Ongegronde klacht over vier vormen van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken     

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 25 april 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 25 april 2024, met nummer 2404-51

Datum: 6 mei 2024

Inleiding

De Klachtencommissie is op 6 mei 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. (hierna: klaagster) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna: verweerder), met nummer 2404-51.

Aanwezig

Klaagster: mevrouw A.;

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B.;

vertegenwoordigd door mevrouw E., psychiater.

Stukken

De Klachtencommissie, hierna te noemen de Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 25 april 2024;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 1 mei 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.

Samenvatting

De klacht houdt in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot toediening van medicatie, de opname in een accommodatie, de beperking van de bewegingsvrijheid en het kamerprogramma. 

De Commissie komt tot het oordeel dat de klachtonderdelen ongegrond zijn.

Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen.

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast. 

Uit de overhandigde stukken blijkt dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie, een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in middelengebruik. Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat klaagster met haar gedrag agressie over zichzelf afroept door met anderen in conflict te komen.

Bij beschikking van 12 december 2023 heeft de Rechtbank F. (hierna: de rechtbank) besloten voor klaagster een (aansluitende) zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft voorafgaand aan dit besluit kennisgenomen van een door de raadsvrouw van klaagster overgelegde referteverklaring, waaruit is gebleken dat klaagster heeft kennisgenomen van het onderhavige verzoek, dat klaagster instemt met toewijzing van een zorgmachtiging en dat klaagster instemt met de vormen van verplichte zorg die in het zorgplan zijn opgenomen. Het zorgplan voorziet – onder andere – in het toedienen van medicatie, het opnemen in een accommodatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en insluiten in de vorm van het opleggen van een kamerprogramma. 

Klaagster is sinds 26 maart 2024 opgenomen in D (hierna: de kliniek).

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is klaagster op 26 maart, op 28 maart en op 4 april 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving van 26 maart 2024 zijn het opnemen in een accommodatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opleggen van een kamerprogramma aangekruist als de aan klaagster te verlenen vormen van verplichte zorg. In de kennisgevingen van 28 maart en 4 april 2024 is ook het toedienen van medicatie aangekruist.

De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klaagster wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die zij nodig heeft, omdat klaagster niet in staat is om de betekenis van de gegeven informatie te waarderen en hiermee logisch te redeneren om tot een weloverwogen keuze te komen.  

De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot:

a) toediening van medicatie;
b) opname in een accommodatie;
c) beperking van de bewegingsvrijheid; en
d) het kamerprogramma.

Klaagster stelt in haar klaagschrift en ter zitting dat zij het niet eens is met de medicatie die zij toegediend krijgt. Zij stelt dat zij de Seroquel – in druppelvorm – niet nodig heeft en veel last heeft van de bijwerkingen hiervan. Zo heeft klaagster last van trillende handen, evenwichtsstoornissen, last van de ogen en een droge mond. Ook beschrijft klaagster ter zitting zich te voelen als een ´robot´, omdat de medicatie haar gevoelens en emoties afvlakt.

Daarnaast heeft klaagster bezwaar tegen het gebruik van Oxazepam gedurende de dag. Klaagster licht toe hier erg vermoeid van te worden en zij heeft hierdoor een slaapstoornis ontwikkeld. Wel wenst zij Oxazepam in de nacht toegediend te krijgen.

Daarnaast staat klaagster niet achter de opname in een accommodatie. Zij stelt dat zij vrijwillig opgenomen wilde worden op een open afdeling, maar in plaats daarvan is zij gedwongen naar de kliniek vervoerd, waar zij op een gesloten afdeling werd geplaatst. 

Verder meent klaagster dat zij de beperking van de bewegingsvrijheid niet nodig heeft. Op de gesloten afdeling heeft zij verplichte rustmomenten, kan zij beperkt roken en heeft zij geen vrijheden buiten (evenmin met begeleiding). Klaagster zou graag op een open afdeling verblijven.

Tot slot is klaagster het niet eens met het kamerprogramma. Zij stelt dat zij per uur een kwartier haar kamer mag verlaten. Haar deur is wel open, maar wordt op slot gedraaid door de verpleging als zij buiten het afgesproken kwartier per uur haar kamer uitkomt. Ter zitting zegt klaagster hier erg gefrustreerd van te worden.

Schorsingsverzoek 

Klaagster heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de toediening van medicatie, de opname in een accommodatie en de beperking van de bewegingsvrijheid niet geschorst kunnen worden ter voorkoming van ernstig nadeel. Het insluiten was al gestaakt. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 30 april 2024, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding

Klaagster wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee zij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal zij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van verweerder

De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de aangezegde verplichte zorg noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

a) Het besluit tot toediening van medicatie
Verweerder voert aan dat een behandeling met zowel rustgevende medicatie – Oxazepam – als antipsychotische medicatie – Cisordinol – noodzakelijk is om het manisch-psychotische toestandsbeeld te behandelen. Ook is in het verleden gebleken dat klaagster ontregelt zonder de toediening van medicatie. Omdat klaagster een behandeling op vrijwillige basis weigerde, is er geen minder ingrijpend alternatief om het ernstig nadeel af te wenden. Voor wat betreft de door klaagster genoemde bijwerkingen, voert verweerder aan dat dit niet bij de behandelaren bekend was. Zowel het effect als eventuele bijwerkingen van de medicatie worden dagelijks geëvalueerd. Als de bijwerkingen ernstig en/of invaliderend zijn, zal overwogen kunnen worden te switchen van  medicatie. Vooralsnog zijn daar geen aanwijzingen voor. Verder stelt verweerder dat de toediening van Oxazepam in de ochtend al verlaagd is, omdat klaagster goede nachten maakt. Het is de bedoeling om de Oxazepam overdag verder af te bouwen. De verwachting is dat klaagster door de medicamenteuze behandeling zal stabiliseren en op den duur weer terug naar huis kan. 

b) Het besluit tot opname in een accommodatie
Verweerder stelt dat klaagster initieel vrijwillig was opgenomen. Het bleek echter niet mogelijk voor klaagster om zich aan de afspraken te houden. Zo ging zij – ondanks het verzoek om op haar kamer te blijven – meermaals van haar kamer af in de nacht. Dit heeft tot veel onrust en verstoring van de nachtrust van haarzelf en van medepatiënten geleid. Omdat een vrijwillige opname derhalve niet langer haalbaar was, is besloten over te gaan tot een aanzegging van opname in een accommodatie onder de zorgmachtiging. De verwachting is dat klaagster, zoals ook in het verleden tijdens opnamen is gebleken, door structuur, rust en herstel van de nachtrust zal stabiliseren. 

c) Het besluit tot het beperken van de bewegingsvrijheid
Volgens verweerder is de beperking van de bewegingsvrijheid noodzakelijk omdat klaagster niet goed in staat is voor zichzelf te zorgen. De verwachting is immers dat zij buiten de instelling in conflict kan komen met derden en agressie over zichzelf kan afroepen. Het is wenselijk dat klaagster meer stabiliseert alvorens haar vrijheden verder worden opgebouwd. Inmiddels is er sprake van enige verbetering waarbij klaagster nu wel onder begeleiding naar buiten kan. Bovendien zal per dag worden bekeken of uitbreiding van de vrijheden mogelijk is en zodra dit mogelijk is zal dit ook gelijk ingezet worden.

d) Het besluit tot het opleggen van een kamerprogramma
Verweerder voert aan dat klaagster tijdens de opname gesepareerd is in verband met een agressie-incident, waarbij zij een verpleger had bedreigd. Na deseparatie is gekozen voor een gesloten kamerprogramma voor rust en structuur zodat klaagster niet overprikkeld raakt. Hierdoor heeft klaagster vaste rustmomenten gekregen in haar kamer, waarbij de kamerdeur overdag open blijft. Als klaagster zich niet aan het kamerprogramma houdt wordt de deur gesloten. Tot slot voert verweerder aan dat het kamerprogramma dagelijks geëvalueerd wordt. 

Overwegingen en oordeel

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.

Uit de overgelegde stukken is volgens de Commissie gebleken dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in middelengebruik. Daarnaast heeft de behandelaar volgens de Commissie voldoende onderbouwd dat sprake is van ernstig nadeel. Verder stelt de Commissie vast dat aan klaagster op 28 maart en 4 april 2024 een schriftelijke mededeling als bedoeld in art. 8:9 lid 2 Wvggz is verstrekt waarin haar is medegedeeld dat de zorgverantwoordelijke heeft besloten tot het verlenen van verplichte zorg. In de schriftelijke mededeling zijn door de zorgverantwoordelijke het toedienen van medicatie, het opnemen in een accommodatie, de beperking van de bewegingsvrijheid en het opleggen van een kamerprogramma aangekruist als vormen van verplichte zorg.

Ad 1) Ten aanzien van het toedienen van medicatie

Uit de stukken is volgens de Commissie gebleken dat klaagster het niet eens is met het besluit tot toediening van medicatie. De behandelaar heeft echter aangevoerd dat de middelen noodzakelijk zijn om het manisch-psychotische toestandsbeeld te behandelen. De behandelaar voegt daaraan toe dat is gebleken dat klaagster ontregeld is zonder medicatie. De Commissie betreurt dat klaagster hinder ondervindt van de bijwerkingen van de medicatie, maar is het met de behandelaar eens dat de medicatie nodig is ter voorkoming van (verder) ernstig nadeel.

De Commissie is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad 2) Ten aanzien van het opnemen in een accommodatie

De Commissie heeft begrepen dat klaagster het niet eens is met haar gedwongen opname in de kliniek, omdat dit volgens haar onnodig is. Omdat is gebleken dat het niet mogelijk was voor klaagster om zich aan de afspraken te houden, en is gebleken dat de structuur, rust en herstel van de nachtrust van klaagster en haar medepatiënten wordt verbeterd, begrijpt de Commissie de keuze van de behandelaar om over te gaan tot een gedwongen opname. De Commissie is derhalve van oordeel dat – mede gezien het risico op ernstig nadeel buiten de kliniek – deze vorm van verplichte zorg noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel.

De Commissie komt tot het oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

Ad 3) Ten aanzien van de beperking van de bewegingsvrijheid 

Daarnaast meent klaagster dat zij de beperking van de bewegingsvrijheid niet nodig heeft. De behandelaar heeft aangevoerd dat deze vorm van verplichte zorg noodzakelijk is omdat klaagster op dit moment nog niet goed in staat is om voor zichzelf te zorgen. Omdat het daarnaast de verwachting is dat klaagster buiten de kliniek in conflict kan komen met derden en agressie over zichzelf kan afroepen, en het wenselijk is dat klaagster meer stabiliseert alvorens haar vrijheden verder worden opgebouwd, meent de Commissie dat deze vorm van verplichte zorg noodzakelijk en passend is voor klaagster.

De Commissie komt tot het oordeel dat dit klachtonderdeel  ongegrond is.

Ad 4) Ten aanzien van het opleggen van een kamerprogramma

Klaagster is het niet eens met het opleggen van een kamerprogramma, omdat ze erg gefrustreerd wordt van de afspraken om op bepaalde tijdstippen haar kamer te mogen verlaten. De behandelaar heeft aangevoerd dat een gedwongen kamerprogramma nodig is  voor de rust en dat structuur nodig is om te zorgen dat klaagster niet overprikkeld raakt. De Commissie acht het invoelbaar dat klaagster gefrustreerd wordt van deze afspraken, maar is van oordeel dat de behandelaar in redelijkheid heeft kunnen komen tot dit besluit met het oog op een effectieve behandeling voor haarzelf en haar medepatiënten. 

De Commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. 

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond moet worden verklaard. 

Ambtshalve opmerking

Voor de Commissie is niet duidelijk geworden hoe vaak het behandelplan geëvalueerd is en wordt. De Commissie hecht er in dit kader aan – wellicht ten overvloede – de behandelaren te wijzen op het belang van een frequente evaluatie van onder andere de vrijheidsbeperkende maatregelen. Dit niet alleen vanuit de voorwaarden voor verplichte zorg op grond van de Wvggz maar ook om tot een optimale behandeling van klaagster te kunnen komen. 

Schadevergoeding

Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding. 

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond; en 
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Deze beslissing is op 7 mei 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 21 mei 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door de heer X., voorzitter, mevrouw X,, lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.