Ongegronde klacht over toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

Betreft:            BESLISSING

Inzake:            de klacht van de heer A., gedateerd 25 april 2024 bij de Klachtencommissie
                        binnengekomen op 29 april 2024, nummer 2404-54

Datum:           13 mei 2024

Inleiding

De klachtencommissie is op 13 mei 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B., locatie C. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een verplichting of over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Klager heeft geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de Commissie.

Aanwezig

Klager: de heer A.; 

Bijgestaan door: mevrouw D., patiëntenvertrouwenspersoon; 

Zorgaanbieder: B., locatie C.,

vertegenwoordigd door mevrouw E., psychiater, en 

mevrouw F., arts.

Stukken

De klachtencommissie (hierna: Commissie) had bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. klaagschrift, ingekomen op 29 april 2024;
  2. de reactie op het schorsingsverzoek van de geneesheer-directeur, ingekomen op 29 april 2024
  3. het verweerschrift, met bijlagen van de zorgaanbieder, ingekomen op 2 mei 2024. 

Samenvatting

De Commissie heeft een beslissing genomen naar aanleiding van een klacht van klager. De klacht heeft betrekking op de verplichte toediening van medicatie aan klager. Klager had zijn klacht ingediend in overeenstemming met artikel 10:3 van de Wet verplichte ggz (Wvggz). De Commissie heeft op basis van de stukken en de toelichting van partijen tijdens de hoorzitting besloten de klacht ongegrond te verklaren nu het nemen van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg voldoet aan de eisen voor en doelen van verplichte zorg uit de Wvggz.

De feiten en omstandigheden

Aan het dossier ontleent de Commissie het volgende. 

Aan klager wordt door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens een door de rechtbank verleende zorgmachtiging van 8 december 2023 geldend uiterlijk tot en met 8 december 2024. 

Per brief van 4 april 2024 heeft de zorgaanbieder aan klager aangezegd verplichte zorg te gaan verlenen in de vorm van het toedienen van medicatie, beperken van de bewegingsvrijheid en opnemen in een accommodatie. 

De klacht 

De klacht heeft betrekking op de beslissing tot het toedienen van medicatie van 4 april 2024. 

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van 4 april 2024 te schorsen. 

Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 30 april 2024, het schorsingsverzoek afgewezen.

Het standpunt van klager 

Klager stelt zich op het standpunt dat de zorgvorm het toedienen van medicatie, te weten: paliperidon, niet verleend mag worden. Klager heeft – kort weergegeven – daartoe aangevoerd dat geen sprake is van een vastgestelde psychose, maar slechts een vermoeden van mogelijke psychose en autisme. Klager ondervindt bijwerkingen door de medicatie waaronder uitslag in het gelaat, gewichtstoename en “dogma”. Als er al medicatie op zijn plaats was geweest, dan had dat eerder orale medicatie moeten zijn dan depotmedicatie. Klager wenst de vrijheid te krijgen om het zelfstandig in te nemen. Eerder is klager gestopt met medicatie, en dit verliep goed. Hoewel na enige tijd door de behandelaren een katatoon toestandsbeeld werd waargenomen, bleek dit een bewuste daad van verzet van klager te zijn tegen verplichte zorg. Klager heeft een andere verklaring voor de symptomen dan zijn behandelaren. Hij vindt niet dat er sprake is van een psychische stoornis. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij voor opname vermagerd was wegens zijn financiële beperkingen en zijn zelfzorg verminderd was, omdat de douche niet werkte.

Het standpunt van verweerder

Namens de zorgaanbieder hebben de behandelaren – kort weergegeven – naar voren gebracht dat de behandeling met paliperidon doelmatig is, omdat de patiënt significant beter functioneert met deze medicatie dan zonder. Zonder medicatie vertoonde de patiënt ernstige verslechtering: hij at en dronk nauwelijks, vermagerde, reageerde niet op aanspreken, had slechte zelfzorg en trok zich terug op zijn kamer. Dit leidde eerder tot een gedwongen opname vanwege agressief gedrag richting zijn moeder. In de kliniek werd een toestand waargenomen die bij katatonie past, en de gunstige respons op lorazepam bevestigde dit. Ter zitting heeft de behandelaar aangegeven dat er wordt uitgegaan dat de katatone toestand het gevolg is van onderliggende schizofreniespectrum stoornis en mogelijk ook een autisme spectrum stoornis. Diagnostiek hiernaar wordt bemoeilijkt door de ernst van de katatone verschijnselen. De katatonie wordt behandeld met lorazepam en voor de onderliggende problematiek (vermoedelijke overprikkeling en psychosegevoeligheid) is een antipsychoticum nodig.  Ondanks het aanbod om alternatieve medicatie te proberen vanwege de bijwerkingen van paliperidon, heeft de patiënt deze alternatieven afgewezen. De dosering van de paliperidon is wegens bijwerkingen al wel verlaagd.

Overwegingen en oordeel

Toepassen van verplichte zorg 

Voor het toepassen van verplichte zorg moet sprake zijn van ernstig nadeel dat wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. De Commissie stelt vast, mede gelet op de beschikking van een 8 december 2023 waarbij een zorgmachtiging is verleend die kracht van gewijsde heeft, dat bij klager sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. De behandelaren hebben ter zitting uiteengezet dat klager symptomen vertoont die passen bij katatonie. De aard van de onderliggende stoornis is weliswaar nog onduidelijk, maar dat is voor de Commissie onvoldoende om geen psychische stoornis in de zin van Wvggz te kunnen aannemen. 

De Commissie stelt ook vast dat de psychische stoornis van klager leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. 

Toedienen van medicatie 

Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting van 13 mei 2024 naar voren is gebracht, volgt naar het oordeel van de Commissie dat toepassing van verplichte zorg in de vorm van toedienen medicatie als proportioneel, subsidiair en doelmatig moet worden beschouwd, in die zin dat er voor klager geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn en dat het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig en naar verwachting effectief is. De Commissie licht dit als volgt toe. 

Op grond van de stukken en hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben verklaard, concludeert de Commissie dat een behandeling met medicatie voor situaties waarin klager verkeert, de meest aangewezen behandeling is en dat aldus met medicatie het ernstig nadeel kan worden weggenomen. Eerder heeft het stoppen met het innemen van medicatie bij klager geleid tot een significante verslechtering optrad van het toestandsbeeld. Ter zitting hebben de behandelaren het voldoende aannemelijk gemaakt dat het risico met het stoppen van de medicatie is dat het katatone beeld, waarvan toen sprake was, mogelijk weer terugkomt. Hieruit blijkt voor de Commissie voldoende dat klager baat heeft bij de behandeling met medicatie. 

Gebleken is verder dat overeenstemming over vrijwillige inname van medicatie niet te bereiken is. Dan resteert er naar het oordeel van de Commissie voor de behandelaren geen andere mogelijkheid dan de behandeling onder dwang toe te passen. De Commissie erkent onmiskenbaar dat een dergelijke behandeling gepaard gaat met bijwerkingen, echter is ook duidelijk geworden dat het gestelde doel, het wegnemen en voorkomen van ernstig nadeel, niet zonder medicamenteuze interventie gerealiseerd kan worden. De Commissie heeft hierbij in aanmerkingen genomen dat de dosering reeds verlaagd is. 

Gelet op het voorgaande, is naar het oordeel van de Commissie voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van verplichte zorg. De Commissie is daarmee van oordeel dat de klacht van klager ongegrond moet worden verklaard. 

De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond. 

De beslissing is op 14 mei 2024 mondeling medegedeeld aan partijen.

De schriftelijke beslissing is op xx mei 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.