Ongegronde klacht over toediening van medicatie en opname in een accommodatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken 

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd op 22 mei 2024 bij de 

Klachtencommissie binnengekomen op 23 mei 2024, nummer 2405-70

Datum: 10 juni 2024

Samenvatting 

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in de door verweerder genomen beslissing tot toediening van medicatie en opneming in een accommodatie. De Commissie komt tot het oordeel dat aan de beslissing waarover klager zich beklaagt geen uitvoering gegeven is en aldus geen sprake is geweest van verplichte zorg. Op het moment dat er wél sprake was van verplichte zorg, was verweerder niet meer betrokken bij de zorgverlening. De klacht is daarom om die reden ongegrond verklaard. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt gelet hierop afgewezen. 

Inleiding

De Klachtencommissie is op 10 juni 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B. (hierna: de zorgaanbieder tevens verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een verplichting of over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Aanwezig

Klager: de heer A.;

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: B., onderdeel van D., 

vertegenwoordigd door mevrouw E., psychiater.

Stukken

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) had bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ingekomen op 23 mei 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ingekomen op 4 juni 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager. 

De feiten en omstandigheden

Aan het dossier ontleent de Commissie het volgende. 

Bij beschikking van 31 oktober 2022 heeft de Rechtbank F. ten aanzien van klager een aansluitende zorgmachtiging tot en met 30 april 2023 verleend, waarin onder andere de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen: 

  • toedienen van medicatie; en 
  • opnemen in een accommodatie. 

Op 27 januari 2023 heeft de psychiater, die op dat moment zorgverantwoordelijke was, een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen als in artikel 8:9 Wvggz en de volgende vormen van verplichte zorg aangekruist: 

  • toediening medicatie;
  • beperken van de bewegingsvrijheid; 
  • onderzoek aan kleding of lichaam; 
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen; 
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten; en 
  • opnemen in een accommodatie. 

Na het nemen van voornoemde beslissing werd klager op de wachtlijst geplaatst voor opname in een kliniek van G. (hierna: de kliniek). 

Op 2 maart 2023 werd klager opgenomen in de kliniek en werd het verlenen van zorg op grond van de zorgmachtiging toegewezen aan een andere zorgverantwoordelijke, die op 3 maart 2023 heeft besloten tot het beperken van de bewegingsvrijheid. In de periode daaropvolgend werd klager in een verplicht kader ingesteld op Abilify waarna op 8 mei 2023 ontslag volgde. 

De klacht 

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in de beslissing van 27 januari 2023 tot: 

  • het opnemen in een accommodatie; en 
  • het toedienen van medicatie. 

Schadevergoeding 

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen. 

Het standpunt van klager 

Namens en door klager is ter onderbouwing van zijn klacht, samengevat, aangevoerd dat hij zich op 2 maart 2023 vrijwillig liet opnemen in de kliniek voor een medicatiewissel naar Abilify. Deze beslissing is volgens klager niet op schrift gesteld. Hij was tegen het gebruik van Abilify vanwege de door hem eerder ondervonden bijwerkingen, maar werkte mee onder dreiging van dwangbehandeling. Op 3 maart 2023 werden de vrijheden van klager ingetrokken omdat hij cannabis zou hebben gebruikt. Klager heeft vervolgens twee weken zonder enige vrijheid doorgebracht in de kliniek in afwachting van de psychiater die op vakantie was. Na terugkomst van de psychiater, werd klager door haar verplicht om Abilify in te nemen, ondanks zijn bezwaren en eerdere negatieve ervaringen met het medicijn. Hij mocht weliswaar kiezen tussen twee soorten medicijnen (paliperidon en Abilify), maar met beide had klager slechte ervaringen. Daar werd echter niet naar geluisterd. Als gevolg van de medicatie werd klager naar eigen zeggen paranoia. Zo dacht hij dat zijn familie werd aangevallen. Ook begon zijn lichaam te veranderen, met name op hormonaal niveau. Dit merkte klager bijvoorbeeld door pijn in de buik. Na ontslag raakte klager in een crisis en werd hij opnieuw gedwongen opgenomen. Klager verwijt de psychiater dat zij zijn eerdere negatieve ervaringen met Abilify negeerde, wat uiteindelijk leidde tot een tweede gedwongen opname. Klager ondervindt nog steeds gevolgen hiervan. Na de tweede opname werd de medicatie gewijzigd, waarna klager verbetering zag in zijn toestand. 

Het standpunt van verweerder

De psychiater heeft namens de zorgaanbieder verweer gevoerd tegen de klachten. Daartoe is, samengevat, aangegeven dat zij op 27 januari 2023 de verplichte zorg heeft aangezegd. Hoewel een spoedopname op dat moment geïndiceerd was, kon klager niet eerder dan 2 maart 2023 terecht in de kliniek. De opname vond plaats tijdens de vakantie van de psychiater. Op 7 maart 2023 – dus vijf dagen na opname – bespraken de psychiater en de behandeld arts van de kliniek met klager de ineffectiviteit van Haldol en de noodzaak van een alternatief antipsychoticum. Ondanks eerdere negatieve ervaringen van klager met Abilify, werd dit voorgesteld omdat andere opties ook bijwerkingen veroorzaakten. Klager kreeg de keuze tussen paliperidon en Abilify. Klager koos uiteindelijk Abilify. De behandeling vond plaats in een verplicht kader. De beslissing om dwangbehandeling te starten is genomen door de behandelverantwoordelijke arts van de kliniek. De psychiater, die klager voor het laatst op 16 maart 2023 zag, was daarna niet meer betrokken bij een evaluatie van de behandeling. 

Overwegingen en oordeel

Wettelijk kader:

In artikel 8:9 Wvggz is bepaald dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van een hier aan de orde zijnde zorgmachtiging kan beslissen tot het verlenen van verschillende vormen van verplichte zorg. 

In artikel 3:3 Wvggz en artikel 3:4 Wvggz is bepaald dat verplichte zorg alleen verleend worden indien het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en: 

  1. er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn; 
  2. er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn. 
  3. Het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
  4. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.

Het opnemen in een accommodatie  

De Commissie zal zich eerst buigen over de vraag of sprake is geweest van verzet tegen de opname op 2 maart 2023 zoals klager op 27 januari 2023 is aangezegd. 

Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz kan worden verleend op grond van een zorgmachtiging. Pas als sprake is van verzet, is verplichte zorg dus aan de orde. Kort gezegd is sprake van verzet: (i) indien geen vertegenwoordiger optreedt, als de betrokkene zich verzet; en (ii) indien wel een vertegenwoordiger optreedt, als betrokkene of zijn vertegenwoordiger zich verzet. Globaal kunnen drie vormen van verzet worden onderscheiden: (i) verbale uitingen van verzet: dit betreft situaties waarin de betrokkene uitdrukkelijk aangeeft de kliniek te willen verlaten of continu de behandeling ter discussie stelt; (ii) gedragingen die duiden op verzet: dit omvat gedragingen zoals het niet meewerken aan de behandeling; en (iii) ambivalente houding of gedrag: dit betreft situaties waarin de betrokkene ambivalent is ten aanzien van vrijwillig verblijf. 

De Commissie stelt vast dat de psychiater op 27 januari 2023 een beslissing heeft genomen tot het toepassen van verplichte zorg waaraan op dat moment geen uitvoering werd gegeven. Klager wordt immers pas op 2 maart 2023 opgenomen. De Commissie stelt verder vast dat in het klaagschrift van 22 mei 2024 vermeld staat dat klager zich vrijwillig liet opnemen. Ter zitting bevestigt klager dat hij destijds meewerkte aan de opname. Nu aldus geen sprake is geweest van verzet maar van instemming met de opname, zal de Commissie de klacht daartegen om die reden ongegrond verklaren. 

Vanaf 3 maart 2023, toen de vrijheden van klager werden ingetrokken, was er geen sprake meer van instemming met de opname. De beslissing om de bewegingsvrijheid te beperken als vorm van verplichte zorg, is, anders dan klager meent, genomen door de behandelverantwoordelijke arts in de kliniek en niet door de psychiater, die sinds de opname niet meer als zorgverantwoordelijke optrad. Dit betekent dat de psychiater niet als verweerder kan worden aangemerkt voor deze beslissing. De Commissie zal de klacht daarom ongegrond verklaren. Hiermee stelt de Commissie niet dat de opname terecht was, maar dat de klacht tegen de verkeerde partij is gericht en dat de klacht om die reden dus ongegrond verklaard wordt. Indien klager alsnog een inhoudelijk oordeel van de Commissie wenst over de klacht tegen de opname, zal hij hierover een nieuwe klacht moeten indienen.

Het toedienen van medicatie 

Zoals hiervoor reeds vastgesteld, is aan de beslissing zoals die door de psychiater op 27 januari 2023 is genomen, geen uitvoering gegeven. Immers, klager werd pas in de kliniek ingesteld op Abilify. Ook is hiervoor reeds vastgesteld dat de psychiater op dat moment geen zorgverantwoordelijke meer was en dat de beslissing tot een behandeling met Abilify genomen is door de behandelverantwoordelijke arts van de kliniek. Gezien deze overwegingen zal de Commissie ook deze klacht ongegrond verklaren. Net zoals de Commissie bij de klacht tegen de opname overwogen heeft, betekent de ongegrondverklaring van de klacht niet dat de behandeling met Abilify terecht was, maar alleen dat de Commissie in deze situatie geen inhoudelijk oordeel kan geven op de voorliggende klacht en dat de klacht om die reden ongegrond verklaard is. 

Schadevergoeding 

Omdat de door klager ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding geen aanleiding. 

De Commissie wijst dit verzoek dan ook af. 

De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klachten ongegrond;   
  • wijst het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding af. 

De schriftelijke beslissing is op 18 juni 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door de heer X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.