwoordelijke niet direct na afgifte van de zorgmachtiging een besluit heeft genomen op grond van artikel 8:9 Wvggz tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid. Dat besluit is op 11 november 2021 genomen door mevrouw […]. De klachtencommissie stelt daarom vast dat op 4 november 2021 is nagelaten een besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid op grond van artikel 8:9 Wvggz te nemen. Dit is een formeel gebrek.
De klachtencommissie concludeert dat de beperking van de bewegingsvrijheid vanaf 27 oktober 2021 tot aan de hoorzitting van de klachtencommissie inhoudelijk gezien gerechtvaardigd is, waarmee de klacht hierover materieel ongegrond is. Desalniettemin ontbrak een besluit tot verplichte opname op grond van artikel 8:9 Wvggz van 4 november 2021 tot en met 11 november 2021. Vanwege dit formele gebrek beoordeelt de klachtencommissie de klacht over opname in een accommodatie voor de periode van 4 november 2021 tot en met 11 november 2021 als deels gegrond.
De klachtencommissie concludeert dat op de artikel 8:9-brief van 11 november 2021 is aangekruist dat [betrokkene] wilsbekwaam werd geacht terzake van de voorgenomen verplichte zorg. Met referte aan de uitspraak in klachtzaak kl.2021-026-V022 wijst de klachtencommissie erop dat er in de Wvggz onderscheid wordt gemaakt tussen wilsbekwaam en wilsonbekwaam verzet. Wanneer een betrokkene enkel ernstig nadeel voor zichzelf veroorzaakt en op het moment van toetsing wilsbekwaam wordt geacht, weegt zijn zelfbeschikkingsrecht in beginsel het zwaarst, zo vloeit voort uit artikel 2:1 lid 5 en 6 Wvggz. De wensen en voorkeuren van een betrokkene dienen bij de (verplichte) zorgverlening zo veel mogelijk te worden gehonoreerd. Is iemand wilsbekwaam en veroorzaakt hij geen acuut levensgevaar voor zichzelf en geen ernstig nadeel voor een ander dan dient zijn verzet te worden gehonoreerd. Artikel 8:9, vierde lid, Wvggz brengt niet louter een registratieplicht van de uitkomst van de wilsbekwaamheidstoets mee.
De klachtencommissie overweegt dat de behandelaren rechtmatig hebben kunnen besluiten tot het
verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid, omdat er sprake was van acuut levensgevaar voor [betrokkene] zelf en van ernstig nadeel voor anderen. Bij het niet beperken van de bewegingsvrijheid zal er risico bestaan op agressief gedrag richting anderen. Daarnaast bestaat het risico dat [betrokkene] met haar gedrag en met haar psychotische uitingen de agressie van anderen op zichzelf afroept.
Het voorgaande in overweging nemende, oordeelt de klachtencommissie de klacht over het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid voor de periode van 11 november 2021 tot en met 2 december 2021 als ongegrond.
[betrokkene] is van 2 december 2021 tot en met 4 december 2021 niet beperkt in haar bewegingsvrijheid vanwege het verblijf op de open afdeling, zo stelt de klachtencommissie vast. Vanaf 4 december 2021 is zij weer overgeplaatst naar de High en Intensive Care te Leidschendam waar ze wederom werd beperkt in haar bewegingsvrijheid. Op 4 december 2021 is dan ook besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid. Klaagster is hierover op dezelfde dag geïnformeerd. De klachtencommissie verklaart de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid voor de periode van 4 december 2021 tot aan de hoorzitting van de klachtencommissie dan ook als ongegrond.
Beperking van de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de beslissing tot beperking van de vrijheid om het eigen leven in te richten. Ze wil onbeperkt haar sociale contacten kunnen bellen en wil haar e-mail kunnen lezen.
De klachtencommissie is van mening dat er, gelet op het ernstig nadeel veroorzaakt door gedrag voortvloeiend uit de psychische stoornis en het doel van de verplichte zorgvorm zoals dit door de behandelaren naar voren is gebracht, redelijkerwijs kon worden besloten tot de beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. Naar haar oordeel is niet gebleken dat de behandelaren bij het
nemen van die beslissing niet hebben gehandeld naar de in de Wvggz vastgelegde algemene uitgangspunten, criteria voor en doelen van het toepassen van verplichte zorg. De beperking van het gebruik van communicatiemiddelen was, gelet op het ernstig nadeel veroorzakend gedrag en de aard en ernst van het ernstig nadeel, noodzakelijk. Het was, gelet op het risico van het doen van uitgaven waar de bewindvoerder het niet mee eens is en gelet op het risico van het veroorzaken van overlast bij de hulpdiensten en andere instanties, te rechtvaardigen dat […] werd beperkt in haar vrijheid haar eigen leven in te richten.
De klachtencommissie heeft begrepen dat [betrokkene] driemaal per dag een moment krijgt om onder toezicht van de verpleging te telefoneren of om van het internet gebruik te maken. Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten was naar het oordeel van de klachtencommissie dan ook evenredig en effectief. Er waren volgens haar geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect zouden hebben gehad.
Op basis van het medisch dossier stelt de klachtencommissie vast dat mevrouw […] op 19 oktober 2021 op grond van artikel 8:12 Wvggz heeft besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen. De klachtencommissie stelt vast dat deze vorm van verplichte zorg in de zorgmachtiging van 17 december 2020 was opgenomen. Het is haar daarom onduidelijk waarom mevrouw […] geen besluit heeft genomen op grond van artikel 8:9 Wvggz. De klachtencommissie concludeert dat het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen op basis van de verkeerde grondslag heeft plaatsgevonden. Dit is een formeel gebrek. De beperking van het gebruik van communicatiemiddelen is naar het oordeel van de klachtencommissie inhoudelijk gezien gerechtvaardigd, waarmee de klacht hierover materieel ongegrond is. Het voorgaande in overweging nemende, beoordeelt de klachtencommissie de klacht over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen in de periode van 19 oktober 2021 tot en met 11 november deels gegrond. De klachtencommissie gaat ervan uit dat de artikel 8.12-brief aan klaagster is uitgereikt. Zij was dan ook op de hoogte was van de klachtwaardigheid van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg en is daarom niet op een zodanige wijze geschaad in haar rechten dat er rechtsgevolgen aan dit oordeel verbonden worden.
Zoals beschreven bij de beoordeling van de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid concludeert de klachtencommissie dat op de artikel 8:9-brief van 11 november 2021 is aangekruist dat [betrokkene] wilsbekwaam werd geacht terzake van de voorgenomen verplichte zorg.
De klachtencommissie overweegt dat de behandelaren rechtmatig hebben kunnen besluiten tot het
verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van het gebruik van communicatiemiddelen, omdat er sprake was van ernstig nadeel voor anderen. Bij het niet beperken van het gebruik van communicatiemiddelen zal er risico bestaan op overlast bij de hulpdiensten, waardoor de hulpdiensten gestoord worden in de uitoefening van hun taken en waardoor de kans bestaat dat de hulpdiensten in hun werk vertraging oplopen. Het voorgaande in overweging nemende, oordeelt de klachtencommissie de klacht over het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen voor de periode van 11 november 2021 tot aan de hoorzitting van de klachtencommissie als ongegrond.
Beperking van toegang tot somatische zorg (tandarts)
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van toegang tot de somatische zorg. Zij wil graag een bezoek brengen aan de tandarts.
De klachtencommissie stelt vast dat [betrokkene] de mogelijkheid heeft om onder begeleiding naar de tandarts te gaan. Voorts heeft zij in het medisch dossier gelezen dat [betrokkene] de tandarts heeft kunnen mailen voor het maken van een afspraak.
Het voorgaande in overweging nemende, beoordeelt de klachtencommissie de klacht over beperking van toegang tot somatische zorg (tandarts) als ongegrond.
Schadevergoeding
De klachtencommissie besluit tegen de achtergrond van de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klachten de procedure van artikel 10:11, eerste lid, Wvggz toe te passen. Zij zal ingevolge artikel 10:11, derde lid, Wvggz GGZ Rivierduinen vragen om een inhoudelijke reactie te geven, alvorens zij beslist over het toekennen van een schadevergoeding.
Leiden, 14 februari 2022
Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord
[…], voorzitter
Een voor kopie conform getekend afschrift van deze beslissing is toegestuurd aan degenen die bij de behandeling van de klacht zijn betrokken, de geneesheer-directeur van GGZ Rivierduinen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Daar deze uitspraak ook een Wkkgz-klacht bevat, zal de geneesheer- directeur, binnen een termijn van twee weken, namens de zorgaanbieder een definitief standpunt over de betreffende klacht vaststellen.
Voor wat betreft de beslissing op de Wvggz-klachten, kan tegen onderhavige uitspraak van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord ingevolge artikel 10:7 lid 1 Wvggz door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift beroep worden ingesteld bij de Rechtbank Den Haag. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken, ingaande op de dag na die waarop de beslissing van de klachtencommissie aan klager/klaagster bekend is gemaakt. Op grond van art. 10:9 Wvggz kan de rechter de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
Beslissing in het kader van de procedure van artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz
1. Inleiding
Op 13 januari 2022 heeft het secretariaat van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene], welk klaagschrift klachten als bedoeld in artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) bevat en een verzoek tot schadevergoeding. Op 9 februari 2022 heeft de hoorzitting plaatsgevonden, waarna de klachtencommissie op 14 februari 2022 uitspraak heeft gedaan over de gegrondheid van de klachten.
Naar aanleiding van dit oordeel heeft de klachtencommissie besloten in een separate procedure uitspraak te doen over het verzoek om schadevergoeding. Onderhavige procedure is een procedure als bedoeld in artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz.
2. De procedure van de klachtencommissie
Op 9 februari 2022 heeft, ter behandeling van de klachten van [betrokkene] en teneinde een oordeel te kunnen geven over de gegrondheid van de klachten, een hoorzitting plaatsgevonden met gebruikmaking van telefonisch horen met videoverbinding. Daarbij waren [betrokkene] en mevrouw […], psychiater, aanwezig. [betrokkene] werd ter zitting ondersteund door mevrouw […], patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
De zittingscommissie bestond uit:
[…], voorzitter,
[…], psychiater, en
[…], algemeen lid.
Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw […], ambtelijk secretaris.
De klachtencommissie heeft op 14 februari 2022 uitspraak gedaan over de gegrondheid van de klachten van [betrokkene]. Zij heeft vastgesteld dat voor de periode van 27 oktober 2021 tot en met 11 november 2021 een besluit tot verplichte opname op grond van artikel 8:9 Wvggz ontbrak. De klachtencommissie heeft de klacht over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie dan ook voor de periode van 27 oktober 2021 tot en met 11 november vanwege het formele gebrek deels gegrond verklaard.
Voorts heeft de klachtencommissie vastgesteld dat voor de periode van 4 november 2021 tot en met 11 november 2021 een besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid op grond van artikel 8:9 Wvggz ontbrak. Zij heeft de klacht over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van beperking van de bewegingsvrijheid dan ook voor de periode van 4 november 2021 tot en met 11 november vanwege het formele gebrek deels gegrond verklaard.
Met betrekking tot het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen heeft de klachtencommissie geconstateerd dat het besluit hiertoe op basis van de verkeerde grondslag heeft plaatsgevonden. De klachtencommissie heeft de klacht over de beperking van het gebruik van communicatiemiddelen dan ook voor de periode van 19 oktober 2021 tot en met 11 november vanwege het formele gebrek deels gegrond verklaard.
De klachten van [betrokkene] zijn als materieel ongegrond beoordeeld door de klachtencommissie, daar zij heeft vastgesteld dat is gehandeld naar de in de Wvggz vastgelegde algemene uitgangspunten, criteria voor en doelen van het toepassen van verplichte zorg en daarmee dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg inhoudelijk op goede gronden is genomen.
Op 14 februari 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie ingevolge artikel 10:11, derde lid, Wvggz GGZ Rivierduinen gevraagd om een inhoudelijke reactie te geven op het verzoek om schadevergoeding van [betrokkene]. Op 16 februari 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie haar reactie ontvangen.
3. Het schadevergoedingsverzoek
[betrokkene] heeft de klachtencommissie op grond van artikel 10:11, eerste lid, Wvggz verzocht een schadevergoeding toe te kennen.
4. Schriftelijke reactie GGZ Rivierduinen
In de schriftelijke reactie is namens GGZ Rivierduinen naar voren gebracht dat zij het oordeel van de klachtencommissie onderschrijft. GGZ Rivierduinen is met de klachtencommissie van mening dat er bij de toepassing van verplichte zorg in het geval van [betrokkene] op verschillende momenten zaken formeel niet correct geregeld zijn. Dit behoeft volgens GGZ Rivierduinen verbetering. In dit licht verzekert GGZ Rivierduinen de klachtencommissie dat dit de aandacht heeft en dat op korte termijn herscholing van de zorgverantwoordelijken binnen GGZ Rivierduinen zal plaatsvinden, waarbij er expliciet aandacht is voor de procedure op grond van artikel 8:9 Wvggz.
Namens GGZ Rivierduinen is het oordeel van de klachtencommissie aangehaald waarin de klachten over de beperking van het gebruik van communicatiemiddelen, beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie deels gegrond worden verklaard vanwege een formeel gebrek. In alle drie de gevallen heeft de klachtencommissie vastgesteld dat er materieel voldoende grondslag was voor een besluit tot toepassing van verplichte zorg. Desalniettemin ontbrak het tijdens drie perioden aan een formeel besluit. Namens GGZ Rivierduinen is aangegeven dat [betrokkene] daarmee schade heeft geleden in de vorm van schending van haar procesbelangen. Daar er op materiële gronden wel rechtvaardiging was voor de verschillende besluiten tot toepassing van verplichte zorg, is er volgens GGZ Rivierduinen geen schade geleden in de vorm van onrechtmatige vrijheidsbeneming of onevenredige beperkingen.
Onder verwijzing van eerdere uitspraken die door de klachtencommissie zijn gedaan, te weten kl.2021-029-V021 en kl.2021-028-V021, lijkt het GGZ Rivierduinen passend om [betrokkene] per dag dat de schendingen voortduurden te compenseren met een bedrag met een €10,-.
Voor de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht over de opname in een accommodatie voor de periode van 27 oktober 2021 tot en met 11 november 2021, gedurende 16 dagen, maakt het een totaal van €160,-.
De klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid is gedeeltelijk gegrond verklaard voor de periode van 4 november 2021 tot en met 11 november 2021. Dit is een periode van 8 dagen en maakt daarom een totaal van €80,-.
Voor de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht over de beperking van de vrijheid het eigen leven in te richten door beperking van het gebruik van communicatiemiddelen voor de periode van 19 oktober 2021 tot en met 11 november 2021, gedurende 23 dagen, maakt het een totaal van €230,-.
Namens GGZ Rivierduinen is medegedeeld dat dit in zijn totaliteit een bedrag maakt van €470,-.
5. De beoordeling
Met inachtneming van
– het schadevergoedingsverzoek,
– de schriftelijke reactie van GGZ Rivierduinen in het licht van artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz en,
– de uitspraak van deze klachtencommissie van 14 februari 2022 met eveneens als kenmerk
Kl.2022-002-V002
heeft de klachtencommissie het volgende overwogen.
Immateriële schadevergoeding
De klachtencommissie overweegt dat, wanneer een klacht gegrond is verklaard, de patiënt in aanmerking komt voor een schadevergoeding wanneer: a. de patiënt schade heeft geleden, b. er een causaal verband bestaat tussen de beslissing/gedraging in kwestie en de geleden schade, c. is voldaan aan het relativiteitsbeginsel, hetgeen inhoudt dat de in het wetsartikel gelegen norm waarmee in strijd is gehandeld dient te strekken tot bescherming tegen de door de patiënt geleden specifieke schade, en d. er sprake is van toerekenbaarheid aan de zorgaanbieder.
De klachtencommissie heeft bij uitspraak van 14 februari 2022 geoordeeld dat door de behandelaren is gehandeld in strijd met artikel 8:9 Wvggz omdat er voor de periode van 27 oktober 2021 tot en met 11 november 2021 een schriftelijk besluit tot verplichte opname ontbrak, er voor de periode van 4 tot en met 11 november 2011 een schriftelijk besluit tot beperking in de bewegingsvrijheid ontbrak en er voor de periode van 19 oktober 2021 tot en met 11 november een schriftelijk besluit tot beperking van het gebruik van communicatiemiddelen op de verkeerde grondslag berustte.
De klachtencommissie acht een schadevergoeding gepast gelet op de aard van de normschending. Hoewel sprake is van een procedureel verzuim, dient de geschonden norm ter bescherming van het fundamentele recht op vrijheid zoals vastgelegd in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 15 van de Grondwet. Het vereiste van tijdige schriftelijke kennisgeving als neergelegd in artikel 8:9, derde lid, Wvggz in samenhang gelezen met artikel 8:9, tweede lid, Wvggz strekt er onder meer toe dat aan een patiënt tijdig duidelijk wordt gemaakt wat de omvang van de inbreuk op zijn recht en de daarvoor gestelde termijn is en dient daarmee ter bescherming van de patiënt tegen een ongerechtvaardigde inbreuk op diens rechten.
De klachtencommissie stelt vast dat de verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid is toegepast zonder het nemen van een schriftelijk besluit daartoe. De verplichte zorg in de vorm van beperking van het gebruik van communicatiemiddelen is op basis van de verkeerde grondslag toegepast. Juist bij personen in een kwetsbare positie als [betrokkene] die gedwongen worden opgenomen en behandeld, is het volgens de klachtencommissie van groot belang dat beslissingen omtrent (de inperking van) hun vrijheden duidelijk, en daarmee niet alleen mondeling maar ook schriftelijk, tijdig, volgens het daartoe bevoegde gezag worden gecommuniceerd. Volgens de klachtencommissie kan redelijkerwijs worden verondersteld dat [betrokkene] als gevolg van het niet tijdig schriftelijk informeren over de beslissing tot het verlenen van de verplichte zorgvormen en als gevolg van het verlenen van verplichte zorg op de verkeerde grondslag gedurende enige periode schade heeft geleden in de vorm van schending van haar procesbelangen en in de vorm van onzekerheid, doordat zij inadequaat is geïnformeerd.
De klachtencommissie is van oordeel dat de schade het directe gevolg is van de schending van de in artikel 8:9 Wvggz gelegen vormvoorschriften en dat is voldaan aan het relativiteitsbeginsel. Daar aan de zijde van GGZ Rivierduinen geen verklaring is gegeven voor de schending van deze voorschriften, acht zij de schending toerekenbaar.
Ingevolge artikel 10:11, vierde lid, Wvggz dient de klachtencommissie een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe te kennen. De klachtencommissie acht met referte aan de uitspraken omtrent de schadevergoeding in de klachtzaken kl.2021-029-V021 en kl.2021-028-V021 een bedrag van €10,- per dag dat de schendingen voortduurden billijk.[1] Hiermee komt zij voor de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht over de opname in een accommodatie in totaal uit op een bedrag van €160,-. Voor de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid komt de klachtencommissie in totaal uit op een bedrag van €80,-. Voor de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht over de beperking van het gebruik van communicatiemiddelen komt het in totaal neer op een bedrag van €230,-. In zijn totaliteit komt de klachtencommissie hiermee tot een bedrag van €470,-.
6. De beslissing
De klachtencommissie:
kent aan [betrokkene] ten laste van de stichting GGZ Rivierduinen, gevestigd te Leiden, een schadevergoeding toe van €470,-.
Leiden, 23 februari 2022
Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord
[…], voorzitter
Een voor kopie conform getekend afschrift van deze beslissing is toegestuurd aan de geneesheer-directeur van GGZ Rivierduinen.
[1] Eenzelfde bedrag voor de beperking van de bewegingsvrijheid is toegekend door het Gerechtshof ’s Hertogenbosch. Zie het arrest van het Gerechtshof ’s Hertogenbosch d.d. 23 september 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2921.