Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van A., gedateerd 29 november 2024, door deKlachtencommissie ontvangen op 2 december 2024, met nummer 2412-184
Datum: 27 januari 2025
-
Inleiding
1.1 De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 27 januari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van A., (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder).
De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Zorgaanbieder: C., onderdeel van B., vertegenwoordigd door D., psychiater; en E., vertegenwoordigd door F., psychiater.
Klager heeft in verband met zijn verblijf in G., voorafgaand aan de hoorzitting, een digitale oproep toegestuurd gekregen (evenals H., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna pvp)). Klager heeft zich niet op het afgesproken tijdstip gemeld. De pvp heeft desgevraagd verklaard dat hij voor de zitting nog had geprobeerd telefonisch contact met klager te krijgen, hetgeen niet is gelukt. Aangezien klager op de hoogte was van de zitting en noch aan de Commissie noch aan de pvp een bericht heeft gestuurd waaruit een in ogenschouw te nemen reden van verhindering om de zitting bij te wonen zou kunnen blijken, heeft de Commissie besloten om de behandeling van de klacht voort te zetten. Daarbij heeft de Commissie ook overwogen dat klager zijn standpunt in het klaagschrift duidelijk kenbaar had gemaakt. Vervolgens zijn tijdens de hoorzitting enkele vragen aan de behandelaar(s) gesteld. De pvp is, conform het beleid van de Stichting PVP, niet bij de hoorzitting aanwezig geweest.
Stukken
1.2 De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, door de Commissie ontvangen op 2 december 2024;
- het verweerschrift, door de Commissie ontvangen op 28 november 2024;
- relevante stukken uit het (medisch) dossier.
Klager heeft eerder een klacht ingediend over zijn opname (met nummer 2411-177) en de Commissie heeft in dat kader op 28 november 2024 een verweerschrift van de zorgverantwoordelijke ontvangen. Klager heeft vervolgens zijn klacht ingetrokken. Aangezien klager in de onderhavige klacht (met nummer 2412-184) over hetzelfde klaagt, is geen nieuw verweerschrift opgesteld.
-
Samenvatting
Klager kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot de opname in de accommodatie. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd de noodzaak van de opname in de accommodatie toegelicht. De Commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.
-
De feiten
Aan de stukken ontleent de Commissie het volgende.
3.1 Klager is blijkens het zorgplan gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, met daarbij in mei 2024 een manische decompensatie met drugsgebruik als luxerende en onderhoudende factor. In de voorgeschiedenis is klager bekend met ADHD en ASS (met bovengemiddelde intelligentie). Verder heeft klager op 17-jarige leeftijd een treinongeluk gehad waarbij hij een hoofdtrauma heeft opgelopen. Er zouden concentratieproblemen en verminderde informatieverwerking zijn vastgesteld. Klager is sinds 2022 bekend binnen de GGZ waarbij hij eerder in 2022 enige tijd gedwongen opgenomen is geweest in verband met amfetamine-geïnduceerde manische klachten.
3.2 Begin mei 2024 was er sprake van een verslechtering van het toestandsbeeld van klager, waarna hij via het FACT en zijn huisarts in beeld is gekomen bij de crisisdienst. Klager is op 2 en 3 mei 2024 beoordeeld door een psychiater van E.. Vervolgens is op 3 mei 2024 een crisismaatregel (CM) afgegeven namens de burgemeester van I.. De CM bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen opnemen in een accommodatie.
3.3 Klager is op 3 mei 2024 door de zorgaanbieder in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een zogenoemde artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klager verstrekt. Deze brief is ondertekend door de psychiaters van E.. In deze brief is onder andere het ‘opnemen in een accommodatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. De door de behandelaar opgestelde beslissing vermeldt verder dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft. Er heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers, de ouders van klager. Klager is vervolgens op 3 mei 2024 overgebracht naar C. van B. en hij is toen opgenomen op de afdeling L..
3.4 Op 7 mei 2024 is een (tweede) artikel 8:9 lid 2 Wvvgz-brief aan klager verstrekt. Deze brief is ondertekend door de psychiater van C.. In deze brief is onder andere het ‘opnemen in een accommodatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. In de beslissing staat vermeld: ‘Deze verplichte zorg is nodig i.v.m. gedrag dat als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel: Omdat u voortkomend uit ideeën die meest passend zijn bij een manisch psychotisch ontregeling u niet af te brengen bent van uw idee per vandaag te vertrekken naar het buitenland, bestaat het risico op verdere ontregeling aldaar zonder zorgkader. Dit zou gevaren voor u kunnen opleveren aldaar en zou bovendien kunnen leiden tot verdere maatschappelijke teloorgang in Nederland. Hoewel u openstaat voor wekelijkse gesprekken, is deze zorg nog onvoldoende vormgegeven en is uw huidige psychische toestand onvoldoende helder en stabiel om u op afstand en in het buitenland voldoende te kunnen ondersteunen en te kunnen voorzien van de juiste zorg op dit moment.’
De door de behandelaar opgestelde beslissing vermeldt verder dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft. Er heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers, de ouders van klager.
3.5 De Rechtbank J. (hierna rechtbank) heeft op 8 mei 2024 besloten voor klager een voortzetting van de CM (VCM) te verlenen voor de duur van drie weken, tot en met 29 mei 2024. De VCM bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen opnemen in een accommodatie.
3.6 De rechtbank heeft op 18 juni 2024 een zorgmachtiging (ZM) afgegeven voor de duur van zes maanden, tot en met 18 december 2024. De ZM bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen opnemen in een accommodatie.
3.7 Klager is op 27 augustus 2024 met ontslag gegaan vanaf de afdeling M. van C..
-
De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klager klaagt over de volgende beslissing van de zorgaanbieder:
- de opname in de accommodatie.
Schadevergoedingsverzoek
4.2 Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klager of zijn pvp dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
4.3 De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
4.4 De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van beide partijen.
-
De overwegingen van de Commissie
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een CM, een VCM of een ZM, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient verder doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe.
De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat er een geldige CM, VCM en ZM aanwezig is die voorzien in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd is geïnformeerd over de vorm van de gedwongen behandeling.
Uit de overgelegde stukken is voor de Commissie verder vast komen te staan dat klager lijdt aan een psychische stoornis. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Ook de rechtbank is bij het afgeven van de CM, de VCM en de ZM van deze diagnose uitgegaan. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van de vastgestelde psychische stoornis.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
5.2 Klager is blijkens het klaagschrift van mening dat zijn opname niet nodig was. Klager wilde naar K. om daar een YouTube kanaal op te zetten om daar de oorlog op te lossen. Daarnaast was dit voor hem een manier om L. te ontvluchten; hij is namelijk verslaafd aan sex met transsexuele vrouwen. Dit waren volgens klager legitieme redenen en het was voor hem goed geweest als hij had kunnen gaan. Doordat dit niet door kon gaan, vanwege zijn gedwongen opname, zit hij nu nog met hetzelfde probleem.
Daarnaast is klager van oordeel dat hij niet, zoals werd gesteld, manisch was. Hij erkent wel dat er in de kliniek een fase was dat hij als manisch kon worden gezien. Dit kwam volgens klager doordat hij daar contact had met mensen met een manie, waardoor hij het ook kreeg. Daarnaast had hij op dat moment pure wiet gerookt.
Het is volgens klager in ieder geval vet zonde dat hij opgenomen is geweest.
5.3 De behandelaars hebben aangegeven dat het voorafgaand aan de opname al enige tijd niet goed ging met klager. De GGD en de politie zijn toen betrokken geweest in verband met overlastmeldingen van de buren. Daarnaast was sprake van grootheidsideeën. Verder had klager het plan opgevat om naar K. te vertrekken, waarna klager via de huisarts en de crisisdienst beoordeeld is op E.. Vervolgens is op 3 mei 2024 besloten een CM aan te vragen waarna klager vanaf E. is overgebracht naar C.
Tijdens de hoorzitting is door de psychiaters toegelicht dat op 3 mei 2024 duidelijk werd dat klager onvoorbereid naar K. wilde vertrekken. Er werd toen geoordeeld dat er onder andere sprake was van een risico op gevaar voor zichzelf als hij, gezien zijn psychiatrisch onstabiele toestandsbeeld op dat moment, daadwerkelijk naar K. zou gaan. Daarnaast kon hij in die tijd niet tot een afweging van de slaagkans van zijn plan komen, en kon hij evenmin de risico’s van een dergelijke buitenlandse reis goed inschatten. Er is nog geprobeerd om klager vrijwillig op te laten nemen maar daar was hij niet toe bereid, waarna is besloten een CM aan te vragen.
In het verlengde hiervan is opgemerkt dat bij klager tijdens de opname in de eerste weken een manisch toestandsbeeld werd gezien, dat onder behandeling met lithium in remissie is gegaan. Hierbij bleef wel impulsief gedrag bestaan, waaronder het terugvallen in het verslavingsgedrag. Bij zijn ontslag was sprake van enig ziekte-inzicht maar bestond er bij klager nog sterke twijfel over de psychiatrische diagnose en invloed van middelengebruik (onder andere cocaïne en cannabis). Tevens bestond er bij klager twijfel over de noodzaak van het gebruik van lithium.
Klager is na zijn ontslag in zorg gekomen bij een ambulant team. Ondanks het advies van zijn ambulante behandelaar(s) om niet naar G. te gaan, heeft hij dat vervolgens toch gedaan.
5.4 De Commissie is met de behandelaar(s) van oordeel dat als klager niet zou zijn opgenomen, er een groot risico voor klager bestond op levensgevaar, op ernstig lichamelijk letsel, op ernstig psychische schade, op ernstige financiële schade, op maatschappelijke teloorgang en op de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen zou oproepen. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidde tot dreigend ernstig nadeel. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel had kunnen wegnemen. In dat kader merkt de Commissie op dat zij de behandelaars kan volgen in hun afweging dat klager, gezien zijn onstabiel psychiatrisch toestandsbeeld ten tijde van de opname, de gevolgen van zijn plan om te vertrekken naar een land waar oorlog woedt, onvoldoende kon overzien en dat een opname noodzakelijk was.
5.5 Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding
5.6 Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klager.
-
De beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
De schriftelijke beslissing is op 6 februari 2025 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.