Ongegronde klacht over medicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken    

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A. gedateerd 2 januari 2025, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 6 januari 2025, met nummer 2501-01

Datum: 20 januari 2025

1. Inleiding

1.1  De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 20 januari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder,  hierna ook: verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Klager heeft geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de Commissie. 

Aanwezig

Klager: de heer A,;

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: D., onderdeel van B., 

vertegenwoordigd door de heer E., psychiater, de heer F., arts; en 

G., onderdeel van B., vertegenwoordigd door mevrouw H., psychiater (ambulant). 

Stukken

1.2  De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 6 januari 2025;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 15 januari 2025; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

2. Samenvatting

Klager kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot toediening van intramusculaire medicatie (hierna ook: depotmedicatie). 

De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen. 

3. De feiten 

3.1  De Rechtbank J. (hierna: de rechtbank) heeft op 29 november 2024 beslist voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De zorgmachtiging bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen toedienen van medicatie.

3.2 Klager is door de zorgaanbieder op 24 december 2024 in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klager verstrekt. In deze brief is onder andere het toedienen van medicatie aangekruist als de aan klager te verlenen vorm van verplichte zorg. 

Deze beslissing van 24 december 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat zonder medicatie de kans groot is dat klager opnieuw psychotisch wordt en gevaarlijk gedrag vertoont. Om terugval in de psychose te voorkomen moet klager medicatie gebruiken. In overleg met klager is gekozen voor Haldol. Aangezien klager in het verleden zijn medicatie niet of niet goed innam wordt klager verplicht tot depotmedicatie.  

De door de behandelaar opgestelde beslissing vermeldt verder dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die klager nodig heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar dat “Er nog onvoldoende ziekte-inzicht is. U bent van mening dat er geen psychose is, en dat u weloverwogen en uit vrije wil heeft staan zwaaien met een mes bij het restaurant onder uw huis. Hier kunt u verder niets over uitleggen. U strijdt al uw hele leven tegen medicatie en vindt het niet nodig dit in te nemen. Als u het wel inneemt doet u dat alleen omdat het verplicht is.”

4. De klacht en de reactie van verweerder

4.1  Klager klaagt over de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder:

  •  het verplicht toedienen van depotmedicatie. 

Schorsingsverzoek 

4.2  Klager heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden handeling/beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. 

De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 6 januari 2025 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht

Schadevergoedingsverzoek

4.3  Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee klager het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klager dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

4.4  De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. 

4.5  De Commissie gaat – voor zover belang – hierna verder in op de standpunten van partijen.  

5. De overwegingen van de Commissie

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1 Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient voorts doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe. 

In deze klacht leidt dit toetsingskader tot de volgende overwegingen. 

5.3 De Commissie stelt vast dat er een geldige zorgmachtiging is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd is geïnformeerd over de vorm van gedwongen zorg. 

5.4 Klager weerspreekt dat hij door zijn stoornis, die naar het oordeel van klager niet aanwezig is, ernstig nadeel voor zowel zichzelf als voor anderen veroorzaakt.  Anders dan klager bepleit, is de Commissie van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling voldoende blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Ook de rechtbank is bij het afgeven van de zorgmachtiging van deze diagnose uitgegaan. Daarmee is voldaan aan het wettelijk criterium dat sprake is van een psychische stoornis.  

5.5 Eveneens staat voldoende vast dat het gedrag van klager als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel in de vorm van agressie naar anderen en maatschappelijke teloorgang. 

5.6 Ter afwending van ernstig nadeel heeft klager naar het oordeel van de Commissie zorg nodig. Klager is het echter niet eens met de verplichte toediening van depotmedicatie. Hij stelt dat het besluit gebaseerd is op wantrouwen en benadrukt dat hij altijd zijn medicatie heeft ingenomen. Klager is principieel tegen het injecteren van medicatie en geeft aan bereid te zijn om orale medicatie onder toezicht in te nemen, waardoor hij een depot overbodig acht. Daarnaast voert klager aan dat de agressie-incidenten waarnaar de behandelaar verwijst, ook zonder psychotische klachten of medicatie kunnen plaatsvinden en niet uitsluitend toe te schrijven zijn aan zijn vermeende stoornis. 

5.7 De behandelaar stelt daarentegen dat de verplichte depotmedicatie noodzakelijk is vanwege klagers beperkte ziekte-inzicht en zijn herhaalde weigering van medicatie, zowel in detentie als tijdens de huidige opname. De behandelaar wijst op eerdere psychotische klachten die hebben geleid tot ernstig nadeel, waaronder bedreigingen vanuit paranoïde overtuigingen. Gezien klagers voorgeschiedenis, waarin hij vaak stopte met medicatie en ambulante zorg weigerde, is het risico op herhaling groot. Depotmedicatie verkleint volgens de behandelaar dit risico aanzienlijk en waarborgt de medicatietrouw. Daarnaast stelt verweerder dat klager eerder heeft aangegeven niet open te staan voor alternatieven zoals orale medicatie onder toezicht van de thuiszorg. 

5.8 De Commissie overweegt dat zorg in de vorm van medicatie noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van klager te stabiliseren. Het toedienen van medicatie wordt algemeen beschouwd als een effectieve behandeling, mede gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, en in dit geval als de meest aangewezen interventie. Gezien klagers voorgeschiedenis van medicatieontrouw en de daarmee gepaard gaande risico’s, acht de Commissie het proportioneel en noodzakelijk om zorg te verlenen in de vorm van depotmedicatie, en zij verklaart de klacht ongegrond. 

5.9 Volledigheidshalve merkt de Commissie op dat ter zitting is gebleken dat waar klager zich eerder verzette tegen het dagelijks onder toezicht van de thuiszorg innemen van orale medicatie, hij daar nu wel voor open staat. De ambulante behandelaar heeft vervolgens herhaald bereid te zijn deze aanpak te proberen en orale medicatie, mits zorgvuldig gemonitord om de therapietrouw te waarborgen, als een aanvaardbaar alternatief voor de aanvankelijk voorgestelde depotmedicatie te beschouwen. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding

5.10  Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klager.  

6. De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af;

Deze beslissing is op 21 januari 2025 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 3 februari 2025 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.