Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 24 februari 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 28 februari 2023, nummer 2302-23
Datum: 20 maart 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 20 maart 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 24 februari 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 28 februari 2023. Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De heer A. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de klachtencommissie.
Aanwezig
Klager: de heer A. (met tolk Frans);
bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp);
de heer C, maatschappelijk werker;
en een vriend van de heer A.
Instelling: mevrouw D., (vervangend) psychiater ACT\
mevrouw E., arts-assistent.
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater, werkzaam bij X;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: mevrouw X
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift van de heer A.;
- de schriftelijke reactie van mevrouw D. en mevrouw E., ontvangen
op 16 maart 2023;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A.
De heer A. heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in zijn medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat de heer A. zich niet kan vinden in het besluit tot opname en het toedienen van medicatie in kliniek F; hij vindt het onjuist en onzorgvuldig dat er geen tolk Frans aanwezig was bij de met hem gevoerde gesprekken en hij is ontevreden over de wijze waarop hij door de medewerkers van het ACT is behandeld.
De commissie komt tot het oordeel dat het eerste, tweede en vierde klachtonderdeel ongegrond zijn en dat het derde klachtonderdeel gegrond is en licht dit hieronder toe.
De feiten en omstandigheden
De heer A. is een 62-jarige Tunesische man die van 2011 tot 2017 in Nederland verbleef en vervolgens in januari 2021 weer naar Nederland is gekomen. De heer A. heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en hij slaapt in de opvang in G.
De heer A. is in mei 2022 aangemeld bij het ACT met het verzoek hem, in afwachting van zijn behandeling bij H., ambulant bij te staan en -indien geïndiceerd- van nazorg te voorzien. Bij aanmelding bij het ACT was bij de heer A. sprake van PTSS-klachten, somberheidsklachten en gevoelens van radeloosheid. Verder waren er oplopende sociaal-maatschappelijke problemen zoals dakloosheid, het ontbreken van documenten en het ontbreken van een steunsysteem. Er was tevens sprake van suïcidaliteitsgedachten en een voorgeschiedenis met suïcidepogingen. Daarnaast is vastgesteld dat de heer A. cannabis heeft gebruikt. Voor diverse somatische aandoeningen zoals onder andere hypertensie, astma, diabetes type 2, decompensatio cordis en PAF is de heer A. onder behandeling van zijn huisarts en diverse specialisten.
Het ACT heeft de heer A. individuele gesprekken met een psychologe en groepstherapie aangeboden. Verder heeft het ACT geregeld dat de heer A. weer welkom was bij de nachtopvang nadat hij eerder was weggestuurd. Vanaf eind november 2022 is de heer A. daar echter definitief geschorst, waarna hij veelal buiten sliep.
Nadat de heer A. in aanraking was gekomen met de politie heeft de burgemeester van J. op 2 december 2022 een crisismaatregel (CM) uitgeschreven. Deze vermeldt als toegestane vormen van verplichte zorg, voor zover hier van belang: opname in een accommodatie en toediening van medicatie. De machtiging tot voortzetting van de CM tot het toepassen van verplichte zorg, verleend door de Rechtbank J. in haar beschikking gedateerd 7 december 2022, was geldig tot en met 28 december 2022 en vermeldt als toegestane vormen van verplichte zorg, voor zover hier van belang: opname in een accommodatie en toediening van medicatie.
De heer A. is van 3 tot en met 13 december 2022 en van 15 december 2022 tot en met 3 januari 2023 opgenomen geweest in de kliniek F.
De beslissing tot verplichte zorg in de vorm van opname en toediening van medicatie is de heer A. meegedeeld en de zogenoemde aanzeggingsbrief daaromtrent is gedateerd 3 december 2023. De verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 van de Wvggz wordt volgens de aanzeggingsbrief onder andere verleend in de vorm van:
- opname in een accommodatie
- toediening van medicatie
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende beslissingen/handelingen van de instellingen:
- opname in een accommodatie;
- toediening van medicatie;
- de afwezigheid van een tolk Frans bij zijn opname en de toediening van medicatie in de kliniek F;
- de wijze waarop hij door de medewerkers van het ACT is behandeld.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
De heer A. heeft toegelicht dat hij vanaf medio 2022, in afwachting van zijn behandeling bij H, in zorg is gekomen bij het ACT. De heer A. was aanvankelijk blij om de geboden zorg te ontvangen. Hij had één keer per week een gesprek met een psychologe en één keer per week nam hij deel aan groepstherapie. Daarnaast was hij overdag vaak in het huis aanwezig waar hij deelnam aan allerlei activiteiten. Echter, op enig moment in oktober 2022 was er een incident met een medecliënt in het huis waarbij hij op zijn borst is geslagen. Hoewel dit werd gezien door medewerkers van het huis hebben zij volgens de heer A. niet adequaat op dit incident gereageerd. Later heeft er volgens de heer A. nog een keer een vergelijkbaar incident met dezelfde medecliënt plaatsgevonden.
De heer A. is vervolgens in oktober 2022, toen hij ergens buiten was, in coma geraakt. Het was volgens de heer A. de eerste keer dat zoiets met hem gebeurde. Hij is hiervoor met de ambulance weggevoerd en onderzocht in het ziekenhuis maar er is geen duidelijke oorzaak gevonden. De periode hierna is echter voor de heer A., zoals hij het zelf noemt, ‘een groot zwart gat’. Bepaalde zaken die toen zijn gebeurd kan hij zich herinneren, maar heel veel ook niet. Zo weet hij bijvoorbeeld niet waarom hij niet meer welkom was in X en weet hij ook niet waarom hij op enig moment is opgenomen in de kliniek F. In dit kader heeft de heer A. opgemerkt dat hij voorafgaand aan de opname mogelijk in de war was, maar dat er nooit sprake is geweest van psychiatrische problemen en/of klachten. In het verlengde hiervan heeft de heer A. aangegeven dat hij het dan ook niet eens is met de opname in de kliniek F. De opname was niet nodig. Hij was namelijk niet psychotisch. Zoals gezegd was hij mogelijk in de war, maar daarvoor is geen (gedwongen) opname geïndiceerd.
Daarnaast is hij het er niet mee eens dat hij in de kliniek F. medicatie voorgeschreven dan wel toegediend heeft gekregen. Door de medicatie is hij onder andere zijn evenwicht kwijtgeraakt, is hij vele kilo’s aangekomen en na zijn verblijf in kliniek F. voelde hij zich wekenlang nog meer in de war. Hij is daarbij van oordeel dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn verschillende somatische aandoeningen en de medicatie die hij daarvoor al voorgeschreven had gekregen.
Verder is de heer A. het er niet mee eens dat er geen tolk aanwezig was toen hij werd opgenomen in de kliniek F. en dat hij, mede daardoor, geen informatie heeft gekregen over de medicatie die hem werd voorgeschreven en/of toegediend. Het voelt voor hem alsof hij als een proefpersoon is misbruikt.
Overall is de heer A. zeer ontevreden over de behandeling van en door de medewerkers van het ACT. Zij hebben volgens hem door hun handelen zijn leven in gevaar gebracht. De heer A. wil dat deze medewerkers van het ACT de volgens hem ‘onmenselijke en illegale praktijken’ niet meer kunnen uitvoeren.
De heer C. vertelt dat hij de heer A. na zijn ontslag uit de kliniek F. minstens één keer per week zag (en nog ziet). Hij heeft, zoals de heer A. heeft benoemd, gezien dat hij na de opname in de war was. De heer A. heeft daarnaast vaak met hem gesproken over het feit dat hij ontevreden was over het gebrek aan uitleg bij zijn opname en bij de toediening van de medicatie. Er was veel onduidelijk en de heer A. had veel vragen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de heer A. de onderhavige klacht heeft ingediend. Tot slot is opgemerkt dat de heer A. nu nog steeds naar het Y.-huis gaat voor dagopvang en voor eten en drinken en dat het gelukkig nu weer beter met hem lijkt te gaan.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich allereerst op het standpunt gesteld dat een opname in de instelling en toediening van medicatie volstrekt noodzakelijk waren ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de heer A. in november 2022 verward gedrag vertoonde. Zo veroorzaakte hij bijvoorbeeld overlast op de X waardoor hij daar is geschorst en op straat moest verblijven.
Begin december 2022 kwam de heer A. in aanraking met de politie waarna hij in het cellencomplex van de politie op 2 december 2022 door de crisisdienst is beoordeeld. Er was sprake van een manisch psychotische decompensatie en de heer A. testte toen positief op cannabis. Naar aanleiding van de beoordeling op 2 december 2022 werd een crisismaatregel (CM) uitgeschreven. Onder deze CM is de heer A. op 3 december opgenomen in kliniek F. Er was voorafgaand aan en bij de opname sprake van ernstig lichamelijk letsel en de algemene veiligheid van personen en/of goederen was in gevaar en het was niet mogelijk dit gevaar zonder een opname af te wenden. Bij zijn opname heeft de heer A., gezien zijn toestandsbeeld, tevens antipsychotische medicatie (eerst in tabletvorm) voorgeschreven gekregen, onder andere om zijn psychiatrisch toestandsbeeld te stabiliseren.
Op 7 december 2022 is de verlenging van de geldende CM mondeling behandeld met als besluit een verlenging van de CM tot en met uiterlijk 28 december 2022. Tijdens de opname viel de heer A. onder het medisch gezag van de kliniek F. Het ACT is toen wel geconsulteerd tijdens zogenoemde zorgafstemmingsgesprekken (ZAG). Het ACT heeft al snel geadviseerd om na de psychiatrische stabilisatie het voorschrijven van de voorgeschreven medicatie te staken met als doel de heer A. tijdens de CM-periode te kunnen observeren om de diagnostiek en een passend beleid helder te krijgen.
Op 13 december 2022 is de heer A. na zijn (onbegeleid) verlof niet meer teruggekeerd naar de kliniek F. Op 15 december 2022 presenteerde de heer A. zich op de eerste hulp van het ziekenhuis. Aldaar is hij beoordeeld door medewerkers van het ziekenhuis en aansluitend door de behandelaren van het ACT die onder andere in verband met zijn verwarde gedrag een psychiatrische opname onder de huidige CM nodig achtten. Hij is vervolgens heropgenomen in kliniek F. waar hij weer medicatie voorgeschreven heeft gekregen. Volgens de behandelaren van het ACT blijkt uit de relevante rapportages dat op enig moment in overleg met de heer A. is besloten tot toediening van depotmedicatie, en dat ten aanzien hiervan geen sprake is geweest van dwang. De heer A. heeft op dat moment tevens om andere medicatie verzocht maar omdat dit werd voorgeschreven door zijn huisarts is hij voor die medicatie naar zijn huisarts verwezen. Op 28 december 2022 liep de CM af; er is geen zorgmachtiging aangevraagd en de zorg vond op dat moment op vrijwillige basis plaats. Op 3 januari 2023 heeft de heer A. -voorafgaand aan het ontslaggesprek- op eigen initiatief de kliniek F. verlaten. Hierna is de heer A. weer ambulant in zorg gekomen bij het ACT. Het contact met zijn ambulante behandelaren verliep moeizaam en op 27 januari 2023 heeft hij een pandverbod gekregen (geldend buiten zijn wekelijkse reguliere afspraak). Op 16 februari 2023, het moment dat de behandeling bij X is gestart, is de ambulante begeleiding vanuit het ACT beëindigd.
Ten aanzien van de afwezigheid van een tolk Frans is opgemerkt dat bij aanvang van de behandeling is afgesproken dat de gesprekken in de regel in het Engels zouden worden gevoerd met af en toe een gesprek met behulp van een (telefonische) tolk Frans. De behandelaren hebben steeds het idee gehad dat de heer A. hen verstond op het moment dat zij Engels met hem spraken. Er is in dit kader echter opgemerkt dat onder andere de reden voor opname en de redenen voor het voorschrijven van de medicatie mogelijk duidelijker toegelicht hadden kunnen worden met een (telefonische) tolk Frans. Er zijn in dit kader oprechte excuses aangeboden voor het feit dat op dat moment een tolk Frans heeft ontbroken.
Tot slot is opgemerkt dat de behandelaren zich niet herkennen in de opmerkingen van de heer A. dat zij onder andere zijn leven in gevaar hebben gebracht. Volgens hen hebben zij juist door hun behandeling en handelingen de heer A. behoed voor verdere nadelige gevolgen en gevaren. Daarnaast hebben zij alles in het werk gesteld om te zorgen dat de heer A. (weer) bij X kon overnachten. Verder hebben zij zich waar mogelijk ingezet om hem voor te bereiden op zijn behandeling bij X.
Overwegingen en oordeel
De heer A. stelt zich, gelet op zijn klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een opname en toediening van medicatie in kliniek F. niet nodig waren, dat hij ten onrechte geen ondersteuning heeft gekregen van een tolk Frans en dat de medewerkers van het ACT door hun handelen zijn leven in gevaar hebben gebracht.
Ten aanzien van de opname in kliniek F. en de toediening van medicatie.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een CM, machtiging tot voortzetting van een CM of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verteld is volgens de commissie gebleken dat de heer A. op het moment van opname leed aan een psychotische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er was daarnaast sprake van ernstig lichamelijk letsel en de algemene veiligheid van personen en/of goederen waren in gevaar indien geen verbetering in zijn toestandsbeeld zou optreden. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van de heer A. als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel tot gevolg had. Ter afwending van dit ernstig nadeel had de heer A. zorg nodig.
De commissie is verder van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in een instelling en het voorschrijven van medicatie kon worden afgewend. Het viel niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende behandeling het ernstige nadeel had kunnen wegnemen.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat deze twee klachtonderdelen ongegrond moeten worden verklaard.
Ten aanzien van de (afwezigheid) van een tolk Frans
De commissie is het met de behandelaren eens dat ten tijde van de opname van de heer A. in kliniek F. en dat ten tijde van het voorschrijven en/of toedienen van de medicatie een tolk Frans geregeld had moeten worden om de situatie en de beslissing nader toe te lichten en uit te leggen. De commissie is dan ook van oordeel dat in dit opzicht onvoldoende zorgvuldig is gehandeld door de medewerkers van de instelling en zij oordeelt dit klachtonderdeel gegrond.
Ten aanzien van de wijze waarop hij door de medewerkers van het ACT is behandeld
De commissie is het, alles in ogenschouw nemend, niet eens met de stelling van de heer A. dat de medewerkers van het ACT door hun handelen zijn leven in gevaar hebben gebracht. De commissie komt tot het oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Schadevergoeding
Hoewel het derde klachtonderdeel gegrond is verklaard, is er geen grondslag voor een toekenning van een schadevergoeding door de commissie, aangezien dit klachtonderdeel niet ziet op een zogenoemd Wvvgz-klachtonderdeel. De commissie verwijst de heer A. in dit verband naar (de klachtenfunctionaris van) de instelling.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachtonderdelen één, twee en vier ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel drie gegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af (en verwijst de heer A. hiervoor naar (de klachtenfunctionaris van) de instelling).