Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klachten van A., gedateerd 20 augustus 2024, door de Klachtencommissie ontvangen op 21 augustus 2024, met nummer 2408-131
Datum: 16 september 2024
Inleiding
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 16 september 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van A. tegen B. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder).
De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: A. (hierna: klager);
Bijgestaan door: C., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: pvp).
Zorgaanbieder: B., vertegenwoordigd door D., psychiater.
Stukken
De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:
- het klaagschrift, ontvangen op 21 augustus 2024;
- het verweerschrift, ontvangen op 26 augustus 2024; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
Samenvatting
Klager heeft klachten ingediend tegen de gedwongen opname, toediening van medicatie en insluiting in de separeerruimte. De zorgaanbieder bevestigt dat deze vormen van zorg noodzakelijk zijn, omdat klager leed aan een manie met psychotische kenmerken, hij daardoor agressief gedrag vertoonde en een gevaar vormde voor zichzelf en anderen. De Commissie oordeelt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk was. De Commissie verklaart alle klachten ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat het volgende vast.
Op 13 juli 2024 heeft de burgemeester van de gemeente E. op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van klager.
Diezelfde dag is klager schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing door de zorgverantwoordelijke tot het verlenen van de volgende vormen van verplichte zorg.
Klager werd aanvankelijk op 13 juli 2024 in het kader van de crisismaatregel opgenomen in F.. Bij beschikking van 16 juli 2024 heeft de rechtbank G. ten aanzien van klager een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 6 augustus 2024. Sinds 29 juli 2024 verblijft klager bij B., de zorgaanbieder.
Op 19 juli 2024 is klager schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing van de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 Wvggz tot – voor zover hier van belang – het verlenen van de volgende vormen van verplichte zorg: toediening medicatie, insluiten en opnemen in een accommodatie.
De klacht
Klager verzet zich tegen de volgende handelingen/beslissingen van de zorgaanbieder ter uitvoering (machtiging tot voortzetting) van de crisismaatregel:
- de toediening van medicatie;
- de insluiting; en
- de opneming in een accommodatie.
Schadevergoeding
Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
Kort weergegeven stelt klager dat hij in de periode van 15 juli 2024 tot en met 29 juli 2024 ten onrechte is opgenomen. Volgens klager is hij onterecht als agressief bestempeld en hebben medewerkers hem op ongepaste wijze behandeld, waarbij sprake was van racistische opmerkingen en uitlachen. Tevens werd hij verplicht medicatie in te nemen zonder uitleg over de aard van de medicatie.
Klager stelt dat hij ondanks zijn kalme houding herhaaldelijk in de isoleercel moest slapen, terwijl hiervoor geen noodzaak bestond. Dit heeft ertoe geleid dat hij zichzelf niet meer was en niet meer normaal kon functioneren. Volgens klager waren er minder ingrijpende alternatieven voor de insluiting, namelijk het opleggen van een kamerprogramma.
Klager is van mening dat er geen reden was voor het toepassen van gedwongen zorg, aangezien het goed met hem ging en hij bereid was mee te werken aan zijn opname, die aanvankelijk op vrijwillige basis plaatsvond. Hij betoogt dat hij gedurende de gehele periode niet agressief was, noch verbaal of non-verbaal. Hoewel hij erkent af en toe wat uit de bocht te zijn gevlogen, beschouwt hij dit als minimaal en onschuldig.
Het standpunt van verweerder
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de klachten van klager ongegrond zijn.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de gedwongen opname gerechtvaardigd was wegens een manie met psychotische kenmerken, passend bij een bipolaire 1 stoornis. Klager was dreigend en vertoonde agressief gedrag jegens anderen, riep agressie over zichzelf af en bevond zich in een situatie van acute maatschappelijke teloorgang. Tijdens de psychiatrische beoordeling weigerde klager mee te werken aan de noodzakelijke zorg.
In eerste instantie werd klager behandeld met orale medicatie. Echter, hij smokkelde met de medicatie en spuugde deze herhaaldelijk uit, waardoor er geen verbetering optrad in zijn manische en psychotische toestandsbeeld. Wegens het uitblijven van verbetering en het aanhoudend dreigende gedrag van klager, werd op 24 juli 2024 besloten over te stappen op intramusculaire medicatie (‘depot’) die nodig was voor de behandeling van zijn stoornis.
Klager werd meerdere keren ingesloten vanwege zijn dreigende en agressieve gedrag. De zorgaanbieder heeft dagelijks geprobeerd klager te mobiliseren door middel van afdelings- en kamermomenten, maar dit bleek vaak niet mogelijk vanwege het aanhoudende dreigende gedrag van klager, zowel verbaal als fysiek. Het aanbieden van minder ingrijpende alternatieven, zoals een kamerprogramma, was niet haalbaar aangezien klager te opgewonden en ontwrichtend voor de afdeling was. Om die reden bleef insluiting in de separeerruimte noodzakelijk, ondanks pogingen om klager meerdere dagen buiten de separeerruimte te houden, hetgeen soms mogelijk was.
Overwegingen en oordeel
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 10:3 Wvggz kan een betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de Commissie over de nakoming van een verplichting of over een beslissing op grond van de in artikel 10:3 lid 1 onderdeel a-x Wvggz genoemde klachtgronden. Naar het oordeel van de Commissie ziet de klacht op het niet nakomen van artikel 8:9 Wvggz respectievelijk het niet naleven van de Wvggz bij het nemen van een beslissing op grond van artikel 8:9 Wvggz en valt de klacht daarmee onder de klachtgrond zoals bedoeld in artikel 10:3 lid 1 onderdeel f Wvggz.
Dit betekent dat de Commissie toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht.
Inhoudelijke beoordeling
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een (machtiging tot voortzetting van de) crisismaatregel, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – er sprake is van een psychische stoornis en het daaruit voortvloeiende gedrag van een persoon leidt tot ernstig nadeel als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz. De verplichte zorg dient blijkens hetzelfde artikel doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling vindt plaats krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke, aldus artikel 8:9 Wvggz.
De klachten van klager betreffen de gedwongen opname, de medicatietoediening en de afzondering in de separeerruimte (door klager omschreven als “isoleercel”). De Commissie zal de verschillende klachten afzonderlijk beoordelen en constateert dat de bestreden beslissingen op het moment van indiening geen verdere gevolgen meer hebben.
Klacht ten aanzien van de opname
Klager verzet zich tegen de gedwongen opname op 15 juli 2024. Uit de stukken en de toelichting van de zorgaanbieder blijkt dat klager op dat moment leed aan een manie met psychotische kenmerken, passend bij een bipolaire 1 stoornis. Klager vertoonde dreigende agressie naar anderen en riep agressie over zichzelf af. Daarnaast was sprake van acute maatschappelijke teloorgang. De zorgaanbieder achtte een gedwongen opname noodzakelijk om klager en anderen te beschermen en om verdere maatschappelijke teloorgang te voorkomen.
De Commissie overweegt dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is dat klager op dat moment een gevaar vormde voor zichzelf en zijn omgeving. Hoewel klager aanvankelijk instemde met een opname – op een andere locatie – was van instemming tussen 15 juli en 29 juli 2024, de periode waarop de klacht betrekking heeft, geen sprake meer. Gezien de aard en ernst van de symptomen en het ontbreken van ziekte-inzicht bij klager, acht de Commissie de gedwongen opname gerechtvaardigd. De klacht ten aanzien van de gedwongen opname wordt dan ook ongegrond verklaard.
Klacht ten aanzien van de toediening van medicatie
Klager stelt dat hij gedwongen werd medicatie in te nemen zonder noodzaak en uitleg over de aard van de medicatie. Volgens de zorgaanbieder is eerst geprobeerd om klager orale medicatie te laten innemen, maar hij spuugde deze herhaaldelijk uit. Vanwege het uitblijven van verbetering en het dreigende gedrag van klager, is overgegaan op intramusculaire toediening van antipsychotische medicatie op 24 juli 2024.
Op basis van de stukken en de door de zorgaanbieder aangevoerde argumenten, concludeert de Commissie dat een behandeling met medicatie in het geval van klager de meest aangewezen behandeling is en geschikt om het nagestreefde doel van verplichte zorg, het afwenden en voorkomen van ernstig nadeel, te bereiken. De Commissie overweegt dat de zorgaanbieder voldoende inspanning heeft verricht om klager op een minder ingrijpende wijze te behandelen met medicatie. Toen orale medicatie niet effectief bleek, was de overstap naar intramusculaire medicatie gerechtvaardigd. Het is de Commissie niet gebleken dat klager over de medicatietoediening niet of niet voldoende is geïnformeerd. De Commissie verklaart dit klachtonderdeel daarom ongegrond.
Klacht ten aanzien van de insluiting
Klager stelt dat hij onterecht meerdere keren in de separeerruimte werd ingesloten, ondanks zijn kalme houding. Uit de toelichting van de zorgaanbieder blijkt echter dat klager herhaaldelijk verbaal en fysiek dreigend gedrag vertoonde, wat insluiting in de separeerruimte noodzakelijk maakte om de veiligheid van klager en anderen te waarborgen. Het toedienen van medicatie alleen bleek onvoldoende effectief, mede doordat klager de medicatie in de eerste dagen niet adequaat innam.
De Commissie overweegt dat de insluiting, gezien de gedragingen van klager, noodzakelijk en proportioneel was en dat er geen minder ingrijpende alternatief voorhanden was. Hoewel het gebruik van een kamerprogramma werd overwogen, bleek dit volgens de zorgaanbieder niet haalbaar door klagers ontwrichtende gedrag op de afdeling en aanhoudende agressie. Dat klager de agressie ontkent, is voor de Commissie geen aanleiding om de verklaring van de zorgaanbieder in twijfel te trekken, omdat het tegendeel van het standpunt van klager uit de stukken voldoende blijkt. De klacht tegen de insluiting wordt derhalve ongegrond verklaard.
Schadevergoeding
Op grond van artikel 10:11 Wvggz kan klager bij de Commissie tevens om schadevergoeding verzoeken. De Commissie kan op dit verzoek afzonderlijk beslissen en kan ook ambtshalve tot schadevergoeding besluiten.
Omdat de door klager ingediende klachten ongegrond worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding ten aanzien van klager. De Commissie wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af.
De beslissing
De Commissie:
- verklaart de klachten ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De schriftelijke beslissing is op 30 september 2024 aan betrokkenen verzonden.
Deze beslissing is gegeven door X, voorzitter, X, lid psychiater, en X, lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X, ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank kunnen voor u kosten zijn verbonden.