Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
BESLISSING
op het verzoek tot schadevergoeding met kenmerk 2406-82S en 2406-87 S van:
mevrouw A., klaagster
bijgestaan door mevrouw B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Als verweerder is aangemerkt:
Zorgaanbieder C., vertegenwoordigd door mevrouw D., jurist.
De procedure
Op 24 juni 2024 heeft de Klachtencommissie (hierna: de Commissie) beslissingen genomen op de klachten van mevrouw A. van 12 juni en 18 juni 2024, met kenmerk 2406-82 respectievelijk 2406-87. Vanuit praktisch oogpunt zijn deze klachten tijdens een hoorzitting gezamenlijk behandeld.
Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de Commissie naar die beslissing. De behandeling van het verzoek tot schadevergoeding heeft de Commissie aangehouden.
Voor de aangehaalde stukken verwijst de Commissie naar de eerder genoemde beslissingen van 24 juni 2024. Daarnaast heeft de Commissie kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van mevrouw B. (pvp), gedateerd 10 juli 2024, en de schriftelijke reactie daarop van mevrouw D., gedateerd 16 juli 2024.
Samenvatting
Klaagster heeft een verzoek tot het vergoeden van schade ter hoogte van €1.700,– ingediend. De Commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van de instelling, gevestigd te E. toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van €180,00.
De feiten
Voor de weergave van de feiten verwijst de Commissie naar de beslissingen van 24 juni 2024.
Het verzoek en het standpunt van klager
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van €1.700,– voor de (immateriële) schade die klaagster als gevolg van normschendingen heeft geleden. Hiertoe is het navolgende van belang.
De eerste normschending houdt in dat de beslissing tot overplaatsing niet op schrift is gesteld. De tweede normschending houdt in dat de opgelegde beperking van de bewegingsvrijheid – het verbieden zich in de binnentuin te begeven – in de situatie van klaagster onaanvaardbaar en niet in verhouding is met de doelen van de Wvggz. De beperking van de bewegingsvrijheid heeft 8 dagen geduurd. Als gevolg van deze normschendingen heeft klaagster te lijden gehad van gevoelens van onbegrip en onzekerheid. De overplaatsing naar F. heeft daarnaast gezorgd voor gevoelens van angst en spanning.
Klaagster verzoekt om een schadevergoeding van €1.700,– conform het forfaitaire stelsel 2.0, opgebouwd uit:
Met betrekking tot de overplaatsing
- Een bedrag van €50,00 voor het niet op schrift stellen en niet schriftelijk motiveren van de beslissing tot overplaatsing;
- Een bedrag van €800,00 voor het niet handelen naar de algemene uitgangspunten, criteria voor en doelen van het toepassen van verplichte zorg als
bedoeld in artikel 2:1 lid 1, lid 2, lid 3, lid 6, lid 8 en lid 9, artikel 3:3 en artikel 3:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: de Wvggz) door de geneesheer-directeur; en - Een bedrag van €50,00 voor het niet handelen naar de algemene uitgangspunten als bedoeld in artikel 2:1 lid 4 Wvggz.
Met betrekking tot de beperking van de bewegingsvrijheid
- Een bedrag van €800,00 voor het niet handelen naar de algemene uitgangspunten, criteria voor en doelen van het toepassen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 2:1, lid 1,lid 2, lid 3, lid 6, lid 8 en lid 9, artikel 3:3 en artikel 3:4 Wvggz door de zorgverantwoordelijke.
Het standpunt van verweerder
De instelling verzet zich tegen toewijzing van de gevraagde immateriële schadevergoeding. De instelling voert – in de kern – het volgende aan.
Met betrekking tot de overplaatsing
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake was van een overplaatsing zoals bedoeld in art. 8:16 Wvggz. Subsidiair voert verweerder aan dat klaagster meermaals mondeling is geïnformeerd over haar overplaatsing en dat zij geen schade heeft geleden
Met betrekking tot de beperking van de bewegingsvrijheid
Verweerder voert aan dat dit klachtonderdeel niet gegrond had mogen worden verklaard.
Subsidiair merkt verweerder op dat klaagster enkel de toegang tot de algemene tuin van de kliniek is ontzegd.
Tot slot voert verweerder aan dat zij geen aansluiting ziet om aan te sluiten bij het forfaitaire stelsel 2.0, omdat dit stelsel geen draagkracht heeft binnen de GGZ, zie onder andere de uitspraak van 25 maart 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:919.
Overwegingen en oordeel
Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt klaagster de Commissie haar een schadevergoeding toe te kennen als gevolg van het aan haar verleende besluiten inzake de overplaatsing en het beperken van de bewegingsvrijheid.
De Commissie overweegt als volgt.
Bij beslissing van 24 juni 2024 met nummer 2406-82 heeft de Commissie de klacht over de overplaatsing gegrond verklaard, omdat de beslissing tot overplaatsing niet op schrift gesteld is. Omdat dit formele voorschrift niet is nageleefd, komt de Commissie niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
Bij beslissing van 24 juni 2024 met nummer 2406-87 heeft de Commissie het klachtonderdeel over de beperking van de bewegingsvrijheid – waarbij het klaagster werd verboden zich in de binnentuin te begeven – eveneens gegrond verklaard. Dat de hekken op de binnenplaats kennelijk niet hoog genoeg zijn om betrokkenen ervan te weerhouden om daar niet overheen te klimmen is een onaanvaardbare en onevenredige beperking van de bewegingsvrijheid.
De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat klaagster als gevolg van de normschendingen schade heeft geleden, bestaande uit gevoelens van onbegrip en onzekerheid. Ook acht de Commissie het invoelbaar dat het niet naar buiten kunnen impact heeft gehad op haar emotionele en geestelijke toestand en dat de overplaatsing naar F. voor gevoelens van angst en spanning heeft gezorgd. De Commissie is tevens van oordeel dat de door klaagster gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Namens klaagster is gesteld dat voor het begroten van de schade aansluiting moet worden gezocht bij het – forfaitaire – bedrag zoals genoemd in het onderzoeksrapport van de Universiteit van Amsterdam: “Schadevergoeding vragen aan een klachtencommissie als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg; wat is billijk.“ Op basis van dit rapport is de schade begroot op €1.700,–. De Commissie ziet echter geen aanleiding om voor de begroting van de schade aan te sluiten bij het forfaitaire stelsel en zal daarom een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toekennen.
Met betrekking tot de overplaatsing
Gelet op bovenstaande overwegingen en op grond van bestaande jurisprudentie acht de Commissie een vergoeding ten bedrage van € 40,00 redelijk en billijk.
Met betrekking tot de beperking van de bewegingsvrijheid
Gelet op bovenstaande overwegingen en op grond van bestaande jurisprudentie, waarbij de Commissie verwijst naar de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 18 april 2024 – op grond waarvan in een soortgelijke casus werd geoordeeld dat aansluiting gezocht moet worden bij de RSJ-richtlijnen – stelt de Commissie de vergoeding vast op €17,50 per dag. De Commissie stelt de vergoeding, uitgaande van acht dagen, derhalve vast op €140,00.
De beslissing
De Commissie:
- wijst toe het verzoek tot schadevergoeding ten laste van de zorgaanbieder ten bedrage van €180,00 (zegge: honderdtachtig euro); en
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door de heer X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater, en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.