Ongegronde klacht over medicatie en opname


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klachten van mevrouw A., gedateerd 31 juli 2024, door de Klachtencommissie ontvangen op 31 juli 2024, met nummer 2407-115

Datum: 12 augustus 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 12 augustus 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. tegen B. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klaagster: mevrouw A. (hierna: klaagster);

Bijgestaan door: mevrouw C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: B., vertegenwoordigd door mevrouw D., psychiater, en de heer E., arts. 

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ontvangen op 31 juli 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ontvangen op 7 augustus 2024; en
  3. de gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.

Samenvatting 

De klacht betreft de verplichte behandeling met medicatie en opneming in een accommodatie. De Commissie oordeelt dat de klachten ongegrond zijn, daar er wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg. Zonder de behandeling met medicatie in een klinische setting valt niet te verwachten dat de psychische stoornis in remissie zal gaan, waardoor het ernstig nadeel zal blijven voortbestaan. Het verzoek tot schadevergoeding wordt als ingetrokken beschouwd, omdat klaagster ter zitting te kennen gegeven heeft geen schadevergoeding te willen. 

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.

Klaagster is blijkens het zorgplan van 17 juni 2024 gediagnosticeerd met een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. 

Bij mondelinge beschikking van de Rechtbank F. van 19 juli 2024 is tot en met 19 januari 2025 een zorgmachtiging verleend ten aanzien van klaagster, waarin onder andere de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen: 

  • toedienen van medicatie; en 
  • opnemen in een accommodatie. 

Klaagster verblijft sinds 22 juli 2024 ter uitvoering van deze zorgmachtiging bij de zorgaanbieder. 

Op 22 juli 2024 heeft de zorgverantwoordelijke besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het beperken van de bewegingsvrijheid en opnemen in een accommodatie door middel van een artikel 8:9 Wvggz beslissing. 

De beslissing van 22 juli 2024 vermeldt dat klaagster wilsonbekwaam wordt geacht ten aanzien van het verlenen van verplichte zorg. 

Op 23 juli 2024 en 26 juli 2024 heeft de zorgverantwoordelijke eveneens op voet van artikel 8:9 Wvggz een beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg, inhoudende het toedienen van medicatie. 

Ook ten aanzien van de beslissing van 23 juli 2024 en 26 juli 2024 wordt klaagster wilsonbekwaam geacht. 

De klacht 

Klaagster verzet zich tegen de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder ter uitvoering van de zorgmachtiging:

  • toediening van medicatie; en 
  • opneming in een accommodatie.

Schadevergoeding 

Klaagster heeft tijdens de zitting aangegeven af te zien van een schadevergoeding. De Commissie beschouwt het verzoek om schadevergoeding daarom als ingetrokken.

Het standpunt van klaagster

Klaagster stelt dat zij onterecht is opgenomen en betwist de diagnose van een psychose evenals de noodzaak van medicatie, omdat zij geen last heeft van wanen. Volgens klaagster zou contact tussen de arts en haar huisarts over een eerdere strafrechtelijke aangifte duidelijk maken dat sprake is van seksuele intimidatie door een medewerker van de gemeente G., en dat er geen psychische stoornis aanwezig is. Daarnaast geeft zij aan dat buurtbewoners valse meldingen doen om haar te pesten, waarover zij beeldmateriaal heeft overgelegd. Klaagster betoogt dat de door bewoners aan jeugdbescherming verstrekte bewijzen onjuist zijn.

Klaagster wil zo snel mogelijk naar huis om de omgangsregeling met haar kind te hervatten, en richt zich daarom op urgentie aanvragen, werk en verhuizing. Tijdens haar verblijf op de afdeling volgt klaagster opleidingen in H. en J.. Hoewel zij de voorgeschreven medicatie inneemt, doet zij dit uitsluitend omdat dit verplicht is gesteld en niet vanwege de aanwezigheid van een stoornis. Zij benadrukt dat geen sprake is van ernstig nadeel.

Wat betreft de huurschuld geeft klaagster aan dat deze maandelijks wordt afbetaald. Haar zoektocht naar nieuwe woonruimte is ingegeven door veiligheidsoverwegingen, niet door financiële motieven zoals een te hoge huur.

Het standpunt van verweerder

Klaagster werd op 22 juli 2024 gedwongen opgenomen op de K. onder een zorgmachtiging. Ze werd door L. verwezen vanwege een dreigend verlies van haar woning, een huurschuld van enkele duizenden euro’s, en herhaalde meldingen bij de politie over complotten tegen haar. Er werd vastgesteld dat ze lijdt aan een nog niet nader gespecificeerde psychotische stoornis zonder ziektebesef of -inzicht, met ernstige maatschappelijke gevolgen en risico’s op agressie.

Klaagster vertoont sinds drie jaar een verslechtering in haar functioneren, met paranoïde wanen waarin ze gelooft dat mensen haar willen dwingen tot sekswerk. Ze is haar baan kwijtgeraakt, dreigt haar woning te verliezen, en heeft haar zoon uit huis geplaatst zien worden vanwege de onveilige situatie die haar gedrag veroorzaakte. Tijdens haar opname wordt een duidelijk psychotisch beeld waargenomen, met manische kenmerken. Ze is obsessief bezig met haar wanen, vertoont verhoogde en dysfore stemming, en heeft tekenen van ontremming.

Klaagster verzet zich tegen de verplichte zorg. Het behandelteam acht deze zorg echter noodzakelijk en proportioneel om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder maatschappelijke teloorgang, het risico op agressie, en de verslechtering van haar relatie met haar zoon. Onder de huidige omstandigheden kan klaagster haar zoontje niet zien waardoor het contact niet wordt hersteld. Klaagster wordt als wilsonbekwaam beschouwd vanwege haar psychotische oordeelsstoornissen, waardoor ze de risico’s van het weigeren van behandeling niet kan overzien. Het behandelteam benadrukt dat de verplichte zorg subsidiair en doelmatig is, gezien de effectiviteit van antipsychotica bij de behandeling van haar stoornis. De maatschappelijk werker onderzoekt tevens hoe klaagster kan worden ondersteund om verdere maatschappelijke problemen te voorkomen, zowel tijdens als na haar opname.

Overwegingen en oordeel

Ontvankelijkheid 

Artikel 10:3 Wvggz kan een betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of over een beslissing op grond van de in artikel 10:3 lid 1 onderdeel a-x Wvggz genoemde klachtgronden. Naar het oordeel van de Commissie ziet de klacht op het niet nakomen van artikel 8:9 Wvggz respectievelijk het niet naleven van de Wvggz bij het nemen van een artikel 8:9 Wvggz beslissing en valt de klacht daarmee onder de klachtgrond zoals bedoeld in artikel 10:3 lid 1 onderdeel f Wvggz. 

Dit betekent dat de Commissie toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht. 

Inhoudelijke beoordeling 

De Commissie moet beoordelen of de zorgaanbieder de vorm van verplichte zorg mag inzetten, te weten toediening van medicatie en opneming in een accommodatie. Bij de beantwoording van deze vraag zijn de algemene uitgangspunten en de eisen van artikel 2:1 Wvggz, van toepassing. Dat betekent dat inzet van verplichte zorg moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Dat wil zeggen dat de minst ingrijpende vorm van behandeling moet worden gebruikt, die niet langer dan nodig wordt toegepast en dat die in de gegeven omstandigheden effectief moet zijn. 

De Commissie is van oordeel dat aan de eisen en voorwaarden voor het verlenen van verplichte zorg is voldaan. Zij overweegt daartoe als volgt.

Op grond van de overgelegde stukken, waaronder de zorgmachtiging van 19 juli 2024 en het zorgplan van 17 juni 2024, moet de Commissie ervan uitgaan dat bij klaagster sprake is van een psychische stoornis zoals bedoeld in de Wvggz. Dat klaagster de stoornis ontkent, vindt de Commissie onvoldoende om voorbij te gaan aan het oordeel van het behandelteam.  

De Commissie constateert tevens dat de psychische stoornis ernstig nadeel veroorzaakt. Op basis van hetgeen klaagster hierover heeft aangevoerd, ziet de Commissie geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van het behandelteam, waarin wordt gesteld dat klaagster het risico loopt haar woning te verliezen, gedrag vertoont dat agressie oproept, en gevaar loopt om het contact met haar kind te verliezen.

Gelet op het stoornisgerelateerd ernstig nadeel, volgt de Commissie de zorgaanbieder in diens standpunt dat verplichte zorg, die is gericht op het afwenden van het ernstig nadeel, het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van klaagster en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van klaagster dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, nodig is. 

Op basis van de door de zorgaanbieder aangevoerde argumenten concludeert de Commissie dat een behandeling met medicatie in het geval van klaagster de meest aangewezen behandeling is en geschikt is om het nagestreefde doel van verplichte zorg te bereiken, waarbij er geen minder ingrijpende interventies zijn met hetzelfde effect. De Commissie realiseert zich terdege dat verplichte zorg een enorme impact heeft op de mensen die het ondergaan. De Commissie begrijpt echter ook dat contact tussen klaagster en haar kind onder de huidige omstandigheden niet mogelijk is en dat de psychische stoornis niet vanzelf in remissie zal gaan. Klaagster heeft er daarom baat bij dat de stoornis wordt behandeld en er wordt gezien dat deze behandeling ook helpend is. 

De Commissie is verder van oordeel dat klaagster op dit moment niet in een ambulante setting kan worden behandeld, aangezien het zeer waarschijnlijk is dat er snel discussie zal ontstaan over medicatie en zij zich ook tegen medicatie zal verzetten. Dit zou ertoe leiden dat het ernstige nadeel blijft voortduren en het herstel van de relatie met haar kind aanzienlijk bemoeilijkt en vertraagd wordt. 

Alles bijeengenomen is de Commissie van oordeel dat voldaan wordt aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg. De klachten tegen het verlenen van verplichte zorg zullen daarom ongegrond worden verklaard. 

De beslissing

De Commissie:

  • verklaart de klacht tegen de toediening van medicatie en opneming in een accommodatie ongegrond

De schriftelijke beslissing is op 22 augustus 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.