Ongegronde klacht over medicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken             

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A. gedateerd 27 november 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 27 november 2024, met nummer 2411-183

Datum: 9 december 2024

1. Inleiding

1.1 De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 9 december 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder).  

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

1.2 Aanwezig

Klager: de heer A.; 

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (PVP); 

Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van 

B., vertegenwoordigd door de heer E.,

psychiater, en mevrouw F., arts.

1.3 Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 27 november 2024;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 2 december 2024; 
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager. 

2. Samenvatting

2.1 Klager kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot:

  • toediening van medicatie

2.2 De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht.

2.3 De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. 

Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.

3. De feiten 

3.1 De Commissie gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. 

3.2 De Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) heeft op 2 mei 2024 beslist voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van 12 maanden. De zorgmachtiging bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager.  

3.3 Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van de zorgmachtiging heeft de rechtbank overwogen dat gebleken is dat klager lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm een ongespecificeerde schizofrenie spectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen (cannabis). Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. 

3.4 Op 21 november is klager door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgverantwoordelijke een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klager verstrekt. In deze brief is onder andere ‘het toedienen van medicatie’ opgenomen als vorm van verplichte zorg. Als motivering is opgenomen dat klager: ‘medicatie nodig heeft vanwege psychotische klachten en daarmee gepaard gaande risico’s op agressie en ontwrichting. Eerder is gebleken dat [klager] orale stopt in de thuissituatie, daarom heeft [klager] depot medicatie nodig.’ 

3.5 De beslissing van 21 november 2024 vermeldt tevens dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die klager nodig heeft. 

4. De klacht en de reactie van verweerder

4.1 Klager klaagt over de volgende beslissing van de zorgaanbieder:

  • het toedienen van medicatie 

Schorsingsverzoek 

4.2 Klager heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. 

Op grond van het advies van de zorgaanbieder heeft de coördinerend voorzitter van de Commissie het verzoek toegewezen. 

Schadevergoedingsverzoek

4.3 Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee klager het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klager dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

4.4 De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. 

4.5 De Commissie gaat – voor zover van belang – hierna verder in op de standpunten van partijen. 

5. De overwegingen van de Commissie

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1 Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient voorts doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe. 

5.2 De Commissie overweegt als volgt: 

5.3 Het bezwaar van klager tegen verplichte toediening van (depot)medicatie is blijkens zijn toelichting ter zitting vooral gebaseerd op zijn angst voor naalden, de ervaren bijwerken en zijn overtuiging dat geen sprake is van een psychische stoornis en daaruit voortvloeiend ernstig nadeel. Klager heeft ter zitting verklaard bereid te zijn orale medicatie in te nemen, inclusief het ondergaan van bloedcontroles om de therapietrouw te bewaken. 

5.4 De zorgaanbieder heeft hiertegen ingebracht dat depotmedicatie noodzakelijk is vanwege de vastgestelde psychische stoornis en de risico’s op ernstig nadeel bij medicatieontrouw. Uit de voorgeschiedenis blijkt dat de medicatie door klager onvoldoende betrouwbaar werd ingenomen, wat heeft geleid tot meerdere opnames. De toediening van depotmedicatie wordt daarom geacht effectiever te zijn in het voorkomen van herhospitalisatie.

5.5 De Commissie stelt vast dat de rechtbank reeds bij beschikking van 2 mei 2024 heeft vastgesteld dat klager een psychische stoornis heeft en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel. Er zijn geen aanwijzingen dat de situatie sinds die beschikking wezenlijk is veranderd. De Commissie is daarom van oordeel dat klager verplichte zorg nodig heeft ter behandeling van de psychische stoornis en voorkoming/afwending van ernstig nadeel. 

5.6 Uit de stukken blijkt dat de toepassing van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie zowel proportioneel als noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en te voorkomen, en om de geestelijke gezondheid van klager te stabiliseren. Het toedienen van medicatie wordt algemeen beschouwd als een doelmatige en effectieve behandeling, mede gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, en wordt in dit geval gezien als de meest aangewezen interventie. Gelet op de voorgeschiedenis van klager, waarin sprake is geweest van medicatieontrouw en de daarmee gepaard gaande risico’s, acht de Commissie de gekozen toedieningsvorm passend. 

5.7 Klager heeft voorgesteld om de medicatie oraal in te nemen, inclusief steekproefsgewijze bloedcontroles. De Commissie acht dit voorstel niet haalbaar, gezien klagers eigen verklaringen dat hij bang is voor naalden, hetgeen ook bij bloedcontroles tot weerstand zal leiden​​ en bloedcontroles dus kan bemoeilijken. Daarnaast heeft de zorgaanbieder overtuigend gemotiveerd dat medicatie in orale vorm niet doelmatig wordt geacht vanwege klagers medicatieontrouw en het verhoogde risico op escalatie bij hernieuwde conflicten met het ambulante team. 

5.8 De Commissie kan goed begrijpen dat klager van de medicatie ook hinderlijke effecten ondervindt die van invloed zijn op de door hem ervaren kwaliteit van leven. Klager heeft voor de Commissie uiteengezet dat de medicatie bij hem onder andere leidt tot impotentie. Tegenover de bezwaren van klager staat het belang van het voorkomen van ernstig nadeel van derden en klager zelf.  Ter zitting is de Commissie bovendien gebleken dat de behandelaar bereid is medicatie tegen de bijwerkingen voor te schrijven met de vermelding dat de impotentie een ‘iatrogeen effect’ is van de behandeling, zodat de voorgeschreven medicatie vergoed zou kunnen worden door de ziekteverzekeraar van klager. 

5.9 Concluderend oordeelt de Commissie dat de beslissing om depotmedicatie toe te dienen voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Minder ingrijpende alternatieven, zoals door klager voorgesteld, zijn niet geschikt om het beoogde doel te bereiken. 

5.10 Gelet op het voorgaande zal de Commissie de klachten ongegrond verklaren. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding

5.11 Nu de klacht door de Commissie ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klager.  Het verzoek wordt daarom afgewezen.

6. De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af;

 

Deze beslissing is op 3 december 2024 telefonisch/per verkorte uitspraak aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 24 december 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

 

Deze beslissing is gegeven door de heer X., voorzitter, de heer X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.

 

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.