Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 11 juli 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 11 juli 2024, met nummer 2407-106
Datum: 29 juli 2024
Inleiding
De Klachtencommissie is op 29 juli 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna: verweerder), met nummer 2407-106.
De klacht gaat over het nakomen van een verplichting over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager : de heer A.;
bijgestaan door: mevrouw C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Zorgaanbieder : Kliniek D., onderdeel van B.,
vertegenwoordigd door de heer E., psychiater; en de heer F., arts.
Stukken
De Klachtencommissie, hierna te noemen de Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, binnengekomen op 11 juli 2024;
- de reactie van verweerder, binnengekomen op 24 juli 2024; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
Samenvatting
De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot
1) opname in de accommodatie; en
2) toediening van medicatie.
De Commissie komt tot het oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn.
Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.
Bij ‘kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg’ van 9 juli 2024 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen voor de duur van drie weken. Deze machtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen opnemen in een accommodatie en het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 9 juli 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. In de schriftelijke kennisgeving is onder meer ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vormen van verplichte zorg.
Klager is van 9 tot en met 19 juli 2024 opgenomen geweest in kliniek D. (hierna; de kliniek). Op 19 juli 2024 ging klager met ontslag en naar huis. Op 22 juli 2024 is klager opnieuw opgenomen in de kliniek. Diezelfde avond is er een nieuwe beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen, waarover klager opnieuw schriftelijk in kennis is gesteld. Deze beslissing van 22 juli 2024 betreft onder meer ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het toedienen van medicatie’. Klager krijgt sindsdien anti-psychotische medicatie.
De beslissing van 22 juli 2024 vermeldt inzake het toedienen van medicatie:
“Bij oplopende agitatie of angst voortkomend uit uw psychose kunt u gedwongen medicatie krijgen. Daaropvolgend zal dan worden overgegaan op dagelijkse medicatie onder dwang.”
De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft, omdat hij de situatie niet kan waarderen.
De klacht
Klager verzette zich in eerste instantie tegen de beslissing van de zorgaanbieder om hem verplichte medicatie te geven tijdens zijn eerste opname in de kliniek van 9 tot en met 19 juli, en tegen de medicatie die hem daarvóór op de H. was gegeven. Tijdens de zitting heeft klager, met instemming van de behandelaars, zijn klacht gewijzigd in een klacht tegen zijn huidige opname en zijn huidige medicatie, sinds hij op 22 juli 2024 heropgenomen is. De Commissie is van oordeel dat verweerders door deze wijziging niet in hun belangen in deze klachtenprocedure worden geschaad.
Schorsingsverzoek
Klager had de Commissie in zijn klaagschrift verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen.
De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 11 juli 2024 (tijdens de eerste opname van klager in de kliniek) geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zou worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie heeft klager vervolgens op 11 juli 2024 geïnformeerd dat zij zich dan ook zou beperken tot een oordeel over de klacht.
Schadevergoeding
Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
Klager stelt dat hij geen psychische stoornis heeft. Hij heeft wel veel middelen en alcohol gebruikt, en dat ging niet goed. Hij zegt nu het wel eens te zijn met zijn eerste opname in de kliniek, van 9 tot en met 19 juli 2024. Hij is in die periode tot rust gekomen, had tijd om na te denken en vond het fijn dat hij onder meer geen alcohol dronk. Omdat het zo goed met hem ging, mocht hij op 19 juli 2024 met ontslag. Hij ging toen naar huis, maar daar rook het vreemd. Hij is het huis gaan schoonmaken en kwam allerlei dingen tegen waaruit bleek dat zijn buren hem wilden vergiftigen. Hij is met die spullen naar het politiebureau gegaan om aangifte tegen zijn buren te doen. Desgevraagd vertelt hij dat hij absoluut geen bomgordel om had toen hij het politiebureau binnen ging. Hij had slechts een metalen plaat, die achter een radiator kan zitten, om zijn linkerbil vast getapet, zodat deze plaat de werking van de chip in zijn linkerbil zou tegengaan. Deze chip is op de H. in zijn bil gespoten, waardoor hij nu overal gevolgd en in de gaten gehouden kan worden. Klager zegt dat hij rustig het politiebureau is binnengegaan en daar rustig heeft gezeten.
Klager zegt dat de verhalen van de behandelaars over hem niet kloppen: hij heeft niet over de snelweg gerend en er zijn geen buren vanwege hem verhuisd. Het is juist zo dat de buren hem proberen te vergiftigen of te bestralen.
Hij kan niet goed met zijn behandelaars praten, want zij willen hem steeds medicatie geven of de dosering van zijn medicatie verhogen, terwijl dit niet nodig is. Hij is bang voor de bijwerkingen van de medicatie, want hij ziet bij anderen dat zij er moe of traag van worden. In zijn werk als dj moet hij snel kunnen reageren. Met medicatie kan hij zijn werk niet doen, zegt hij.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de huidige opname van klager en de antipsychotische medicatie noodzakelijk zijn ter afwending van ernstig nadeel. De behandelaren hebben het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Volgens de behandelaars lijdt klager aan een waanstoornis of aan schizofrenie. Het gaat al langere tijd (tien jaar) niet goed met hem, maar hij heeft tot nu toe zorg gemeden. Klager is begin juli 2024 met een crisismaatregel opgenomen op de H. in G.. De behandelaars hebben van klager vernomen dat hij daar erg angstig was. Hij had het idee dat hij vanuit zijn kamer hoorde dat de behandelaars mensen vermoorden op de afdeling. Hij vertelde urenlang de deurklink vast te hebben gehouden, zodat niemand hem kon aanvallen. De behandelaars zouden samenwerken met zijn buren die het ook op hem hadden gemunt.
Op de H. heeft klager tweemaal een injectie haloperidol gekregen.
Bij opname op de J. van D., was nog sprake van een florerend psychotisch beeld, volgens de behandelaars. Klager was angstig, had paranoïde wanen over zijn buren en over de behandelaars van de H.. Hij at enkel uit dichte verpakkingen, vanuit een vergiftigingswaan. Er was geen sprake van ziektebesef en klager weigerde vrijwillig medicatie in te nemen. Ook wilde hij niet in gesprek met de behandelaars over de medicatie en zijn psychotische belevingen.
Volgens de behandelaars is sprake van een grote lijdensdruk bij klager, met veel angst en een florerend psychotisch beeld. Vanuit de psychose is sprake van ernstig nadeel in de vorm van een risico op het afroepen van agressie over zichzelf. Klager heeft namelijk voor de
opname voor veel overlast gezorgd bij zijn buren, vanuit zijn paranoïde wanen. Er is gevaar op maatschappelijke teloorgang: klager is bekend bij ‘Vangnet en advies’, en er is een last onder dwangsom opgelegd van duizend euro, bij het veroorzaken van overlast. De vrouw van klager wilde hem vanwege zijn toestand en het afhouden van zorg verlaten, en het lukt hem niet om tot werk of dagbesteding te komen.
Nadat klager zijn klacht had ingediend bij de Klachtencommissie, is de medicatie opgeschort en leken de psychotische belevingen meer naar de achtergrond te zijn verdwenen dan wel geheel verbleekt. Zodoende leek het continueren van de opname niet langer doelmatig en is, in overleg met klager, zijn partner en het ambulante kader, ingezet op ontslag. Daarbij maakten de behandelaars met klager de afspraak dat bij een eventuele nieuwe psychotische decompensatie gestart zou worden met een antipsychoticum. Klager stemde in met deze afspraak. Op 19 juli 2024 ging klager met ontslag. Een dag later is klager vanuit psychotische belevingen naar de politie gegaan om aangifte te doen tegen zijn buren. Er werd wederom een florerend psychotisch beeld gezien, waarvoor klager opnieuw werd opgenomen onder de nog lopende crisismaatregel. Op de afdeling zien de behandelaars bij klager momenteel een grote lijdensdruk met uitgebreide paranoïde wanen, waarbij klager angstig en gespannen is en zich onveilig voelt. Hij heeft het idee dat hij een chip in zich heeft, in zijn kamer zal worden vermoord en dat de verpleging door de buren wordt aangestuurd.
Klager krijgt op het moment van de hoorzitting 20 mg olanzapine per dag, maar de behandelaars vinden dat dit onvoldoende effect heeft en willen de dosering verhogen naar 30 mg per dag. Klager krijgt de olanzapine omdat hij veel last van bijwerkingen had van de eerder (op de H.) gegeven haloperidol. Verder willen de behandelaars dat klager in gesprek gaat met een psycholoog. Inmiddels is ook een aanvraag voor een zorgmachtiging gedaan.
Overwegingen en oordeel
Toetsingskader
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
Volgens de overgelegde stukken zou klager lijden aan een psychische stoornis, te weten een waanstoornis of schizofrenie. Hoewel klager de stoornis ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. De Commissie moet daar bij de verdere beoordeling dan ook van uitgaan.
Er is sprake van een groot risico op ernstig lichamelijk letsel van klager, op maatschappelijke teloorgang en op de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept indien geen verbetering in het toestandsbeeld van klager optreedt. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot acuut dreigend ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klager zorg nodig.
De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in de instelling en toediening van (antipsychotische) medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is.
Hierbij merkt de Commissie op dat zij van klager heeft begrepen dat hij last heeft of last verwacht van nare bijwerkingen van de medicatie. Volgens de Commissie heeft de zorgverantwoordelijke in redelijkheid kunnen oordelen dat in dit geval het voordeel, te weten het voorkomen van psychiatrische verslechtering met risico op bovengenoemd ernstig nadeel, zwaarder moet wegen dan het door klager genoemde en verwachte nadeel.
De Commissie heeft kunnen vaststellen dat er een geldige machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel aanwezig is – waarvan de geldigheidsduur door de aanvraag van de zorgmachtiging is verlengd – die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met een opname en toediening van medicatie.
Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht in beide onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Schadevergoeding
Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding.
Beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 31 juli 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 5 augustus 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is genomen door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.