Ongegronde klacht over opname in een accommodatie en toediening van medicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klachten van de heer A., gedateerd en door de Klachtencommissie ontvangen op 31 juli 2024, met nummer 2407-118

Datum: 12 augustus 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 12 augustus 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B., locatie C. (hierna ook: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: de heer A. (hierna: klager);

Bijgestaan door: de heer D. (pvp).

Zorgaanbieder: A., locatie C., vertegenwoordigd door 

de heer E., psychiater; de F., arts; en

de heer G., co-assistent.  

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ontvangen op 31 juli 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ontvangen op 7 augustus 2024;  
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager; en
  4. de beschikking tot het verlenen van een zorgmachtiging d.d. 27 juni 2024. 

Samenvatting 

De klacht betreft de verplichte behandeling met medicatie en opneming in een accommodatie.  De Commissie oordeelt dat de beslissing waarover klager klaagt, voldoet aan de eisen die de Wvggz daaraan stelt. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding wordt om die reden afgewezen. 

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.

Op 28 juni 2024 is klager opgenomen op de afdeling (H.) van B., onderdeel van A., op grond van een zorgmachtiging die geldt tot en met 27 december 2024. Klager is naar B. verwezen door zijn (ambulante) psychiater van J..

Op 17 juli 2024 is klager overgeplaatst naar de C., onderdeel van A. en heeft de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 Wvggz een beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg, onder andere in de vorm van het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie. 

In de toelichting van de beslissing staat het volgende vermeld: “Om uw psychose te behandelen dient u de medicatie in te nemen, waaronder antipsychotica” en “U bent opgenomen in de kliniek omdat de behandeling thuis niet lukte en u dreigend was”. Daarnaast staat in de beslissing dat “deze verplichte zorg nodig is i.v.m. gedrag dat als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel: In het gesprek bent u niet zo goed te volgen, wat achterdochtig benoemt u afgeluisterd te worden. U heeft zich in de thuissituatie dreigend geuit, en ook tijdens de opname op de H. was u geïrriteerd en gooide u uw telefoon naar de begeleiding. Dit gedrag komt voort uit uw psychose. Thuis werd dit probleemgedrag in toenemende mate gezien, waarbij het niet mogelijk was om met u samen tot een goede behandeling te komen. Dit maakt dat u de mensen om u heen afstoot, agressie over u zelf afroept, en maatschappelijk ten onder gaat. Om uw psychose te behandelen is het nodig dat u opgenomen bent en uw medicatie inneemt”.

Verder is in de beslissing opgenomen dat klager wilsonbekwaam is ter zake. 

De klacht 

Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder ter uitvoering van de zorgmachtiging:

  • toediening van medicatie; en 
  • opneming in een accommodatie. 

Schadevergoeding 

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Klager is het niet eens met de beslissing van de zorgaanbieder om hem gedwongen medicatie toe te dienen en hem op te nemen in de accommodatie. 

Hij stelt allereerst dat de verplichte zorg gebaseerd is op oude informatie; dit is nu niet meer van toepassing.

Verder stelt klager in het algemeen dat hij ten tijde van de opname niet geestelijk in de war of ziek was, maar wel lichamelijk ziek. In dat kader heeft klager naar eigen zeggen zich uit frustratie door zijn lichamelijke klachten soms wat boos geuit. Deze boze uitingen zijn vervolgens verkeerd begrepen, als dat klager last zou hebben van een psychose. Hier is echter geen sprake van (geweest).

Ten aanzien van de opname heeft klager toegelicht dat hij van mening is dat op het moment dat hij werd overgeplaatst naar C., zijn toestandsbeeld al zodanig was verbeterd, dat een opname niet meer nodig was. Hij was vanaf het begin van de opname rustig en hij vertoonde geen psychotisch gedrag. Af en toe was hij mogelijk wat achterdochtig of geagiteerd, maar dat was onder andere het gevolg van de hevige pijnklachten die hij door de (depot)medicatie ervaart. Klager is dan ook van mening dat zijn behandeling thuis voortgezet had kunnen worden. 

In dit kader is door de pvp opgemerkt dat al tijdens het ZAG van 7 augustus 2024 is besloten dat klager met ontslag kan. Klager en pvp begrijpen niet waarom hij dan nu nog steeds in de instelling moet verblijven. Het feit dat er kennelijk geen team kan worden gevonden dat klager in de thuissituatie gaat behandelen, vinden zij in dat opzicht geen geldige reden. In het verlengde hiervan heeft klager opgemerkt dat, hoewel hij het er niet mee eens is dat hij in de thuissituatie (antipsychotische) medicatie krijgt voorgeschreven, hij wel bereid is de medicatie in te (blijven) nemen. 

Ten aanzien van de antipsychotische medicatie heeft klager verder opgemerkt dat, naast het feit dat hij van mening is dat hij deze medicatie niet nodig heeft, hij er veel nare bijwerkingen van ondervindt. Zo heeft hij in het verleden door soortgelijke medicatie hartklachten gekregen. Daarnaast heeft hij door de medicatie last van een ontsteking in zijn borstkas, waardoor hij misselijk is en slecht slaapt. Daarenboven heeft klager veel last van het depot. Als hij al medicatie moet innemen, dan wil hij dat graag in pilvorm en niet in de vorm van een injectie. Hij heeft namelijk veel pijn nadat hij de injectie toegediend heeft gekregen. 

Ten aanzien van de Depakine heeft klager opgemerkt dat hem niet duidelijk is waarom hij deze medicatie krijgt voorgeschreven. Verder heeft hij hierdoor veel last van maagzuur, een andere reden waarom hij deze medicatie niet wil.

Tot slot heeft klager tijdens de hoorzitting aangegeven dat hij de contacten met zijn behandelaren in de kliniek als prettig heeft ervaren. Hij is het echter niet eens met hun beslissing(en).

Het standpunt van verweerder

Volgens de zorgaanbieder is het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie noodzakelijk vanwege de psychiatrische stoornis en het daarmee samenhangende ernstige nadeel. Namens de zorgaanbieder is in dat kader het volgende aangevoerd.

Klager werd op 17 juli 2024 vanuit B. overgeplaatst naar, en opgenomen in C.. De opname werd op dat moment (nog) noodzakelijk geacht wegens de psychotische kenmerken. Ter toelichting is opgemerkt dat klager tijdens de opname achterdochtig, prikkelbaar, soms dreigend en agressief gedrag vertoonde. Verder was hij  niet goed te volgen in zijn uitspraken en gedachten; volgens verweerder kwam dit door desorganisatie.  

Ten aanzien van de medicatie is daarnaast opgemerkt dat verweerder ervan overtuigd is dat klager een psychose heeft (gehad), ondanks dat hij dit zelf ontkent. Tijdens de psychose is er geen sprake geweest van ziektebesef of -inzicht. Klager heeft daarnaast kennelijk niet doorgehad dat hij psychotisch was, ondanks dat dit (ook later) met hem besproken is.

Klager heeft volgens verweerder antipsychotische medicatie nodig gehad -en dat is ook nu nog nodig- om een terugval in psychose te voorkomen. De kans op een terugval in psychotische klachten is namelijk groot als klager nu met de antipsychotische medicatie zou stoppen. Verder heeft verweerder opgemerkt dat bekend is dat klager bijwerkingen ervaart van de depotmedicatie. In dat kader is opgemerkt dat klager in gesprek kan met zijn ambulante behandelaren of, en zo ja, vanaf wanneer orale medicatie een optie is.

Ten aanzien van de Depakine is opgemerkt dat dit een stemmingsstabilisator is. Gezien het toestandsbeeld van klager ten tijde van de opname en aangezien al in het verleden was gebleken dat dit een positief effect had op het toestandsbeeld van klager, is dit in eerste instantie ook nog voor klager voorgeschreven. Zodra echter duidelijk was dat het beter ging met klager is gestart met de afbouw van de Depakine, zodat klager dit in de thuissituatie niet meer hoeft in te nemen. 

In het verweerschrift van 7 augustus 2024 en tijdens de hoorzitting op 12 augustus 2024 is verder uitgelegd dat klager volgens verweerder op dit moment nagenoeg hersteld is van de psychose. Zodra er een geschikt ambulant team of Zorgtoeleidingsteam bekend en beschikbaar is, en de huidige behandelaren zorg kunnen dragen voor een goede overdracht naar de ambulante behandelaren, kan klager met ontslag. 

In dit kader is later gebleken dat klager op 13 augustus 2024 kon worden overgedragen naar het Zorgtoeleidingsteam en dat die dag met ontslag is gegaan. 

Overwegingen en oordeel

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt. 

De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat er een geldige zorgmachtiging is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd, geïnformeerd is over de diverse vormen van gedwongen behandeling.

Op basis van de overgelegde stukken moet de Commissie ervan uitgaan dat klager lijdt aan een psychische stoornis. Hoewel klager de stoornis ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Daarnaast staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidde tot ernstig nadeel. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de Commissie zowel in de beslissing als ter zitting genoegzaam onderbouwd dat behandeling noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel zoals in voornoemde beslissing nader omschreven.

De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname en toediening van medicatie kon worden afgewend en dat deze vormen van verplichte zorg evenredig en effectief waren. Het viel niet te verwachten dat andere, minder ingrijpende, vormen van verplichte zorg het ernstig nadeel konden wegnemen. 

De Commissie is het met de behandelaren eens dat de opname noodzakelijk was, onder andere omdat klager niet instemde met een vrijwillige behandeling. 

Daarnaast kan de Commissie zich vinden in de uitleg van de behandelaar dat het noodzakelijk was om klager te behandelen met medicatie. Hierbij merkt de Commissie op dat zij van klager heeft begrepen dat hij last heeft (gehad) van bijwerkingen van de medicatie. Hoewel de Commissie dit betreurt is zij van oordeel dat dit door klager ervaren nadeel niet opweegt tegen het voordeel, te weten een effectieve behandeling van zijn klachten. 

Alles overziend oordeelt de Commissie de klacht ongegrond.

Schadevergoeding 

Omdat de door klager ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding geen aanleiding. De Commissie zal dit verzoek dan ook afwijzen. 

De beslissing

De Commissie:

  • verklaart de klacht tegen de toediening van medicatie en opneming in een accommodatie ongegrond;
  • wijst het schadevergoedingsverzoek af. 

De beslissing is op 13 augustus 2024 aan alle betrokken partijen telefonisch meegedeeld.

De schriftelijke beslissing is op 22 augustus 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X.,  lid-psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., secretaris-jurist.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. Hier kunnen kosten aan verbonden zijn.