Ongegronde klacht over medicatie en insluiting


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken             

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 4 december 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 4 december 2024, met nummer 2412-188

Datum: 10 februari 2025 

1. Inleiding

1.1  De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 20 januari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. (hierna: klaagster) tegen B., C. (zorgaanbieder,  hierna ook: verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en over de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) klachtwaardige gedragingen van de zorgaanbieder. 

Aanwezig

Klaagster: mevrouw A..

Zorgaanbieder: C., onderdeel van B., 

vertegenwoordigd door de heer D., psychiater, mevrouw E., psychiater, en de heer F., directeur behandelzaken. 

Stukken

1.2  De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 4 december 2024;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 17 december 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.

2. Samenvatting

Klaagster kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot toepassing van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel in de vorm van “toediening medicatie“ en “insluiting“ . Ook heeft klaagster een klacht ingediend tegen ingevolge de Wkkgz klachtwaardige gedragingen van de zorgaanbieder, te weten de onheuse bejegening van klaagster tijdens de insluiting. 

De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klachten. De Commissie komt tot het oordeel dat de klachten ongegrond zijn. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen. 

3. De feiten 

3.1  Van 22 tot en met 23 oktober 2024 is ten aanzien van klaagster de volgende tijdelijke verplichte zorg toegepast: 

  • toediening van medicatie; en 
  • insluiting.

3.2   Op 22 oktober 2023 heeft een onafhankelijk psychiater een medische verklaring opgesteld met daarin zijn bevindingen inzake de actuele gezondheidstoestand van klaagster, de noodzakelijk geachte vormen van verplichte zorg en of de situatie zich voordoet waarin – kort gezegd – sprake is van onmiddellijk ernstig nadeel. 

3.3  Uit de medische verklaring blijkt dat er ten tijde van het psychiatrisch onderzoek bij klaagster sprake was van versneld en waanachtig denken, een externaliserende en ontkennende klachtenpresentatie en een gebrek aan ziektebesef. Haar stemming was dysfoor. Familie en vrienden signaleerden een duidelijke verslechtering, gekenmerkt door hernieuwd middelengebruik, ernstige zelfverwaarlozing (waaronder luizen in haar haar), onnavolgbare berichten, een verwilderde blik en agressief gedrag. Er bestond een ernstig vermoeden van een psychische stoornis.

3.4  Op 23 oktober 2024 (03:44 uur) heeft de burgemeester van de gemeente G. een crisismaatregel tot en met 26 oktober 2024 (03:44 uur) opgelegd. 

3.5  Op 24 oktober 2024 heeft de rechtbank G. het verzoek tot voortzetting van de crisismaateregel afgewezen omdat er geen sprake (meer) was van doelmatigheid zoals genoemd in artikel 3:3 Wvggz. 

4. De klacht en de reactie van verweerder

  1.  Bij brief van 4 december 2024 heeft klaagster bij de Commissie klachten ingediend:
  • tegen het op brute en ontwrichtende wijze uit huis halen; 
  • tegen de ingevolge de Wvggz klachtwaardige toepassing van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel; en
  • tegen de ingevolge de Wkkgz klachtwaardige gedragingen van de zorgaanbieder, te weten de onheuse bejegening tijdens de insluiting. 

Schadevergoedingsverzoek

4.2  Klaagster wenst een vergoeding te ontvangen voor de schade die zij als gevolg van haar verblijf bij de zorgaanbieder geleden heeft. 

4.3  De zorgaanbieder heeft de klachten gemotiveerd weersproken. 

4.4  De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van partijen.  

5. De overwegingen van de Commissie

Tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan crisismaatregel en de wijze waarop klaagster naar de instelling is overgebracht 

5.1 Klaagster stelt dat zij op brute en ontwrichtende wijze uit haar woning is gehaald en vervolgens 14 uur in een isoleerkamer heeft doorgebracht. Tijdens deze periode zou zij verplicht medicatie hebben moeten innemen, waaronder tweemaal lorazepam, waarbij zij zich onder druk gezet voelde en de inname niet als vrijwillig ervoer. Vervolgens is zij overgebracht naar de gesloten psychiatrische afdeling van H. in afwachting van verdere behandeling. Klaagster vindt het onjuist en schadelijk dat in het verweerschrift niets wordt vermeld over de gedwongen medicatietoediening.

5.2  De zorgaanbieder stelt dat de wijze waarop klaagster uit haar woning is gehaald buiten de verantwoordelijkheid van de spoedeisende psychiatrie valt en daarom niet in het verweer wordt behandeld.

Wat betreft de insluiting erkent de zorgaanbieder dat verblijf in een isoleerkamer (afgesloten onderzoeksruimte) als onaangenaam en mogelijk traumatisch kan worden ervaren, vooral wanneer cliënten niet goed begrijpen waarom dit nodig is. Vanwege de agitatie van klaagster was plaatsing elders op dat moment niet mogelijk. Het streven is altijd om cliënten zo snel mogelijk op een opnameafdeling te plaatsen.

Met betrekking tot de medicatietoediening verklaart de zorgaanbieder dat klaagster in de ochtend nog onrustig was en dat is aangedrongen op inname van rustgevende medicatie (lorazepam 2,5 mg) om de overgang naar de opnameafdeling soepeler te laten verlopen en verdere afzondering te voorkomen. Ter zitting heeft de zorgaanbieder erkend dat de medicatie onder dwang is ingenomen en dat van vrijwilligheid geen sprake was.

5.3  De Commissie zal de klacht ongegrond verklaren en licht dat als volgt toe.  

5.4   Ingevolge artikel 7:3 lid 1 Wvggz kan, indien redelijkerwijs mag worden verondersteld dat een crisismaatregel zal worden genomen, gedurende korte tijd verplichte zorg aan een persoon worden verleend. Ingevolge lid 3 van artikel 7:3 Wvggz kan deze verplichte zorg, teneinde te laten onderzoeken of een crisismaatregel moet worden genomen en in afwachting van het nemen van een crisismaatregel, tevens inhouden dat een persoon zijn vrijheid wordt ontnomen en hij onverwijld wordt overgebracht naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf. De Commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder, gezien het in de medische verklaringen geschetste toestandsbeeld en de nadere toelichting ter zitting, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om klaagster voorafgaand aan de crisismaatregel tijdelijke zorg te verlenen. Gezien de omstandigheden kan de Commissie zich goed voorstellen dat de hulpverleners zich ernstige zorgen maakten over klaagster. 

De door klaagster ingebrachte stelling dat uit de beschikking van 24 oktober 2024 de conclusie kan worden getrokken dat de zorgverlening in de periode voorafgaand aan de crisismaatregel niet doelmatig was, heeft de Commissie er niet van overtuigd dat het verlenen van zorg onrechtmatig was. Bij de beoordeling van een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel dient de rechter namelijk niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel, maar alleen de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg te onderzoeken. Verder geldt dat de rechter bij deze beoordeling dient uit te gaan van de actuele situatie ten tijde van zijn beslissing. Het betreft dus een beoordeling vanuit de huidige situatie, niet naar de situatie ten tijde van een gebeurtenis uit het verleden. 

5.5   Het voornoemde oordeel laat onverlet dat de Commissie zich ervan bewust is dat het verlenen van verplichte zorg een grote impact heeft op degenen die het moeten ondergaan. Hoewel de insluiting van relatief korte duur is geweest, kan dit voor klaagster, die het heeft moeten ondergaan, als een ingrijpende ervaring hebben gevoeld. De Commissie erkent dat insluiting een gevoel van eenzaamheid en angst kan veroorzaken en begrijpt dat dit voor klaagster een emotioneel belastende gebeurtenis is geweest. Dit neemt de rechtmatigheid van de beslissing echter niet weg. 

5.6   Voor zover wordt geklaagd dat klaagster op brute en ontwrichtende wijze uit haar woning is gehaald, dient klaagster in deze klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voldoende gebleken is dat de zorgaanbieder hierin geen rol heeft gespeeld. 

De onheuse bejegening tijdens de insluiting 

5.7 Hoewel klaagster niet expliciet een klacht over de bejegening heeft geformuleerd, beschouwt de Commissie haar klacht op dit onderdeel als mede gericht tegen klachtwaardige gedragingen van de zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz, namelijk de onheuse bejegening tijdens de insluiting.

5.8  Klaagster stelt dat zij in de nacht van 22 op 23 oktober 2024, door een aantal artsen in opleiding, is beoordeeld. Volgens klaagster heeft er geen daadwerkelijk gesprek plaatsgevonden, mede vanwege haar verblijf in de separeerruimte achter een dikke sluisdeur, waardoor een gelijkwaardige dialoog ontbrak. Klaagster ervaart dat hierdoor de menselijke maat is verloren gegaan en acht het onjuist dat artsen in opleiding een dergelijk ingrijpend besluit nemen.

5.9  De Commissie stelt vast dat niet is gebleken dat de betrokken artsen co-assistenten waren. Hoewel de gebruikte terminologie (“ arts in opleiding “) verwarring kan wekken, staat vast dat klaagster is beoordeeld door een psychiater en een arts-assistent. Ingevolge de Wvggz zijn zij bevoegd om te besluiten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg. Er zijn geen aanwijzingen dat aan dit besluit een onzorgvuldige afweging ten grondslag heeft gelegen. Voorts overweegt de Commissie dat de psychiater en arts-assistent een acute inschatting van het toestandsbeeld van klaagster hebben gemaakt, zonder dat sprake was van uitgebreide diagnostiek. De Commissie acht het voorstelbaar dat in een dergelijke crisissituatie een afweging moet worden gemaakt tussen enerzijds de veiligheid en anderzijds de menselijke maat. Gezien het toestandsbeeld acht de Commissie het niet onredelijk dat de betrokken medewerkers de veiligheid op dat moment als doorslaggevend hebben beschouwd.

5.10  Het voorgaande leidt ertoe dat de Commissie de klacht op dit onderdeel ongegrond zal verklaren. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding

5.11  Klaagster acht het redelijk en billijk dat er schadevergoeding wordt toegekend. Nu de klachten evenwel ongegrond zullen worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klaagster.  

6. De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht tegen het verlenen van tijdelijke verplichte zorg ongegrond;
  • verklaart klaagster in het overige niet-ontvankelijk; 
  • verklaart de klacht tegen de onheuse bejegening ongegrond; en 
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

De schriftelijke beslissing is op 19 februari aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.