Ongegronde klacht over medicatie als vorm van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klachten van de heer A., gedateerd 12 augustus 2024, door de Klachtencommissie ontvangen op 14 augustus 2024, met nummer 2408-125

Datum: 30 augustus 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 26 augustus 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B., C. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Zorgaanbieder: B., C., vertegenwoordigd door de heer D., psychiater, vergezeld door mevrouw E., co-assistent. 

Klager is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De Commissie heeft daarop besloten om de klager de mogelijkheid te bieden om schriftelijk te reageren op de mondelinge toelichting van de verweerder tijdens de zitting. De klager heeft van deze geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt. 

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ontvangen op 14 augustus 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ontvangen op 21 augustus 2024;
  3. de gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager; en 
  4. het verslag van de zitting van 30 augustus 2024. 

Samenvatting 

De klacht betreft de verplichte behandeling met medicatie. De Commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is, daar er wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg. Voldoende aannemelijk gemaakt is dat klager zonder de behandeling met medicatie zal decompenseren waardoor het gedrag als gevolg daarvan leidt tot ernstig nadeel. 

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.

Klager is bekend met schizofrenie, een verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van alcohol en tabak. Sinds 2008 heeft klager ongeveer tien gedwongen opnames gehad en een uitgebreid justitieel verleden met regelmatige opsluitingen in F., onder andere wegens vuurwapenbezit, agressie, straatroof, inbraak en diefstal. In 2017 werd hij opgenomen in kliniek G., stroomde door naar een inleunappartement, maar werd door een terugval in het gebruik van alcohol opnieuw opgenomen. In 2020 volgde een hernieuwde gedwongen opname, waarna hij langdurig op de open afdeling verbleef en uiteindelijk alcoholvrij bleef. Sindsdien zijn er meerdere zorgmachtigingen afgegeven. De meest recente zorgmachtiging is op 13 augustus 2024 afgegeven met een duur van 12 maanden. 

Klager wordt behandeld met depotmedicatie, en vindt overeenkomstig het gestelde in artikel 8:9 Wvggz plaats krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

De klacht 

Klager verzet zich tegen de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder ter uitvoering van de zorgmachtiging:

  • de toediening van medicatie 

De standpunten van partijen 

Klager wenst niet meer te worden behandeld met medicatie en verzoekt dat hier een eind aan wordt gemaakt. Sinds 2013 klaagt hij hier al over en is niet van plan de medicatie nog langer te accepteren.  

De zorgaanbieder voert gemotiveerd verweer. Klager heeft zich sinds zijn behandeling bij C. coöperatief opgesteld ten aanzien van de verplichte depotmedicatie, die hij sinds 2016 gebruikt. Deze medicatie heeft geleid tot psychiatrische stabiliteit. Tijdelijk staken van de medicatie wordt als onverantwoord beschouwd, gezien zijn eerdere geschiedenis van fysieke agressie, zelfverwaarlozing en psychotische episodes, die in 2015 tot opname op de crisisunit leidden. Sinds hij onder dwang is ingesteld op het cisordinol-depot zijn de psychotische symptomen verminderd. Daarnaast heeft klager een strafrechtelijk verleden met ernstige delicten, en recentelijk vertoont hij opnieuw gewelddadig en bedreigend gedrag, waaronder het ingooien van ruiten en het bedreigen van anderen. 

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.  

Overwegingen en oordeel

Ontvankelijkheid 

De Commissie stelt vast dat klager ontvankelijk is in zijn klacht, omdat de klacht ziet op het niet nakomen van artikel 8:9 Wvggz respectievelijk het niet naleven van de Wvggz bij het nemen van een artikel 8:9 Wvggz beslissing en daarmee valt onder de klachtgrond zoals bedoeld in artikel 10:3 lid 1 onderdeel f Wvggz. 

Dit betekent dat de Commissie toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht. 

Inhoudelijke beoordeling 

De Commissie moet beoordelen of de zorgaanbieder de vorm van verplichte zorg mag inzetten, te weten toediening van medicatie. Bij de beantwoording van deze vraag zijn de algemene uitgangspunten en de eisen van artikel 2:1 Wvggz, van toepassing. Dat betekent dat inzet van verplichte zorg moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Dat wil zeggen dat de minst ingrijpende vorm van behandeling moet worden gebruikt, die niet langer dan nodig wordt toegepast en dat die in de gegeven omstandigheden effectief moet zijn. 

De Commissie is van oordeel dat aan de eisen en voorwaarden voor het verlenen van verplichte zorg is voldaan. Zij overweegt daartoe als volgt.

Op grond van de overgelegde stukken, waaronder de beschikking van 13 augustus 2024, moet de Commissie ervan uitgaan dat bij klager sprake is van een psychische stoornis zoals bedoeld in de Wvggz. 

De Commissie constateert tevens dat het gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis leidt tot (dreigend) ernstig nadeel. Uit het zorgplan van 22 juli 2024 concludeert de Commissie dat, indien klager niet wordt behandeld met medicatie, het gedrag zou kunnen leiden tot maatschappelijke teloorgang, zelfverwaarlozing, en een toename van psychotische symptomen. In het verleden uitte dit zich in vergiftigingswanen, dreiging met agressie, en terugtrekgedrag. Hierdoor bestaat een verhoogd risico dat klager opnieuw in aanraking zal komen met politie en justitie. 

Gelet op risico op ernstig nadeel, volgt de Commissie de zorgaanbieder in diens standpunt dat verplichte zorg, die is gericht op het afwenden dan wel voorkomen van het ernstig, nodig is. 

Op basis van de stukken en de door de zorgaanbieder aangevoerde argumenten, die door klager niet zijn weersproken, concludeert de Commissie dat een behandeling met medicatie in het geval van klager de meest aangewezen behandeling is en geschikt om het nagestreefde doel van verplichte zorg te bereiken en waarbij er geen minder ingrijpende interventies zijn met hetzelfde effect. In de afgelopen 10 jaar hebben zich meerdere psychotische episodes voorgedaan, telkens uitgelokt door het stoppen met medicatie, vaak in combinatie met middelengebruik, voornamelijk alcohol en cannabis. Deze episodes kenmerkten zich door gedesorganiseerd gedrag, verbale agressie en (dreiging met) geweld tegen de omgeving. Een herstart van de medicatie leidde op dergelijke momenten steeds tot verbetering van de situatie. Hieruit blijkt voor de Commissie voldoende dat klager baat heeft bij een behandeling met medicatie. 

Het voorgaande brengt de Commissie tot de conclusie dat is voldaan aan de eisen voor het toepassen van verplichte zorg. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

De beslissing

De Commissie:

  • verklaart de klacht tegen de toediening van medicatie ongegrond

De schriftelijke beslissing is op 9 september 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.