Ongegronde klacht over medicatie en opname


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken            

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 25 november 2024, bij de

Klachtencommissie binnengekomen op 27 november 2024, met nummer 2411-182

Datum: 9 december 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 9 december 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder), met nummer 2411-182.

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: De heer A.;

bijgestaan door: Mevrouw C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: B., 

vertegenwoordigd door mevrouw D. psychiater (digitaal aanwezig); 

Van Kliniek E. waren een waarnemend psychiater en een verpleegkundige aanwezig. 

Stukken

De Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, ontvangen op 27 november 2024;
  2. de reactie van verweerder, ontvangen op 4 december 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

Samenvatting

De klacht betreft de verplichte behandeling met medicatie en opneming in een accommodatie. De Commissie oordeelt dat de klachten ongegrond zijn, omdat er wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg. Zonder de behandeling met medicatie in een klinische setting valt niet te verwachten dat de psychische stoornis in remissie zal gaan, waardoor het ernstig nadeel zal blijven voortbestaan. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen. 

De feiten en omstandigheden

Aan de stukken ontleent de Commissie het volgende.

Klager is blijkens het zorgplan psychiatrisch bekend met schizofrenie, cannabisgebruik en antisociaal gedrag. Klager is op 18 november 2024 in zorg gekomen bij B. Voorafgaand aan zijn opname bij B. ontving klager ambulante zorg van F. 

Op 5 december 2024 is klager overgeplaatst naar Kliniek E. 

Bij beschikking van 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager en het opnemen in een accommodatie. 

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 18 november 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is aangegeven dat ‘opname in een accommodatie’ noodzakelijk wordt geacht ter afwending van ernstig nadeel. Daarbij wordt klager ook medegedeeld dat de onvrijwillige opname ‘automatisch betekent’ dat klager wordt beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Op 28 november 2024 ontving klager opnieuw een schriftelijke beslissing. Daarin wordt klager medegedeeld dat ook ‘het toedienen van medicatie’ als vorm van te verlenen verplichte zorg noodzakelijk wordt geacht ter afwending van ernstig nadeel.

In de hierboven genoemde beslissingen staat onder andere vermeld dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat klager een manisch psychotisch beeld heeft vertoond, wat tot gevaarlijke situaties heeft geleid. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar dat klager (letterlijk overgenomen):

“Er is door de de behandelaren geconstateerd dat er sprake is van een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, waarbij is overwogen dat dit nadeel niet anders kan worden afgewend dan middels opname in een accommodatie.” 

De klacht

Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder, naar aanleiding van de hierboven genoemde zorgmachtiging:

  • toediening van medicatie; en
  • opneming in een accommodatie.

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. Naar het oordeel van de coördinerend voorzitter van de Commissie heeft de zorgaanbieder in zijn verweer voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De coördinerend voorzitter van de Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 5 december 2024, het schorsingsverzoek afgewezen. De zorgaanbieder heeft wel toegezegd dat de toediening van de medicatie in depotvorm nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. 

Schadevergoeding

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Klager is het niet eens met de beslissing van de zorgaanbieder om hem gedwongen medicatie toe te dienen en hem op te nemen in de accommodatie. Verder stelt klager in het algemeen dat hij ten tijde van  de opname niet geestelijk in de war of ziek was. Klager was recentelijk geïrriteerd en boos geworden. Dat heeft er toe geleid dat hij iemand heeft geslagen (in de woorden van klager: een platte hand heeft gegeven) in een bus. Er lag volgens klager geen psychose aan zijn gedrag ten grondslag. 

Klager zou het liefste weer zijn oude medicatie willen ontvangen zoals hij deze ook in ambulante zorg kreeg. De pvp voegt hieraan toe dat klager bereid is om mee te werken aan de inname van zijn medicatie. Het enige wat klager niet wil is medicatie in depotvorm ontvangen. Klager heeft in die zin geen voorkeur voor een bepaalde soort antipsychotica met dien verstande dat hij deze alleen oraal wil innemen.

Het standpunt van verweerder

Volgens de zorgaanbieder is het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie noodzakelijk vanwege de psychiatrische stoornis en het daarmee samenhangende ernstige nadeel. Namens de zorgaanbieder is in dat kader het volgende aangevoerd.

De opname

De opname werd noodzakelijk geacht wegens de psychotische kenmerken. Ter toelichting is opgemerkt dat klager tijdens de opname intimiderend, prikkelbaar en soms dreigend gedrag vertoonde. Ook was er sprake van grootheids- en religieuze wanen. De moeder van klager herkende dit gedrag bij eerdere psychotische episodes. Zo liet klager niets meer van zich horen en liet hij niemand bij hem thuis binnen. Klager liet ook zijn ambulante behandelaars niet meer binnen en hij weigerde regelmatig om met de behandelaars in gesprek te gaan, omdat hij dacht dat de behandelaars hem wilden vergiftigen. Een verhoging van de dosering van de medicatie die klager voor opname ontving had onvoldoende effect. Klager was niet bereid om de door de behandelaren noodzakelijk geachte medicatie te accepteren. Volgens de verweerder bestond er geen andere mogelijkheid dan een klinische opname om de psychotische ontregeling te behandelen. 

Medicatie

Tijdens de psychose is er geen sprake geweest van ziektebesef of -inzicht. Klager heeft volgens verweerder antipsychotische medicatie nodig gehad -en dat is ook nu nog nodig- om een terugval in psychose te voorkomen. De medicatie die klager voorafgaand aan de opname ontving en ook nu zou wensen (penfluridol 30mg), bleek onvoldoende om het psychotische beeld te stabiliseren. Aangezien klager de ambulante zorg voorafgaand aan de opname weigerde, was het voorstel van de verweerder om paliperidon in depotvorm toe te dienen. Hier is aan toegevoegd dat indien klager voldoende stabiel is om verdere zorg thuis te ontvangen, de huisbezoeken zouden kunnen worden gereduceerd wanneer klager de antipsychotica in depotvorm zou accepteren. 

Met betrekking tot het toedienen van medicatie in de vorm van een depot licht verweerder desgevraagd nog toe dat klager ‘medicatie-ontrouw’ is. Door de medicatie in depotvorm toe te dienen is zeker dat klager de voorgeschreven dosering ook tijdens de ambulante behandeling ook steeds daadwerkelijk toegediend krijgt. 

Overwegingen en oordeel

Toetsingskader

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.

De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat er een geldige zorgmachtiging is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager,

conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd, geïnformeerd is over de diverse vormen van gedwongen behandeling.

Op basis van de overgelegde stukken moet de Commissie ervan uitgaan dat klager bekend is met schizofrenie en antisociaal gedrag. Hoewel klager dit ontkent, heeft de Commissie onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Anders dan klager heeft aangevoerd is de Commissie van oordeel dat de psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, voornamelijk gelegen in agressie en dreiging naar anderen. Volgens de moeder van klager is in het verleden gebleken dat deze psychotische ontregelingen, waarvan ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing sprake was, hebben geleid tot agressie en delictgedrag. De Commissie volgt de zorgaanbieder in diens standpunt dat verplichte zorg nodig is. De verplichte zorg  is gericht op het afwenden van het ernstig nadeel, het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van klager en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van klager dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint.

Met betrekking tot de opneming in een accommodatie.

De Commissie is het met de behandelaren eens dat de opname noodzakelijk was, onder andere omdat klager niet instemde met een noodzakelijk geachte behandeling. Volgens klager was er geen noodzaak voor de opname. De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de Commissie echter genoegzaam gemotiveerd dat de opname noodzakelijk was ter behandeling van het psychotisch toestandsbeeld van klager ter voorkoming van gevaar voor derden. Gelet op het voorgaande zal de Commissie de klacht tegen de opname ongegrond verklaren.

Met betrekking tot de gedwongen behandeling met medicatie.

Op basis van de door de zorgaanbieder aangevoerde argumenten concludeert de Commissie dat een behandeling met medicatie in het geval van klager de meest aangewezen behandeling is en geschikt is om het nagestreefde doel van verplichte zorg te bereiken. Voorts waren en zijn er geen minder ingrijpende interventies met hetzelfde effect. Er valt verder niet te verwachten dat de psychische stoornis vanzelf, zonder inzet van verplichte zorg, in remissie gaat. Hierbij werd in aanmerking genomen dat klager de ambulante zorg op vrijwillige basis niet accepteerde. De Commissie zal de klacht tegen de gedwongen behandeling met medicatie ongegrond verklaren.

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. 

Schadevergoeding

Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding. 

Aanbeveling

De Commissie heeft gezien dat in de aan klager uitgereikte beslissingen een beoordeling van de wilsbekwaamheid ontbreekt. Op basis van het bepaalde in art. 8:9 lid 4 diende verweerder die beoordeling wel te maken en op te nemen in de beslissing. In de situatie van klager is de wilsbekwaamheid wel beoordeeld, maar die beoordeling vond plaats in het kader van de zogenoemde zelfbindingsverklaring van hoofdstuk 4 van de Wet Verplichte GGZ. Daarmee wordt niet voldaan aan de eisen van de wet. In principe wordt een cliënt daardoor ook geschaad in diens klachtrecht. De Commissie heeft echter ook moeten vaststellen dat klager over dit onderdeel niet klaagt en ook niet wenste te klagen. Ook de pvp heeft over dit onderwerp niets aangevoerd. Klager heeft zijn klachten beperkt tot de in deze beslissing aangeduide klachtonderdelen. Het staat de Commissie onder deze omstandigheden niet vrij om de klachtonderdelen zelf aan te vullen. De Commissie doet wel een dringende aanbeveling om de beoordeling van de wilsbekwaamheid uit te voeren in het kader van de beslissing tot het toepassen van verplichte zorg en het resultaat van die beoordeling in de zgn. art. 8:9 beslissing op te nemen.

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af;

 

Deze beslissing is op 10 december 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 18 december 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

 

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.