Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 10 februari 2025, bij de
Klachtencommissie binnengekomen op 11 februari 2025,
met nummer 2502-20
Datum: 24 februari 2025
1. Inleiding
1.1 De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 24 februari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder). De klacht is namens klager ingediend door de heer C., advocaat.
De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A.;
bijgestaan door: de heer C., advocaat (via telefonische verbinding aanwezig);
een tolk.
Zorgaanbieder: Kliniek D, onderdeel van B, vertegenwoordigd door de
heer E., psychiater.
Stukken
1.2 De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, binnengekomen op 11 februari 2025;
- de reactie van verweerder, binnengekomen op 19 februari 2025; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
2. Samenvatting
Klager kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot het verplicht toedienen van medicatie. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.
3. De feiten
Aan de stukken ontleent de Commissie het volgende.
3.1 De Rechtbank F. (hierna: de rechtbank) heeft op 29 januari 2020 gelast dat klager ter beschikking zal worden gesteld (TBS) en heeft ook bevolen dat klager van overheidswege zal worden verpleegd. Op 21 januari 2025 heeft de rechtbank de termijn gedurende welke klager ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege, met twee jaar verlengd.
3.2 Klager is door de zorgaanbieder op 5 februari 2025 in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een artikel 9:6 lid 2 Wvggz-brief aan klager verstrekt. In deze brief is ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan klager te verlenen vorm van verplichte zorg, voor de duur van drie maanden, dus tot uiterlijk 5 mei 2025. Op 12 februari 2025 is een herziene versie van deze beslissing aan klager uitgereikt, omdat (letterlijk overgenomen):
“Deze brief betreft een verduidelijking van de vorige brief om verwarring te voorkomen. In de
vorige brief was al vermeld dat de verplichte behandeling voor maximaal 3 maanden gegeven zou worden, tot 5 mei 2025. Onderaan de brief stond in een tabel echter “voor de duur van de opname”. Ik kan me voorstellen dat dit onduidelijkheid geeft. Ik heb de duur in deze tabel daarom nu ook aangepast naar 3 maanden.”
Deze beslissingen van 5 en 12 februari 2025 vermelden dat klager een psychose heeft waarvoor antipsychotica geïndiceerd zijn en dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar: “vanuit grootsheid kan u de verkregen informatie niet op juiste waarde inschatten. Daarnaast heeft u geen ziekte-inzicht ten aanzien van uw psychose en kunt u de gegeven informatie daardoor ook niet op juiste waarde inschatten.”
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klager klaagt over de beslissing van de zorgaanbieder om hem verplicht medicatie te geven.
Schorsingsverzoek
4.2 Klager heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen.
De zorgaanbieder heeft klager in de 9:6 brieven van 5 en 12 februari 2025 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.
Schadevergoedingsverzoek
4.3 Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is, omdat hij hiervan flinke spanning en stress ervaart. Bij gegrondverklaring van de klacht wordt klager in staat gesteld deze schade nader te onderbouwen.
4.4 De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
4.5 De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van beide partijen.
5. De overwegingen van de Commissie
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de commissie het volgende voorop. Artikel 9:1 lid 1 Wvggz bepaalt: “Een persoon die in een accommodatie verblijft en aan wie tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege of de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, wordt voor de toepassing van deze wet vanaf het moment van opname in de accommodatie aangemerkt als betrokkene aan wie op grond van een zorgmachtiging verplichte zorg strekkende tot opname in een accommodatie wordt verleend. Ten aanzien van een dergelijke persoon is voor zijn verblijf in de accommodatie en de behandeling van zijn psychische stoornis het bepaalde in deze paragraaf van toepassing.”
5.2 Indien het overleg over het zorgplan niet heeft geleid tot overeenstemming of indien betrokkene zich verzet tegen een behandeling, kan overeenkomstig artikel 9:6 lid 1 Wvggz niettemin behandeling plaatsvinden, voor zover deze is voorzien in het zorgplan, indien a) aannemelijk is dat zonder die behandeling het ernstig nadeel dat de psychische stoornis van betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of indien b) dit volstrekt noodzakelijk is om het ernstig nadeel dat de psychische stoornis betrokkene binnen een accommodatie doet veroorzaken, af te wenden.
De behandeling is, ongeacht de grond waarop zij berust, onderworpen aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Dit wil zeggen dat moet worden volstaan met de minst ingrijpende vorm, die niet langer dan nodig wordt toegepast en die effectief moet zijn in de gegeven omstandigheden.
Uit artikel 9:6 lid 2 Wvggz volgt dat de behandeling plaatsvindt krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke en lid 3 bepaalt dat artikel 8:9 Wvggz van overeenkomstige toepassing is op de behandeling.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
Klacht over medicatie
5.3 Klager zegt dat hij geen medicatie wil; hij heeft de medicatie niet nodig en de behandelaar geeft hem geen redenen waarom het wel nodig zou zijn. Klager zegt niet psychotisch te zijn. De beweringen van de behandelaar dat hij geluiden of berichten via de muren of via de televisie zou horen, herkent hij niet. Volgens klager heeft hij nooit gezegd dat hij op die manier berichten hoort. De advocaat van klager heeft hieraan onder meer toegevoegd dat de Wvggz niet op klager van toepassing is; dat geen sprake is van een zorgmachtiging of crisismaatregel voor klager dus dat er aan hem geen verplichte zorg kan worden verleend; en dat geen sprake is van ernstig nadeel of gevaar. Het in het klaagschrift genoemde argument dat de verplichte zorg voor een te lange termijn (namelijk voor 23 maanden) is aangezegd, is ter zitting door de advocaat ingetrokken, nu er door de behandelaar een herziene 9:6-brief ter verduidelijking van de verplichtezorgtermijn aan klager is uitgereikt.
5.4 Verweerder zegt dat klager – voordat hij ruim twee jaar geleden naar de kliniek kwam – in het G. verbleef, waar werd geobserveerd dat sprake was van een floride psychotisch beeld, gekenmerkt door onder andere auditieve hallucinaties en paranoïde overtuigingen. Klager heeft daar onder dwang olanzapine toegediend gekregen. Hierop werd een duidelijke verbetering van het psychotisch toestandsbeeld gezien, waarbij de psychose geheel in remissie ging. Na overplaatsing naar de huidige Kliniek D. kreeg klager geen antipsychotische medicatie meer. Ondanks dat hij goed meedoet aan dagactiviteiten, stagneert de verdere behandeling van klager, volgens de behandelaar. Dit blijkt onder andere uit moeilijkheden bij vervolgstappen in resocialisatie, zoals het regelen van een afbetalingsregeling voor het slachtoffer van het door hem gepleegde delict en andere belemmeringen rondom het beheer van de eigen financiën. Ook namen de psychotische kenmerken van klager toe bij toename van de druk (bijvoorbeeld in onderzoek/testsituaties) waarna hij meldde dat hij boodschappen kreeg via de televisie, en via tikgeluiden uit de muren met andere personen communiceerde; heeft klager zeer vreemde tot bizarre overtuigingen die geduid worden als grootheidswanen (onder meer de absolute overtuiging dat hij geen infecties kan oplopen of dat hij meer van psychische ziekten weet dan de psychiater); maar ook bijvoorbeeld de overtuiging dat hij niet is veroordeeld tot TBS.
5.5 Verweerder zegt dat door de stagnatie in de behandeling van klager er voor hem geen perspectief is op ontslag uit de kliniek en een leven daarbuiten. De behandelaar heeft klager al vaak geprobeerd uit te leggen dat een behandeling met medicatie noodzakelijk is om deze behandelstagnatie te doorbreken, maar klager is het niet eens met het standpunt van de behandelaar en blijft zeggen dat de behandelaar geen redenen geeft voor zijn beslissing om medicatie te geven, dan wel dat hijzelf hierover niet in gesprek wil met de behandelaar.
5.5 Uit de overgelegde stukken is gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniestoornis. Hoewel klager de stoornis ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van deze psychische stoornis.
5.6 De Commissie stelt vast dat – anders dan de advocaat stelt – de Wvggz op klager van toepassing is nu hij ter beschikking is gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. Op grond van artikel 9:1 Wvggz is vervolgens voor toepassing van verplichte zorg geen aparte zorgmachtiging nodig (zie 5.1). In het zorgplan van klager (gedateerd 13 maart 2024) is onder meer opgenomen dat toediening van psychiatrische medicatie (waaronder antipsychotica) aan klager nodig kan zijn om het gevaar af te wenden dat voortvloeit uit het psychotisch toestandsbeeld. Op grond van artikel 9:6 lid 1 sub a Wvggz is vervolgens verplichte behandeling mogelijk indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het ernstig nadeel dat de psychische stoornis van betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (zie ook 5.2).
5.7 De Commissie is van oordeel dat de behandelaar voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de behandeling van klager momenteel stagneert waardoor er geen perspectief op ontslag uit de kliniek is, en dat zijn psychische stoornis dus ernstig nadeel (maatschappelijke teloorgang) veroorzaakt. Ook is de Commissie van oordeel dat de behandelaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zonder toediening van antipsychotische medicatie dit ernstig nadeel niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Hierbij geldt dat blijkens de stukken en de verklaringen ter zitting behandeling met een antipsychoticum in het verleden doelmatig is gebleken. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen. Hiermee is naar het oordeel van de Commissie voldaan aan de voorwaarden die de wet inhoudelijk stelt aan het toepassen van verplichte zorg.
5.8 De Commissie heeft verder kunnen vaststellen dat er een geldige beslissing tot TBS met verpleging van overheidswege aanwezig is, dat er een zorgplan aanwezig is dat voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 9:6 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met medicatie. Aldus is ook aan de formele eisen voldaan die de wet stelt aan het toepassen van verplichte zorg.
5.9 De Commissie stelt vast dat de behandelaar zowel ter zitting als in zijn 9:6 brieven heeft opgemerkt dat hij graag met klager in gesprek gaat over de soort medicatie die hij klager wil toedienen en over de toepassingsvorm daarvan. De Commissie beveelt klager aan dit gesprek met de behandelaar aan te gaan, zodat rekening kan worden gehouden met zijn wensen en voorkeuren.
5.9 Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding
5.10 Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klager.
6. De beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 25 februari 2025 telefonisch (zorgaanbieder) en per verkorte uitspraak (klager en advocaat) aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 27 februari 2025 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.