Ongegronde klacht over medicatie als vorm van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 15 februari 2024 en 

binnengekomen op 21 februari 2024, nummer 2402-24

Datum: 11 maart 2024

Inleiding

De klachtencommissie is op 11 maart 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen zorgaanbieder B., hierna ook: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een verplichting of over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

 

Aanwezig

heer A.; 

Bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon.

Zorgaanbieder: B., locatie D., 

vertegenwoordigd door mevrouw E., psychiater.

 

Stukken

De klachtencommissie (hierna: de Commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ingekomen op 21 februari 2024;
  2. een aanvulling op het klaagschrift, ingekomen op 10 maart 2024; 
  3. het verweerschrift, met bijlagen, ingekomen op 6 maart 2024. 

Samenvatting

In het kader van een (machtiging tot voortzetting van de) crisismaatregel werd klager in de periode van 10 januari 2023 tot 23 februari 2023 behandeld met medicatie, waaronder Haldol in een dosering die geleidelijk werd verhoogd van 3 mg naar 20 mg. Na stabilisering van het toestandsbeeld werd klager op 23 februari 2023 ontslagen uit de kliniek waarna de behandeling in een andere accommodatie werd voortgezet. Op 6 april 2023 heeft klager een poging tot suïcide (TS) gedaan. Klager wijt deze TS aan de behandeling met Haldol waarvan de dosering volgens hem te hoog was. Als gevolg van de hoge dosering Haldol ontwikkelde klager naar eigen zeggen een forse depressie. De Commissie acht klager ontvankelijk maar volgt klager niet in zijn klacht en stelt vast dat de behandeling destijds voldeed aan de daarop van toepassing zijnde richtlijnen en protocollen. De klacht is daarom ongegrond verklaard. Het verzoek tot schadevergoeding is afgewezen.

De feiten en omstandigheden

Aan het dossier ontleent de commissie het volgende.

Klager is in het kader van een (machtiging tot voortzetting van een) crisismaatregel van 10 januari 2024 tot 23 februari 2023 gedwongen opgenomen geweest bij B., locatie D., en heeft verplicht diverse vormen van zorg moeten ondergaan. Hiervóór verbleef klager bij B., Kliniek F.

De zorgverantwoordelijke heeft 11 januari 2023 ter uitvoering van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel een beslissing als bedoeld in artikel 8:9 Wvggz genomen tot het verlenen van verplichte zorg. In deze brief is vermeld dat de verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie reeds is aangezegd op 10 januari 2023. De brief vermeldt verder dat verplichte zorg nodig is in verband met gedrag dat als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. 

Aanvankelijk is klager behandeld met Haldol in een dosering van 3 mg gericht op stabilisering van het toestandsbeeld. De dosering werd stapsgewijs verhoogd naar 20 mg. Daarnaast onderging klager een afwisselende behandeling met aripiprazol en Amisulpride. 

Op 23 februari 2023 is klager wegens voldoende stabilisatie van het toestandsbeeld teruggeplaatst naar Kliniek F. alwaar de behandeling door de opvolgende zorgverantwoordelijke werd voortgezet. 

Op 6 april 2023 heeft een klager een poging tot suïcide (TS) gedaan. 

De klacht en het standpunt van klager 

Klager verwijt de zorgverantwoordelijke dat zij hem gedurende de gedwongen opname te lang een te hoge dosering van het middel Haldol heeft voorgeschreven en verstrekt, als gevolg waarvan klager op 6 april 2023 een TS heeft gedaan. De klacht wordt – kort samengevat – als volgt toegelicht. 

Volgens klager is de TS een direct gevolg geweest van de te hoge dosering Haldol. Door de behandeling met Haldol heeft klager ernstige depressieve klachten ontwikkeld die gepaard gingen met zelfmoordgedachten. Desondanks werd de dosering steeds verder verhoogd. Dat de dosering te hoog was, blijkt volgens klager uit de opmerking van de opvolgende zorgverantwoordelijke dat de dosering Haldol torenhoog was. 

Schadevergoedingsverzoek

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor de beslissing waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover nodig zal daarop hieronder nader worden ingegaan. 

Beoordeling 

In de stukken en het verhandelde ter zitting heeft klager – kort weergegeven – zich op het standpunt gesteld dat de zorgverantwoordelijke hem ten tijde van zijn opname bij Inforsa een te hoge dosering van het middel Haldol heeft voorgeschreven en verstrekt. 

Ontvankelijkheid

De Commissie heeft eerder op 23 januari 2023 een beslissing gegeven naar aanleiding van een door klager ingediende klacht over onder andere de toediening van medicatie en de dosering. Klager heeft desgevraagd verduidelijkt dat zijn klacht ziet op de toediening en met name de dosering van medicatie in de periode na 23 januari 2023. De Commissie acht klager daarom ontvankelijk in zijn klacht.

Inhoudelijke beoordeling

De Commissie volgt klager niet in zijn standpunt en overweegt daartoe als volgt. 

Vooropgesteld wordt dat de beslissing van de zorgverantwoordelijke om de dosering van klagers medicatie te verhogen een inhoudelijke medische beslissing betreft. 

De zorgverantwoordelijke heeft als reactie op de klacht aangevoerd dat op geleide van het toestandsbeeld de dagelijkse dosis Haldol werd verhoogd van 3 mg naar 10 mg. Toen bleek dat de behandeling geen effect sorteerde op het toestandsbeeld, werd op 31 januari 2023 gestart met het kruiselings overschakelen van Haldol naar aripiprazol. Toen er als gevolg daarvan een verslechtering van het toestandsbeeld optrad, werd klager weer teruggezet op Haldol waarvan de dosis stapsgewijs werd verhoogd naar 20 mg. Daarnaast werd er gestart met Amisulpride in een dosering van 400 mg per dag. Na deze aanpassing verbeterde de psychose waarna klager op 23 februari 2023 in stabiele toestand werd teruggeplaatst naar Kliniek ECH. De zorgverantwoordelijke heeft verder aangevoerd dat op 14 februari 2023 en 1 maart 2023 de spiegelbepalingen een lage bloedspiegel bij een normale metabolisering van deze medicatie aantoonde.  

Nog daargelaten het feit dat de zorgverantwoordelijke naar het oordeel van de Commissie overtuigend aangetoond heeft dat de behandeling met Haldol met een dosering van 20 mg passend was voor de situatie waarin klager zich destijds bevond én dat deze behandeling voldoet aan de relevante richtlijnen en protocollen, is voor de Commissie van belang dat er gezien de gemeten bloedwaarden op 23 februari 2023 en 1 maart 2023 die een lage therapeutische waarde aantoonden, niet kan worden gesproken van een overdosering,

Nu niet is te komen vast te staan dat de zorgverantwoordelijke klager een te hoge dosering van het middel Haldol heeft voorgeschreven, komt de Commissie niet toe aan de vraag in hoeverre de TS op 6 april 2023 direct verband hield met de behandeling die klager destijds onderging. Dit betekent dat de klacht ongegrond zal worden verklaard. 

Schadevergoeding

De Commissie komt niet toe aan het beoordelen van het verzoek tot schadevergoeding, nu de klacht van klager ongegrond verklaard wordt. Het verzoek tot schadevergoeding zal daarom worden afgewezen. 

De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

De schriftelijke beslissing is op 26 maart 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door de heer X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk secretaris.