Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 24 december 2024, door de
Klachtencommissie ontvangen op 30 december 2024, met nummer 2412-201
Datum: 13 januari 2025
1. Inleiding
1.1 De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 13 januari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder).
De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A.;
Zorgaanbieder: Kliniek C., onderdeel van B.;
vertegenwoordigd door de heer D., psychiater;
met toestemming van klager, een coassistent.
Stukken
1.2 De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, door de Commissie ontvangen op 30 december 2024;
- de reactie van verweerder, ontvangen op 9 januari 2025; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
2. Samenvatting
2.1 Klager kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot het verplicht toedienen van depotmedicatie.
2.2 De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht.
2.3 De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.
3. De feiten
3.1 De rechtbank heeft op 1 oktober 2024 besloten voor klager een zorgmachtiging (ZM) te verlenen voor de duur van 6 maanden, tot en met 1 april 2025. De ZM bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen toedienen van depotmedicatie aan klager.
Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van zorgmachtiging heeft de rechtbank overwogen dat: “Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstige lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang, ernstige verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis.”
3.2 Klager is door de zorgaanbieder op 19 december 2024 in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klager verstrekt. In deze brief is ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan klager te verlenen vorm van verplichte zorg. Deze beslissing van 19 december 2024 vermeldt dat toediening van medicatie nodig is. Ter motivering staat vermeld: “Uw behandelteam vindt het noodzakelijk om u depotmedicatie te geven. Dit weigert u, daarom zal u onvrijwillig medicatie krijgen toegediend”
Daarnaast is het volgende in de beslissing opgenomen: “Momenteel bent u psychiatrisch stabiel. Tijdens de psychose voorafgaand aan de huidige opname werd het volgende gedrag beschreven: U komt oninvoelbaar over omdat u indringend staart en ook weinig woorden deelt over uw gevoelens of plannen. U loopt onverwachts bepaalde kanten op en richting bepaalde mensen wat als bedreigend overkomt omdat u het niet aankondigt en er niets bij zegt. U bent achterdochtig en weigert om goed in gesprek te gaan, zowel bij uw ambulante team als tijdens deze opname. U bonkt tijdens de opname op de deur van uw kamer en schreeuwt, hetgeen afdeling ontwrichtend is. Pogingen om in vrijwillige samenwerking uw psychose te behandelen heeft u herhaaldelijk afgehouden en met blootvoets dwalen op straat roept u ook gevaar op u af.”
De door de behandelaar opgestelde beslissing van 19 december 2024 vermeldt verder dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die klager nodig heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar: “ Ondanks adequate medicamenteuze behandeling lukt het u niet om uw gezondheidssituatie geheel te overzien. U begrijpt relevante informatie over het verschil tussen orale medicatie en depot medicatie niet, ondanks uitleg. U ontkent problemen met het innemen van medicatie voorafgaand aan opname, terwijl u toen medicatie inname weigerde. U ziet niet in dat deze handelingen ervoor hebben gezorgd dat u momenteel bent opgenomen. Ook begint u te dreigen met agressie en mishandeling, en wilt u geen klacht indienen bij de patiëntenvertrouwenspersoon.”
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klager klaagt over de volgende beslissing van de zorgaanbieder:
- het verplicht toedienen van (antipsychotische) depotmedicatie.
Schorsingsverzoek
4.2 Klager heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 2 januari 2025 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een oordeel over de klacht.
Schadevergoedingsverzoek
4.3 Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee klager het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klager dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
4.4 De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
4.5 De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van beide partijen.
5. De overwegingen van de Commissie
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient verder doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
5.2 Klager stelt dat hij nadelige bijwerkingen ervaart, waaronder aanzienlijke gewichtstoename, een verminderde gevoeligheid en een gevoel van emotionele afstandelijkheid. Klager geeft de voorkeur aan orale medicatie boven depotmedicatie. Hij voert aan dat hij negatieve verhalen heeft gehoord over depotmedicatie en dat het stressvrij zijn van een depot niet opweegt tegen de nadelen die hij zegt te zullen gaan ervaren. Derhalve verzet hij zich tegen het gebruik van depotmedicatie en geeft aan zijn leven op orde te willen brengen. Hij verklaart bereid te zijn de orale medicatie consequent in te zullen blijven nemen.
5.3 De behandelaar heeft aangegeven dat klager sinds 27 augustus 2024 is opgenomen in de kliniek wegens een psychotische decompensatie en zorgen van het steunsysteem. Klager was voorafgaand aan de opname blootsvoets bij zijn zus aangekomen met veel blaren op zijn voeten, kon zich de afgelopen dagen niet goed herinneren en zou sinds één week al medicatie niet ingenomen hebben. Ook was er sprake van drugsgebruik. Begeleiders bij E. zagen dat klager zich begon terug te trekken, niet op mensen reageerde, veel staarde en onrustig werd, waarbij hij onberekend rondliep. Tijdens de huidige opname is betrokkene ingesteld op olanzapine, waarbij een verhoging van 15 mg naar 20 mg heeft plaatsgevonden, met goed effect. In combinatie met de structuur van de afdeling zijn de psychotische symptomen en katatone kenmerken in remissie getreden. Ondanks adequate medicamenteuze behandeling lukt het klager niet om zijn gezondheidssituatie geheel te overzien; zo ontkent hij problemen met het innemen van medicatie voorafgaand aan opname, spreekt hij de ervaringen van zijn ambulante team tegen, en wijdt de meest recente ontregeling aan de woonsituatie, waarbij met name stress door geluidsoverlast van buitenaf en nare ervaringen met medebewoners worden benadrukt. De behandelaar heeft ter zitting gesteld dat de stabiliteit die depotmedicatie biedt, essentieel is om terugval te voorkomen, met name in de onzekere situatie waarin klager verkeert. De overtuiging is dat er een groot risico op non-compliance en heropname bestaat indien klager orale medicatie blijft gebruiken. Gedurende de opname is klager ingesteld op orale medicatie. Dit verliep goed, met daarbij de kanttekening dat de structuur en geen drugs hierin behulpzaam zijn geweest. Na ontslag zullen deze factoren verdwijnen.
5.4 Uit de overgelegde stukken is voor de Commissie vast komen te staan dat klager lijdt aan een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Ook de rechtbank is bij het afgeven van de ZM van deze diagnose uitgegaan. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van deze psychische stoornis.
5.5 De Commissie is het met de behandelaar eens dat onder meer sprake is van een groot risico op maatschappelijke teloorgang, op ernstige lichamelijke schade, ernstige verwaarlozing en op de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept indien het toestandsbeeld van klager niet blijft gehandhaafd. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot acuut dreigend ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klager zorg nodig.
5.6 De Commissie overweegt dat depotmedicatie een meer stabiele afgifte biedt in vergelijking met orale medicatie, wat fluctuaties in de medicatiespiegel voorkomt. Dit wordt door verweerder aangemerkt als een belangrijk voordeel, met mogelijk minder bijwerkingen als gevolg.
Het belang van stabiliteit in de huidige situatie van klager weegt volgens verweerder zwaarder, die te maken heeft met een onzekere huisvestingssituatie en een daarmee gepaard gaand risico op heropname. De structuur van de afdeling en regelmaat, en het niet voorhanden hebben van drugs hebben geleid tot stabiliteit van het toestandsbeeld. Deze factoren vallen weg na ontslag.
De Commissie constateert dat klager tijdens de opnameperiode blijk geeft van medewerking aan zijn behandeling, waaronder het innemen van de voorgeschreven medicatie. De Commissie erkent dat dit een positief gegeven is en getuigt van de motivatie van klager om zijn leven op orde te brengen. Echter, het gegeven dat klager zich in de gestructureerde omgeving van de kliniek aan de behandelafspraken houdt, biedt geen garantie dat dit gedrag na ontslag wordt voortgezet.
De Commissie overweegt dat de structuur en ondersteuning van een klinische opname een belangrijk onderdeel vormen van de stabiliteit die klager momenteel ervaart. Deze omstandigheden zijn niet aanwezig in een thuissituatie of een minder gestructureerde omgeving, zoals de dag- en nachtopvang waar klager na zijn ontslag naartoe zal gaan. Daarbij komt dat klager zelf erkent dat het gebruik van orale medicatie stress met zich meebrengt, hetgeen kan leiden tot non-compliance. Dit verhoogt het risico op terugval en destabilisatie, wat in eerdere situaties heeft geleid tot ernstige nadelige gevolgen voor klager en zijn omgeving en aanleiding heeft gegeven tot de huidige opname.
In het licht van deze overwegingen acht de Commissie het aannemelijk dat het risico op het niet opvolgen van medicatie-inname in een minder gestructureerde omgeving significant is. De Commissie acht daarom de voorgestelde behandeling met depotmedicatie noodzakelijk en proportioneel, mede gelet op het doel om de kans op terugval en heropname te minimaliseren. Deze maatregel wordt beschouwd als een passende en noodzakelijke vorm van verplichte zorg in het kader van goede hulpverlening.
De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van (antipsychotische) medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg naar verwachting effectief is. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen. Ook van de alternatieve behandeling die klager voor ogen staat met onder meer monitoring door het ambulante team valt, naar het oordeel van de Commissie, niet te verwachten dat deze het ernstig nadeel weg kan nemen.
Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn na te denken over alternatieven die minder belastend zijn voor klager, zoals een ander depot zonder drie uur nacontrole. Dit dient echter in de kliniek te worden ingesteld, hetgeen een langere opnameduur impliceert. Klager heeft evenwel aangegeven dat zijn bezwaar geen, althans niet alleen, betrekking heeft op de nacontrole, maar op depotmedicatie in het algemeen.
5.7 Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding
5.8 Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klager.
6. De beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 14 januari 2025 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 20 januari 2025 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.