Ongegronde klacht over medicatie en insluiting


 

Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken    

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van A. gedateerd 11 januari 2025 bij de Klachtencommissie binnengekomen op 12 februari 2025, met nummer 2502-23

Datum: 24 februari 2025 

1. Inleiding

1.1  De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 24 februari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van A. (hierna: klaagster) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder). 

In het klaagschrift wordt een onjuiste datum genoemd, te weten 11 januari 2025 in plaats van 11 februari 2025. De maand januari betreft een kennelijke verschrijving door klaagster. De Commissie zal 11 februari 2025 aanhouden als juiste datum. 

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klaagster: mevrouw A.;

Bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon; 

Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B., vertegenwoordigd door mevrouw E., arts, en mevrouw F., psychiater.  

Stukken

1.2  De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 12 februari 2025;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 19 februari 2025; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.

2. Samenvatting

Klaagster kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot toepassing van verplichte zorg in de vorm van “ toediening medicatie “ en “ insluiting “ als gevolg waarvan klaagster schade geleden heeft en verzoekt de Commissie om die reden een schadevergoeding toe te kennen. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klachten. De Commissie komt tot het oordeel dat de klachten ongegrond zijn. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen. 

3. De feiten 

3.1 Bij beschikking van 26 januari 2025 heeft de burgemeester van de gemeente G. ten aanzien van klaagster een crisismaatregel verleend, waarin onder meer de volgende vormen van verplichte zijn toegewezen: 

  • het toedienen van medicatie; 
  • het insluiten. 

3.2 Op 27 januari 2025 heeft de zorgverantwoordelijke van Kliniek D. een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen als in artikel 8:9 Wvggz en de volgende vormen van verplichte zorg toegepast: 

  • het toedienen van medicatie 
  • het  insluiten 

3.3 Bij mondelinge beschikking van 28 januari 2025 heeft de rechtbank H. ten aanzien van klaagster tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken verleend, waarin onder meer de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen: 

  • het toedienen van medicatie; 
  • het insluiten. 

3.4 Op 10 februari 2025 is klaagster binnen de kliniek overgeplaatst naar afdeling I.

4. De klacht en de reactie van verweerder

  1.  Bij brief van 11 februari 2025 heeft klaagster bij de Commissie klachten ingediend:
  • tegen het toedienen van medicatie (klacht 1); 
  • tegen het insluiten (klacht 2). 

Schorsingsverzoek 

4.2  Klaagster heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. Naar het oordeel van de coördinerend voorzitter van de Commissie heeft de zorgaanbieder in het verweer voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De coördinerend voorzitter van de Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 19 februari 2025, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoedingsverzoek

4.3  Klaagster wenst een vergoeding te ontvangen voor de schade die zij als gevolg voor het verlenen van verplichte zorg door de zorgaanbieder geleden heeft. 

4.4  De zorgaanbieder heeft de klachten gemotiveerd weersproken. 

4.5 De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van partijen. 

5. De overwegingen van de Commissie

5.1 Vooropgesteld wordt dat één van de belangrijkste uitgangspunten van de Wvggz is dat verplichte zorg het ultimum remedium moet zijn. Voordat dwang overwogen kan worden, moeten eerst de mogelijkheden voor vrijwillige zorg volledig zijn benut. Verder kan onder de Wvggz, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient voorts doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe.

5.2 Bij de beoordeling van de klachten stelt de Commissie verder voorop dat, op grond van de overgelegde stukken, waaronder de crisismaatregel en de beschikking van 28 januari 2025, de Commissie ervan uit moet gaan dat bij klaagster sprake is van een psychische stoornis zoals bedoeld in de Wvggz. Klaagster ontkent dat bij haar sprake is van een psychische stoornis ten tijde van het nemen van de bestreden beslissingen tot verplichte zorg, althans dat sprake was van een manische ontregeling. Maar dat is voor de Commissie onvoldoende reden om te twijfelen aan het oordeel van de rechtbank, die mede gebaseerd is op een door een onafhankelijk psychiater opgestelde medische verklaring. 

Klacht 1 over het insluiten 

5.3 De Commissie volgt de klacht van klaagster, dat zij ten onrechte op haar kamer is ingesloten, niet. Uit de stukken en de verklaringen van partijen ter zitting blijkt voldoende dat klaagster ontwrichtend gedrag vertoonde op de afdeling. De zorgaanbieder heeft gesteld dat klaagster dysfoor was, met spullen gooide en dat communicatie met haar niet mogelijk was. Klaagster heeft deze feiten niet weersproken, althans niet met zoveel woorden, maar stelt dat haar boosheid voortkwam uit de omstandigheden waarin zij zich destijds bevond en dat de zorgaanbieder disproportioneel heeft gehandeld, om reden dat zij in hongerstaking is gegaan als uiting van haar boosheid. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of klaagsters boosheid een symptoom was van een manische ontregeling. Hoewel haar onvrede over de situatie een rol heeft gespeeld, ziet de Commissie geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de stelling van de zorgaanbieder dat sprake was van een manische ontregeling die leidde tot ontwrichtend gedrag. Voor de Commissie is voldoende gebleken dat het hiervoor omschreven ernstig nadeel voortvloeiend uit klaagsters toestandsbeeld niet op een minder ingrijpende manier kon worden afgewend. De Commissie begrijpt dat de insluiting ingrijpend was voor klaagster. Dit betekent echter niet dat deze maatregel niet in verhouding stond tot het beoogde doel: het waarborgen van de veiligheid van klaagster zelf, de medewerkers en de medepatiënten op de afdeling. 

5.4 Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat er geen minder ingrijpende alternatieven waren en zal zij dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klacht 2 over het toedienen van medicatie

5.5 Klaagster verzet zich tegen het gebruik van medicatie en stelt dat haar wensen en voorkeuren onvoldoende zijn gerespecteerd. Zij is van mening dat er geen rechtvaardiging bestaat om deze niet te honoreren. Klaagster erkent dat zij boos en druk was, maar bestrijdt dat dit duidt op een manische ontregeling. Haar boosheid vloeit voort uit haar gedwongen opname en het ontbreken van keuzevrijheid ten aanzien van haar behandeling. Zij wenst samen te werken vanuit vrijheid en acht alternatieve behandelvormen, zoals creatieve therapie, meer passend. Volgens klaagster had eerder gedeëscaleerd kunnen worden, waardoor noch medicatie, noch opname noodzakelijk zou zijn geweest. Zij meent dat minder ingrijpende interventies, zoals gesprekstherapie of muziek, effectiever en proportioneel waren geweest. Ook wijst zij erop dat haar boosheid inmiddels is afgenomen zonder medicatiegebruik en dat zij niemand schade heeft berokkend. In haar optiek is er geen sprake van een dreigend ernstig nadeel en is het gebruik van medicatie en gedwongen opname niet gerechtvaardigd.

5.6. Gelet op de manische ontregeling en het ernstig nadeel geldt in het algemeen dat in de situatie waarin klaagster zich bevindt, een behandeling met antipsychotica geïndiceerd is om dit toestandsbeeld en de effecten daarvan te verminderen. Voorts heeft de zorgaanbieder voldoende gemotiveerd dat een dergelijke behandeling met medicatie voldoet aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De Commissie stelt vast dat klaagster zich verzet tegen het gebruik van medicatie en alternatieve behandelvormen wenst. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, blijkt echter dat de zorgaanbieder op goede gronden heeft geconcludeerd dat medicamenteuze behandeling noodzakelijk is om het ernstig nadeel dat voortvloeit uit haar toestandsbeeld af te wenden. Klaagster is op dit moment onvoldoende in staat om op vrijwillige basis de benodigde zorg te accepteren en er is onvoldoende gebleken dat een alternatief behandeltraject hetzelfde effect zou hebben. Klaagster heeft schriftelijk en ter zitting alternatieven voorgesteld, zoals muziek en zingen om rustig te worden, evenals het voeren van een gesprek. Hoewel de Commissie niet uitsluit dat dergelijke methoden in bepaalde situaties ondersteunend kunnen zijn, acht zij deze in de onderhavige situatie niet toereikend waarbij wordt opgemerkt dat een gesprek met klaagster niet mogelijk bleek.

5.7 Het voorgaande leidt ertoe dat de Commissie de klacht op dit onderdeel ongegrond zal verklaren. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding

5.8  Daar de klachten ongegrond zullen worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klaagster. 

6. De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht 1 en klacht 2 ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af;

De schriftelijke beslissing is op 12 maart 2025 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.