Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 3 oktober 2024, bij de
Klachtencommissie binnengekomen op 3 oktober 2024,
met nummer 2410-157
Datum: 14 oktober 2024
Inleiding
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 14 oktober 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna ook: verweerder), met nummer 2410-157.
De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Klager heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de Klachtencommissie. Op 8 oktober 2024 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. Dit heeft niet geleid tot een oplossing van het geschil tussen klager en de zorgaanbieder en tot het intrekken van de klacht.
Aanwezig
Klager de heer A.;
bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B.,
vertegenwoordigd door de heer E., psychiater; (hierna: de behandelaar).
Stukken
De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, binnengekomen op 3 oktober 2024;
- de reactie van verweerder, binnengekomen op 11 oktober 2024; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
Samenvatting
Klager kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot het toedienen van verplichte medicatie. Klager heeft de Commissie er niet van kunnen overtuigen dat dit besluit onjuist is. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.
Bij beschikking van 19 september 2024 heeft de Rechtbank F. (hierna: de rechtbank) voor klager een besluit tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor de duur van drie weken. De crisismaatregel voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager.
Uit de overhandigde stukken blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire type I stoornis. De rechter heeft vastgesteld dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 21 september 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de (toen geldende) crisismaatregel. In de schriftelijke kennisgeving is ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. De behandelaar vermeldt in deze beslissing verder dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg.
De behandelaar geeft aan dat er voor klager een zorgmachtiging is aangevraagd, in het kader waarvan klager inmiddels is onderzocht door een onafhankelijk psychiater.
De klacht
Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder, genomen op basis van de hierboven genoemde crisismaatregel:
- het verplicht toedienen van medicatie.
Schorsingsverzoek
Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie op 8 oktober 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie.
Het standpunt van klager
Klager stelt zich op het standpunt dat hij geen medicatie nodig heeft. Hij heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat bij hem geen sprake is van bipolaire stoornis of een andere psychische stoornis. Hij heeft evenmin last van een manie, maar is wel bang voor de bijwerkingen van de verstrekte medicatie. Klager erkent dat hij is veranderd, maar schrijft de veranderingen toe aan zijn nieuwe gezonde levensstijl.
Uit vrees voor bijwerkingen weigert klager thans medicatie. In plaats daarvan heeft hij liever lichamelijke testen en, vanwege zijn psychische klachten, therapeutische gesprekken met een psychiater van eigen keuze. Klager meent dat hij als proefkonijn medicatie toegediend krijgt.
Het standpunt van verweerder
Volgens de behandelaar is het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie noodzakelijk vanwege de stoornis en het daarmee samenhangende ernstige nadeel. De behandelaar onderbouwt dit standpunt als volgt.
Klager lijdt aan een bipolaire type I stoornis met een manische ontregeling die medicamenteus moet worden behandeld ter voorkoming van een manische, psychotische of depressieve episode. Dwangmedicatie wordt nodig geacht om de psychotische belevingen te behandelen. Het ernstig nadeel bestaat volgens de behandelaars uit het afroepen van agressie over zichzelf en anderen, gevaar voor sociaal-maatschappelijke teloorgang en gevaar voor psychische verslechtering, met daarbij potentieel ook suïcidegevaar.
De behandelaar geeft aan dat klager de afgelopen tijd impulsief gedrag heeft vertoond en meermaals in conflict is gekomen. Klager is op de afdeling G. gesepareerd vanwege dreiging naar familie en de begeleiding. Door de goede presentatie van klager is de manie niet altijd zichtbaar. Dat laat onverlet dat de manie er is. Voorts is klager eisend en geagiteerd en ontbreekt er ziektebesef.
Vrijwillige behandeling is thans uitgesloten. Ook de ambulante behandelaren onderschrijven de noodzaak tot medicamenteuze (dwang)behandeling. De behandelaar is daarom van mening dat de verplichte medicatie nodig is om het ernstig nadeel te kunnen afwenden.
De behandelaar merkt tot slot op dat de zorgen over klager ook worden gedeeld door zijn naasten, met uitzondering van de verloofde van klager, die in de Verenigde Staten verblijft.
Overwegingen en oordeel
Toetsingskader
Onder de Wvggz kan op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Overwegingen
Volgens de overgelegde stukken lijdt klager aan een psychische stoornis, te weten een bipolaire type I stoornis. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose, die al diverse malen is bevestigd en ook door de behandelaar wordt onderschreven. Het staat verder vast dat de genoemde psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Er is sprake van het afroepen van agressie over zichzelf en anderen, maatschappelijke teloorgang en gevaar voor psychische schade.
De Commissie is van oordeel dat de behandelaar in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van verplichte medicatie kan worden afgewend, mede omdat klager behandeling op vrijwillige basis niet accepteert. Ter afwending van dit ernstig nadeel acht de behandelaar een medicamenteuze behandeling noodzakelijk, waarvoor geen alternatief bestaat. Aangezien zowel de behandelaars als de naasten de symptomen herkennen van een eerdere psychische ontregeling alsmede het ernstig nadeel, acht de Commissie dat dit niet kan worden betwist, ondanks het andersluidende standpunt van de niet in Nederland verblijvende verloofde van klager.
Als klager last heeft van nare bijwerkingen van de medicatie betreurt de Commissie dat uiteraard, maar de behandelaar heeft volgens de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het voordeel van het goede effect van de olanzapine gezien het risico van ernstig nadeel voor klager en anderen, zwaarder moet wegen dan het door klager genoemde en ervaren nadeel. Ook benadrukt de Commissie dat klager medicatie toegediend krijgt die conform de medische standaard is. Het is dus niet zo, zoals klager stelt, dat de medicatie op klager wordt uitgetest als ware hij een ‘proefkonijn’.
Tot slot heeft de Commissie kunnen vaststellen dat er een geldige crisismaatregel aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg en
dat klager, conform het gestelde in art. 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met medicatie.
Op basis van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond; en
- wijst het schorsingsverzoek af.
Deze beslissing is op 15 oktober 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 23 oktober aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door de heer X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.