Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 20 december 2024, door de
Klachtencommissie ontvangen op 23 december 2024, met nummer 2412-200
Datum: 13 januari 2025
1. Inleiding
1.1 De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 13 januari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. (hierna: klaagster) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder).
De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klaagster: mevrouw A.;
bijgestaan door: de heer C. patiëntenvertrouwenspersoon (pvp), en
de moeder van klaagster.
Zorgaanbieder: Kliniek D. onderdeel van B.,
vertegenwoordigd door mevrouw E., psychiater en
mevrouw F., arts.
Stukken
1.2 De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, door de Commissie ontvangen op 23 december 2024;
- de reactie van verweerder, ontvangen op 6 januari 2025; en
- de beschikking van de Rechtbank G. (hierna de rechtbank) inzake de
machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel en de beslissing van de
zorgaanbieder van 20 december 2024.
2. Samenvatting
2.1 Klaagster kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot het verplicht toedienen van medicatie.
2.2 De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht.
2.3 De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen.
3. De feiten
3.1 De rechtbank heeft op 9 december 2024 besloten voor klaagster een voortzetting van de crisismaatregel (hierna VCM) te verlenen voor de duur van drie weken, tot en met 30 december 2024. De VCM bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klaagster. Er is door de instelling een zorgmachtiging aangevraagd.
Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van de VCM heeft de rechtbank overwogen dat: “Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.”
3.2 Klaagster is door de zorgaanbieder op 20 december 2024 in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klaagster verstrekt. In deze brief is ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan klaagster te verlenen vorm van verplichte zorg. Deze beslissing van 20 december 2024 vermeldt dat toediening van medicatie nodig is. Ter motivering staat vermeld: “U bent achterdochtig, vijandig, geagiteerd. “Antipsychotica zullen u helpen de rust en het overzicht terug te krijgen.”
Daarnaast is het volgende in de beslissing opgenomen: “In de thuissituatie: U hoort stemmen en geluiden, dit maakt u angstig en daarom belt u veelvuldig met uw zorgverleners, ook in de nacht. U bonkt op de deuren van medebewoners met kleine kinderen, bent onrustig aanwezig, en kan op last van uw begeleiding niet meer thuis verblijven als u niet wordt opgenomen. U weigert de aangeboden medicatie thuis omdat u dit niet vertrouwt.
Op de afdeling zien wij een vergelijkbaar beeld. U bent gedesorganiseerd, achterdochtig en vijandig. U vergeet dingen, overziet de situatie niet, komt niet tot rust en bent snel boos met stemverheffing. U heeft de afgelopen jaren veel verloren; verblijf, werk en u bent heel bang dat u de voogdij over uw 11-jarige zoon gaat verliezen en overziet niet dat uw huidige gedrag die kans groter maakt. Om deze reden willen wij niet langer wachten met behandelen en u per vandaag verplicht instellen op antipsychotica.
Ambulante zorg is niet haalbaar gebleken omdat u in de thuissituatie te wantrouwig bent naar de medicatie en behandelaren. Daarom is klinische opname momenteel het enige alternatief. U zorgt voor dermate veel overlast thuis dat u uit de woonvoorziening dreigt te worden gezet, dit maakt het proportioneel om u op te nemen. Het is redelijkerwijs te verwachten dat medicamenteuze behandeling met antipsychotica uw klachten zullen doen afnemen. ”
De door de behandelaar opgestelde beslissing van 20 december 2024 vermeldt verder dat klaagster wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die klaagster nodig heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar: “Vanwege de formele denkstoornis voortkomend uit uw psychose bent u momenteel niet in staat om geboden informatie zorgvuldig af te wegen en op basis daarvan een weloverwogen beslissing te nemen betreft voor u noodzakelijke zorg.”
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klaagster klaagt over de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder:
- het verplicht toedienen van (antipsychotische) medicatie.
Schorsingsverzoek
4.2 Klaagster heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen.
Naar het oordeel van de coördinerend voorzitter van de Commissie heeft de zorgaanbieder in zijn verweer voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van de beslissing tot opname in de instelling niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De coördinerend voorzitter van de Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 24 december 2024, het schorsingsverzoek afgewezen.
Schadevergoedingsverzoek
4.3 Klaagster wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee klaagster het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klaagster dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
4.4 De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
4.5 De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van beide partijen.
5. De overwegingen van de Commissie
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient verder doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
5.2 Klaagster is van mening dat zij geen medicatie nodig heeft omdat zij geen psychische stoornis heeft. Volgens haar kan de arts haar niet uitleggen, noch overtuigen dat zij wel psychotisch is. Zij herkent zich niet in het beeld zoals dat van haar wordt geschetst. Zo hoorde zij geen stemmen in haar hoofd maar zij hoorde stemmen van de buren. Dit kwam volgens klaagster doordat de woning waarin zij woont erg gehorig is. Het is ook niet zo, zoals gesteld door haar behandelaars, dat zij op de deuren van de buren bonkte. Er is volgens haar dan ook geen noodzaak om haar tegen haar wil te behandelen.
Zij heeft een tijd slecht en weinig geslapen, maar sinds de opname gaat het beter. Het is ook volgens klaagster niet waar dat zij vijandig op de afdeling aanwezig was. Zij was wel boos omdat zij gedwongen werd opgenomen en zij ervoer stress door de opname.
Ten aanzien van de antipsychotische medicatie die zij gebruikt zegt klaagster dat zij last heeft van bijwerkingen. Zij merkt niets in positieve zin, alleen negatieve effecten. Zo voelt zij zich suf en heeft zij een rare smaak in haar mond. Klaagster geeft in dat kader aan dat zij wel rustgevende medicatie wil gebruiken, zoals zij al heeft gedaan. Dat is volgens haar voldoende.
Klaagster vervolgt dat er niet eerder met haar over een behandeling met medicatie is gesproken en het overviel haar. Dit was zeer traumatisch voor haar. In het verlengde hiervan merkt klaagster op dat zij last heeft van trauma’s uit haar verleden. Zij denkt dat als zij traumatherapie krijgt of met een psycholoog kan praten, het beter met haar zal gaan. Zij merkt tot slot op dat zij graag weer terug wil naar haar zoon.
De pvp voegt hieraan toe dat klaagster van oordeel is dat zij geen psychose heeft. Antipsychotische medicatie wordt volgens haar te vroeg ingezet en is volgens haar dan ook nu een te zwaar middel. Klaagster zou graag een kans willen krijgen om te (kunnen) laten zien dat zij met ambulante behandeling en begeleiding weer zelfstandig kan gaan wonen. Volgens klaagster heeft dit een goede kans van slagen.
5.3 De behandelaars hebben aangegeven dat het al langere tijd niet goed gaat met klaagster. Zo is sprake van maatschappelijke teloorgang waarbij zij zelfs onverhoopt in de daklozenopvang terecht is gekomen. Er (b)lijkt bij klaagster sprake te zijn geweest van een opeenstapeling van factoren waardoor zij psychotisch is geworden. Het is volgens haar behandelaars noodzakelijk dat zij nu antipsychotische medicatie neemt om (verder) ernstig nadeel, te weten het risico op ernstige psychische schade en de situatie dat klaagster met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept, te voorkomen.
De behandelaars hebben verder uitgelegd dat zij na de opname enkele weken hebben gewacht met het voorschrijven van antipsychotische medicatie in de hoop dat het met klaagster, mede door de rust en regelmaat op de afdeling, beter zou gaan. Klaagster heeft toen wel oxazepam voorgeschreven gekregen en ingenomen. Er werd echter geen verbetering gezien; klaagster bleef geagiteerd en er was onder meer sprake van een dysfore stemming. Daarom is op 20 december 2024 besloten klaagster gedwongen te behandelen met antipsychotische medicatie. Sinds klaagster 10 mg olanzapine inneemt -wat overigens volgens de behandelaars een lage dosering is- wordt een duidelijke verbetering waargenomen. Het gaat nu zelfs zo goed met klaagster, dat kan worden toegewerkt naar haar ontslag. Er staat hiervoor op 14 januari 2025 een multidisciplinair overleg en een zorgafstemmingsgesprek gepland om te kijken wat er voor klaagster en haar zoon mogelijk is.
Ten aanzien van de traumabehandeling hebben de behandelaars opgemerkt dat dit ambulant zal worden opgestart. Klaagster is hiervoor aangemeld bij het vroege psychose interventie- team. Desgevraagd hebben de behandelaars van klaagster nog opgemerkt dat het volgens de richtlijn terzake nodig is dat klaagster in de ambulante setting een jaar lang medicatie zal moeten blijven gebruiken. De ambulante behandelaars van klaagster zullen hier na het ontslag met haar over in gesprek gaan.
5.4 Uit de overgelegde stukken is voor de Commissie vast komen te staan dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere stoornis. Hoewel klaagster de stoornis ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Ook de rechtbank is bij het afgeven van de VCM van deze diagnose uitgegaan. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van deze psychische stoornis en gaat verder voorbij aan het argument van klaagster dat zij geen medicatie nodig heeft omdat zij geen psychische stoornis heeft.
5.5 De Commissie is het met de behandelaars eens dat onder meer sprake is van een risico op maatschappelijke teloorgang, op ernstig psychische schade en op de situatie dat klaagster met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept indien het toestandsbeeld van klaagster niet verbetert of de verbetering in het toestandsbeeld van klaagster niet blijft gehandhaafd. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klaagster als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot acuut dreigend ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klaagster zorg nodig.
5.6 De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van (antipsychotische) medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg naar verwachting effectief is. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen. Ook van de alternatieve behandeling die klaagster voor ogen staat met onder meer monitoring door het ambulante team valt, naar het oordeel van de Commissie, niet te verwachten dat deze het ernstig nadeel weg kan nemen.
Hierbij merkt de Commissie op dat zij van klaagster heeft begrepen dat zij last heeft van bijwerkingen van de medicatie. Volgens de Commissie heeft de zorgverantwoordelijke echter in redelijkheid kunnen oordelen dat in dit geval het voordeel van (verplichte) medicatie, te weten het voorkomen van psychiatrische verslechtering met risico op bovengenoemd ernstig nadeel, zwaarder moet wegen dan het door klaagster genoemde en ervaren nadeel.
5.7 Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding
5.8 Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klaagster.
6. De beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 14 januari 2025 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 20 januari 2025 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X. lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.