Ongegronde klacht over opname in een accommodatie als vorm van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken 

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd op 14 mei 2024 bij de 

Klachtencommissie binnengekomen op 15 mei 2024, nummer 2405-61

Datum: 27 mei 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 27 mei 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. tegen B. (hierna: de zorgaanbieder tevens verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een verplichting of over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Mevrouw A. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de Commissie.

Aanwezig

  • mevrouw A. (hierna: klaagster); 
  • de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: PVP); 
  • mevrouw D., psychiater tevens zorgverantwoordelijke (hierna: zorgverantwoordelijke). 

Verder waren de moeder van klaagster, de arts van de afdeling en een co-assistent aanwezig.

Stukken

De Commissie had bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ingekomen op 15 mei 2024;
  2. het verweerschrift, met bijlagen, van de zorgaanbieder, ingekomen op 22 mei 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster. 

Samenvatting

De klacht houdt in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot opname in een accommodatie. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen. 

De feiten en omstandigheden

Aan het dossier ontleent de Commissie het volgende. 

Aan klaagster wordt door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 12 april 2024 geldend uiterlijk tot en met 12 oktober 2024. 

Per brief van 10 mei 2024 heeft de zorgverantwoordelijke op de voet van artikel 8:9 Wvggz aan klaagster aangezegd verplichte zorg te gaan verlenen in de vorm van opnemen in een accommodatie. 

De klacht 

De klacht houdt in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot het opnemen in een accommodatie. 

Schorsingsverzoek 

Klaagster heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van 10 mei 2024 te schorsen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een afzonderlijke beslissing van 22 mei 2024 het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding

Klaagster wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee zij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal zij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klaagster 

De klacht betreft de voortzetting van de opname. Klaagster is van mening dat zij momenteel voldoende stabiel is om de huidige behandeling thuis voort te zetten en dat er geen somatische noodzaak meer is voor opname.

Ter onderbouwing van haar klacht heeft klaagster aangevoerd dat haar toestand sinds de aanvang van de opname aanzienlijk is verbeterd. Hoewel het streefgewicht nog niet is bereikt, is er sprake van gewichtstoename, hetgeen een van de doelen van de opname was. Een voorwaarde voor ontslag was dat klaagster de Nutridranken zou innemen, wat zij sinds haar verblijf hier consequent doet. Klaagster wenst de behandeling thuis voort te zetten met haar psycholoog. Daarnaast heeft E. toegezegd haar te ondersteunen bij het verminderen van de sportdrang en het samenstellen van een voedingslijst.

Klaagster is ervan overtuigd dat het thuis beter zal gaan, aangezien zij hier geen hulp krijgt bij eetmomenten en er geen therapie beschikbaar is die zij kan volgen. Volgende week zal klaagster vanuit de accommodatie starten met dagbehandeling, iets wat zij eveneens vanuit huis kan doen. Dit te meer omdat de opname sowieso per 6 juni 2024 zal worden beëindigd.

Het standpunt van verweerder

Klaagster werd op 8 mei 2024 opgenomen waarna op 10 mei 2024 verplichte zorg werd ingezet bij een wens tot ontslag. Sindsdien vindt de opname in een verplicht kader plaats. Eerder is gebleken dat klaagster vrijwel direct na ontslag terugviel in onvoldoende eten, wat leidde tot ernstig ondergewicht, gevaarlijk lage bloedsuikerwaarden en een verlaagde hartslag. Hoewel klaagster tijdens een gesprek aangaf dat dit niet opnieuw zou gebeuren, omdat ze thuis meer begeleiding zou hebben, heeft de zorgverantwoordelijke daar onvoldoende vertrouwen in. Dit gezien het feit dat klaagster eerder vergelijkbare uitspraken deed voordat ze met ontslag ging en daarna toch terugviel. De zorgverantwoordelijke acht een voortzetting van de behandeling thuis op dit moment niet verantwoord vanwege het aanhoudende ondergewicht en het daarmee gepaard gaande ernstige nadeel dat nog steeds niet is afgewend. Het al dan niet halen van het streefgewicht staat hier los van. Uit recent bloedonderzoek blijkt een verminderde functie van de leukocyten. De verwachting is dat, indien klaagster nu naar huis gaat, zij zal terugvallen in onvoldoende eten, wat ernstige somatische gevolgen kan hebben zoals verlaagde bloeddruk, hartritmestoornissen en een groot risico op een hartstilstand. Pas bij voldoende stabilisatie is een voortzetting van de behandeling in de thuissituatie medisch verantwoord. 

Overwegingen en oordeel

Wettelijk kader

In artikel 8:9 Wvggz is bepaald dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van een hier aan de orde zijnde zorgmachtiging kan beslissen tot het verlenen van verschillende vormen van verplichte zorg. 

In artikel 3:3 Wvggz en artikel 3:4 Wvggz is bepaald dat verplichte zorg alleen verleend worden indien het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en: 

  1. er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn; 
  2. er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn; 
  3. het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en 
  4. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. 

Toepassen van verplichte zorg 

Voor het toepassen van verplichte zorg moet aldus sprake zijn van ernstig nadeel dat wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. De Commissie stelt vast, mede gelet op de beschikking van een 12 april 2024 waarbij een zorgmachtiging is verleend, dat bij klaagster sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz, te weten: anorexia nervosa, restrictieve type. Het bestaan van een stoornis wordt door klaagster ook niet bestreden. 

In de voornoemde beschikking is tevens vastgesteld dat er door de stoornis ernstig nadeel voor klaagster is, te weten: (acuut) levensgevaar. De zorgverantwoordelijke heeft naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat daarvan nog steeds sprake is. Weliswaar is klaagster toegenomen in gewicht en werkt zij mee aan haar behandeling, maar deze situatie is echter nog zeer pril en fragiel. De Commissie acht niet uitgesloten dat klaagster bij een ambulante voortzetting van de behandeling een terugval zal krijgen zoals eerder is gebeurd. Gezien het prille herstel en het fragiele toestandsbeeld van klaagster, is er een groot risico voor somatische achteruitgang. 

De opname in een accommodatie

De zorgverantwoordelijke heeft in het verweerschrift en tijdens de zitting gemotiveerd uiteengezet dat het voortzetten van de opname noodzakelijk is om het hiervoor genoemde ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Thuis, maar ook tijdens de dagbehandeling, waar klaagster slechts een deel van de dag verblijft, kunnen de vitale functies niet 24 uur per dag worden gecontroleerd en is er onvoldoende toezicht op de voedingsinname. Bovendien is de dagbehandeling niet elke dag beschikbaar. Als de toestand van klaagster verslechtert, dan zal dit leiden tot een nog langere opname. De Commissie is, evenals de zorgverantwoordelijke, van mening dat de opname daarom nog steeds nodig en geschikt is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden. De zorgverantwoordelijke is bereid om klaagster gedeeltelijk tegemoet te komen in haar wens tot ontslag door te onderzoeken of proefverlof mogelijk is op de dagen dat zij niet naar de dagbehandeling gaat. 

Alles bijeengenomen zal de Commissie de klacht tegen de voortgezette opname ongegrond verklaren, daarbij in aanmerking nemende dat de zorgverantwoordelijk de verwachting heeft uitgesproken dat klaagster op zeer korte termijn kan worden ontslagen uit de kliniek en de mogelijkheid van proefverlof wordt onderzocht en met klaagster wordt besproken. 

De Commissie verwijst voor het overige naar onderstaande aanbevelingen. 

Schadevergoeding 

Omdat de door klaagster ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding geen aanleiding. De Commissie wijst dit verzoek dan ook af. 

De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond;  
  • wijst het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding af

De beslissing is op 28 mei 2024 mondeling medegedeeld aan partijen.

De schriftelijke beslissing is op 5 juni 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Aanbeveling 1

In artikel 8:9 lid 2 Wvggz is bepaald dat de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op schrift stelt en voorziet van een schriftelijke motivering. Namens klager heeft de PVP in dit kader bezwaar gemaakt tegen de zijns inziens te summier en te algemeen gestelde motivering van de schriftelijke uitvoeringsbeslissing. 

De Commissie overweegt daarover als volgt. Ingevolge artikel 8:9 lid 1 onder b van de Wvggz neemt een zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg nadat hij voorafgaand overleg dienaangaande heeft gevoerd met betrokkene. De bedoeling daarvan is dat de zorgverantwoordelijke in dat gesprek aan betrokkene uitlegt waarom bepaalde vormen van zorg – desnoods in verplichte vorm – nodig zijn. Als onweersproken gesteld staat vast, dat dit gesprek in deze zaak heeft plaatsgevonden. De zorgverantwoordelijke heeft vervolgens de beslissing tot verplichte zorg schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd. De Commissie is het met de PVP eens dat deze schriftelijke motivering op zich – kort gezegd – uitgebreider en meer op de persoon van klaagster toegesneden had kunnen zijn. Hoewel de schriftelijke motivering van een uitvoeringsbeslissing niet alleen op zichzelf dient te worden beschouwd, maar ook in samenhang te worden bezien met het gesprek dat een zorgverantwoordelijke voorafgaand aan die beslissing heeft gevoerd, beveelt de Commissie dringend aan op het – voortaan – nader specificeren en toespitsen op de feiten van de motivering.

Aanbeveling 2 

De zorgverantwoordelijke heeft ter zitting verklaard dat zij klaagster niet tot een redelijke waardering van haar belangen (wilsonbekwaam) ten aanzien van de verplichte zorg in staat acht. De Commissie beveelt dringend aan om dit oordeel op te nemen in de artikel 8:9 Wvggz-brief zodat voldaan wordt aan de verplichting een dergelijke beslissing op schrift te stellen. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.