Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 9 september 2024, door de
Klachtencommissie ontvangen op 9 september 2024, met nummer 2409-142
Datum: 30 september 2024
Inleiding
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 30 september 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B., (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder), met nummer 2409-142.
De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Klager heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de Klachtencommissie. Er heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden op 17 september 2024. Dit heeft niet geleid tot het intrekken van de klacht.
Aanwezig:
Klager de heer A.;
bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: pvp).
Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B., vertegenwoordigd
door mevrouw E., psychiater, en;
mevrouw F., psychiater (hierna: de
behandelaars).
Mevrouw G., psychiater bij kliniek H., is ook voor deze zitting opgeroepen, maar is niet verschenen.
Stukken
De Klachtencommissie (hierna Commissie), heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, ontvangen op 9 september 2024;
- de reactie van verweerder, ontvangen op 26 september 2024; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
Samenvatting
De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot
1) toediening van (depot)medicatie; en
2) vaststelling van wilsonbekwaamheid.
De Commissie komt tot het oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.
Bij beschikking van 27 juni 2024 heeft de Rechtbank J. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager.
Uit de beschikking van de rechtbank volgt dat het ernstig nadeel gelegen is in ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Om verder ernstig nadeel te voorkomen, is de zorgmachtiging noodzakelijk en heeft klager zorg nodig.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire type I stoornis. Klager is van 26 juni tot en met 28 augustus 2024 opgenomen geweest in kliniek H.. Tot op heden verblijft klager weer in zijn eigen woning en ontvangt hij ambulante zorg van zijn behandelaars van kliniek D..
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 5 september 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is het toedienen van medicatie aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg.
De beslissing van 5 september 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat:
“U bent door kliniek H. ingesteld op depot olanzapine. U heeft aangegeven dit depot niet te willen in de thuissituatie. Wij achten het depot noodzakelijk om uw psychische en daarmee ook uw lichamelijke gezondheid te waarborgen.”
De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft.
De klacht
Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder, naar aanleiding van
de hierboven genoemde zorgmachtiging:
- toediening van (depot) medicatie; en
- vaststelling van wilsonbekwaamheid.
Schorsingsverzoek
Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen.
De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 12 september 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.
Het standpunt van klager
Ad a)
Klager geeft aan niet goed te functioneren onder het depot olanzapine dat klager tijdens zijn opname toegediend heeft gekregen. Bij deze medicatie ervaart hij veel bijwerkingen. Klager is moe, neerslachtig en hij voelt zich ‘nevelig’ in zijn hoofd. In het verleden heeft klager ook geen goede ervaringen gehad met olanzapine. Onder invloed van deze medicatie kan klager zijn privé- en zakelijke bezigheden minder goed onderscheiden.
Voorafgaand aan zijn opname ontving klager gedurende zeven maanden een depot Abilify. Klager geeft aan graag weer terug te willen naar deze medicatie, aangezien hij zich met deze medicatie goed voelde en geen last had van bijwerkingen. Toen klager in juni 2024 opgenomen was, lag de aanleiding hiervoor volgens klager niet in een probleem met zijn medicatie, maar was dit gelegen in andere omstandigheden. Klager woont namelijk samen met een zorg au pair en klager beweert dat de verzorgende onder invloed van alcohol een doorboorde gasfles had achtergelaten in zijn woning. Klager heeft zich hierdoor vrijwillig laten opnemen, omdat hij zich thuis niet meer veilig voelde. De aanleiding voor de opname was volgens klager daarmee dus niet gelegen in een psychotisch toestandsbeeld.
Klager wil nu graag nogmaals de kans krijgen om te laten zien dat hij het beste functioneert als hij een depot van Abilify toegediend krijgt. Klager is eventueel bereid om zich vaker te laten controleren door zijn behandelaars en indien blijkt dat het slecht(er) met hem gaat, is klager bereid om oraal olanzapine bij te slikken. Ook de behandelaar van klager in kliniek H. zag mogelijkheden om dit behandelplan een kans te geven. Echter, klager krijgt nu van zijn huidige behandelaars hier niet de mogelijkheid toe en zijn zij alleen bereid klager een depot van olanzapine te geven. Klager is het hiermee oneens.
De pvp heeft hier nog aan toegevoegd dat het toedienen van gedwongen medicatie alleen mogelijk is wanneer er geen ander middel beschikbaar is om het ernstig nadeel weg te nemen. Volgens de pvp bestaat er op dit moment nog wel een minder ingrijpend middel om het ernstig nadeel weg te nemen, namelijk het depot Abilify en eventueel daarbij de toevoeging van orale olanzapine. Dit wordt nu niet toegepast, omdat dit ‘mogelijk mis zou kunnen gaan’ maar de pvp acht dit niet in overeenstemming met de wet.
Ad b)
Klager is het er niet mee eens dat hij wilsonbekwaam is verklaard. Hij is naar zijn mening wel degelijk in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Ook staat in de beslissing van 5 september 2024 geen motivering waarom de betrokken behandelaar klager als wilsonbekwaam ter zake heeft geacht.
Het standpunt van verweerder
De behandelaar heeft zich- kort gezegd- op het standpunt gesteld dat behandeling met een depot olanzapine noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. De behandelaar heeft het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Ad a)
De behandelaar stelt dat klager sinds juni 2021, zeven keer opgenomen is geweest. Voorafgaand aan deze opnamen ontving klager al medicatie in de vorm van Abilify. Gedurende de opname ontvangt klager dan naast de Abilify ook oraal olanzapine, om hem te kunnen stabiliseren. De orale olanzapine wordt na de opname gestopt en klager ontregelt dan weer wanneer hij alleen de Abilify als medicatie gebruikt. Hierdoor ervaart klager slechts korte periodes van stabiliteit en de behandelaar is daarom van oordeel dat het depot Abilify onvoldoende effectief is om een manie bij klager te voorkomen of te verhelpen.
De betrokken behandelaar gunt klager een lange periode van stabiliteit. De behandelaar erkent dat olanzapine voor nare bijwerkingen kan zorgen, maar bevestigt ook dat dit medicijn in de acute fase helpt om klager stabiel te houden. Als klager het depot olanzapine zou accepteren, hoopt de behandelaar dat klager in ieder geval voor een jaar uit de kliniek kan blijven.
Ook heeft de behandelaar aangegeven geen vertrouwen te hebben om klager nogmaals een kans te geven om te proberen stabiel te blijven met alleen het depot Abilify. De behandelaar gaf aan dat klager in het verleden eerder heeft toegezegd de orale olanzapine te accepteren, maar uiteindelijk, wanneer dit nodig bleek, toch te weigeren. Klager heeft dus volgens de behandelaar niet meegewerkt aan eerdere beloftes.
De ambulante behandelaars hebben verder opgemerkt dat zij onlangs telefonisch contact hebben gehad met de behandelaar van kliniek H. die gedurende de opname van klager aldaar zijn zorgverantwoordelijke was. Zij heeft inderdaad eerder aangegeven dat zij mogelijkheden zag om klager met alleen het depot Abilify te behandelen. Desgevraagd heeft zij de ambulante behandelaars laten weten dat zij haar standpunt hierover heeft gewijzigd. Ook zij is nu van oordeel dat klager ingesteld dient te worden op een depot olanzapine.
Ad b)
De betrokken behandelaar bevestigt dat zij geen motivering over de keuze tot wilsonbekwaamheid heeft toegevoegd in de beslissing van 5 september 2024. Desondanks is zij van mening dat klager als wilsonbekwaam ter zake dient te worden geacht. De dag voordat zij de beslissing heeft opgesteld is zij nog bij klager thuis geweest. Klager was toen in de veronderstelling dat de Russen achter de geperforeerde gasbus zaten en dat zij een aanslag op hem wilden plegen. Daarnaast gaf klager aan de olanzapine als een ‘waarheidsserum’ te zien. Dit werd door de behandelaar als een psychotisch toestandsbeeld gezien dat het verstoorde oordeelsvermogen van klager en daarom heeft zij klager als wilsonbekwaam ter zake geacht.
Overwegingen en oordeel
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, gelegen in een bipolaire type I stoornis. De Commissie heeft geen reden om te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Als gevolg hiervan, is er onder andere sprake van risico op lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang indien geen verbetering in het toestandsbeeld van klager optreedt. Deze situatie deed zich onder andere voorafgaand aan de opname van klager voor. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot dreigend ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klager zorg nodig.
Verder heeft de Commissie kunnen vaststellen dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de verschillende vormen van verplichte zorg en over het besluit tot wilsonbekwaamheid terzake.
Vervolgens beoordeelt de Commissie hieronder ieder klachtonderdeel inhoudelijk en afzonderlijk.
Ad a) Ten aanzien van het toedienen van medicatie
De Commissie heeft begrepen dat klager het niet eens is met het besluit tot (het toedienen van) depotmedicatie. Hiertoe heeft klager betoogd dat hij veel bijwerkingen ervaart en beter reageert op zijn oude medicatie. De Commissie heeft in haar oordeel gekeken naar de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De behandelaren hebben naar oordeel van de Commissie voldoende gemotiveerd betoogd dat een medicamenteuze behandeling in de vorm van een depot van olanzapine de enige mogelijkheid biedt ter voorkoming van ernstig nadeel.
Hierbij merkt de Commissie op dat zij van klager heeft begrepen dat hij last heeft van nare bijwerkingen van de medicatie. Volgens de Commissie heeft de zorgverantwoordelijke in redelijkheid kunnen oordelen dat in dit geval het voordeel, te weten het voorkomen van psychiatrische verslechtering met risico op bovengenoemd ernstig nadeel, zwaarder moet wegen dan het door klager genoemde en ervaren nadeel.
De Commissie komt alles overziend tot het oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond verklaard moet worden.
Ad b) Ten aanzien van de wilsonbekwaamheid
In de Wvggz is tot uitdrukking gebracht dat er evenveel waarde gehecht wordt aan de eigen mening en instemming van een wilsbekwaam persoon met een psychische stoornis als aan die van een wilsbekwaam persoon zonder stoornis. Het al dan niet bestaan van wilsbekwaamheid moet zoveel mogelijk worden beoordeeld per concrete beslissing, waarbij het uitgangspunt is dat betrokkene wilsbekwaam is. Het gaat dan om de actuele vermogens van betrokkene en of hij de relevante informatie kan verwerken die voor het nemen van een beslissing van belang is en of hij de gevolgen van die beslissing kan overzien.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgverantwoordelijke voldoende aannemelijk gemaakt dat, anders dan door klager is betoogd, hij ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet in staat kon worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake de in die beslissing opgenomen vormen van verplichte zorg. De Commissie volgt het oordeel van de behandelaars dat er bij klager tekenen waren van een psychotisch toestandsbeeld. Zijn geestelijke vermogens waren aldus op dat moment onvoldoende in relatie tot het nemen van een beslissing tot zorg.
De Commissie acht het klachtonderdeel ongegrond.
Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
De Commissie verwijst verder naar onderstaande aanbevelingen.
Beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het schorsingsverzoek af;
Deze beslissing is op 1 oktober 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 8 oktober 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Aanbeveling 1
De Commissie adviseert de behandelaar van kliniek H. en de ambulante behandelaars om in de toekomst zo nodig gezamenlijk tot een oordeel te komen omtrent de keuze van het depot waar klager mee moet worden behandeld. Dit ten behoeve van een eenduidig verhaal jegens klager en van de (kwaliteit van de) behandelrelatie tussen klager en zijn behandelaars. De Commissie acht het van belang dat alle betrokkenen gezamenlijk hierover een beslissing nemen, zodat verwarring over de verplichte medicatie in de toekomst kan worden voorkomen.
De Commissie betreurt het dat de betrokken behandelaar van kliniek H. niet bij de hoorzitting aanwezig was om haar visie op de medicatie toe te lichten en er hierdoor ook geen opheldering heeft plaatsgevonden over haar mening over de depotmedicatie.
Aanbeveling 2
De Commissie adviseert de behandelaars om, in overeenstemming met de wens van klager, te kijken naar de mogelijkheid om na verloop van tijd het depot olanzapine af te bouwen naar ‘alleen’ een depot Abilify met zo nodig orale olanzapine
Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X.ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.