Ongegronde klacht over het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 22 augustus 2024, door de Klachtencommissie ontvangen op 22 augustus 2024, met nummer 2408-133

Datum: 9 september 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 9 september 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B., Kliniek C., (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: de heer A. (hierna: klager);

Bijgestaan door: de heer D. (PVP); 

Zorgaanbieder: B., Kliniek C., vertegenwoordigd door 

mevrouw E., arts, en de heer F., psychiater. 

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ontvangen op 22 augustus 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ontvangen op 5 september 2024;
  3. de gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager. 

Samenvatting 

De klacht richt zich op de verplichte medicamenteuze behandeling, waarvoor klager stelt dat er geen noodzaak bestaat. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangevoerd dat aan de criteria en doelen voor het verlenen van verplichte zorg is voldaan. De Commissie onderschrijft dit standpunt en verklaart de klacht ongegrond. Aangezien de klacht ongegrond is bevonden, is het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.

Bij beschikking van de rechtbank G. van 2 januari 2024 is ten aanzien van klager een zorgmachtiging verleend tot en met uiterlijk 2 januari 2025, waarin het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg is opgenomen. 

In deze beschikking is vastgesteld dat klager lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie en een verstandelijke handicap. 

Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in: 

  • maatschappelijke teloorgang; 
  • de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. 

Op 4 juli 2024 is klager schriftelijk in kennis gesteld van een artikel 8:9 Wvggz beslissing van de zorgverantwoordelijke, verbonden aan de zorgaanbieder, tot –voor zover hier van belang– het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie. 

De klacht 

Klager verzet zich tegen de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder ter uitvoering van de zorgmachtiging:

  • de toediening van medicatie. 

Schorsingsverzoek 

De klager heeft de Commissie verzocht om de bestreden beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet geschorst kan worden. Bij afzonderlijke beslissing van 28 augustus 2024 heeft de Commissie het schorsingsverzoek afgewezen. 

Schadevergoeding 

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Klager verzoekt de Commissie de klacht ten aanzien van het verplicht accepteren van medicatie gegrond te verklaren. 

Klager stelt dat de voorgeschreven medicatie (Haldol/Cisordinol en lithium), voor hem niet effectief is en dat hij daarnaast last heeft van bijwerkingen, waaronder sufheid en vergeetachtigheid. Klager geeft de voorkeur aan Winti-therapie en heeft van zijn sjamaan het advies gekregen te stoppen met de medicatie om de therapie beter te laten werken. De PVP voert namens klager aan dat hij tweemaal per jaar wordt opgenomen om opnieuw op medicatie te worden ingesteld, omdat het op de woonlocatie niet goed gaat. Hoewel klager erkent dat de situatie problematisch is, stelt hij dat de problemen blijven bestaan, ook wanneer hij medicatie gebruikt. Hij meent daarom dat de conflicten met medebewoners geen verband houden met zijn stoornis, en betwist daarmee dat het ernstige nadeel door zijn stoornis wordt veroorzaakt. 

Het standpunt van verweerder

Verweerder voert gemotiveerd verweer en verzoekt de klacht ongegrond te verklaren. Daartoe wordt aangevoerd dat klager regelmatig wordt opgenomen, doorgaans tweemaal per jaar, omdat hij thuis stopt met zijn medicatie, wat leidt tot een snelle verslechtering van zijn psychische toestand, vaak na het gebruik van softdrugs (cannabis). Tijdens de opname wordt hij weer ingesteld op medicatie, waarna herstel optreedt. Verweerder benadrukt dat medicatie essentieel is voor het behoud van de stabiliteit van klagers schizofreniespectrumstoornis, aangezien het stoppen met medicatie direct leidt tot decompensatie. 

Verweerder erkent de wens van klager voor een culturele, in dit geval, Winti-therapie en ondersteunt dit initiatief, mits het in combinatie met de medicatie plaatsvindt. Ook de moeder en tevens mentor van klager onderschrijft de noodzaak van medicatie.  De behandelaars streven naar een balans in de medicatie, waarbij reeds een aanpassing is doorgevoerd van Haldol naar Cisordinol, en verdere aanpassingen van lithium worden overwogen. Daarna kan worden toegewerkt naar ontslag. 

Overwegingen en oordeel

Ontvankelijkheid 

Op grond van artikel 10:3 Wvggz kan een betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of over een beslissing op grond van de in artikel 10:3 lid 1 onderdeel a-x Wvggz genoemde klachtgronden. Naar het oordeel van de Commissie ziet de klacht op het niet nakomen van artikel 8:9 Wvggz respectievelijk het niet naleven van de Wvggz bij het nemen van een artikel 8:9 Wvggz beslissing en valt de klacht daarmee onder de klachtgrond zoals bedoeld in artikel 10:3 lid 1 onderdeel f Wvggz. 

Dit betekent dat de Commissie toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht. 

Inhoudelijke beoordeling 

De Commissie moet beoordelen of de zorgaanbieder de vorm van verplichte zorg mag inzetten, te weten toediening van medicatie. Bij de beantwoording van deze vraag zijn de algemene uitgangspunten en de eisen van artikel 2:1 Wvggz, van toepassing. Dat betekent dat inzet van verplichte zorg moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Dat wil zeggen dat de minst ingrijpende vorm van behandeling moet worden gebruikt, die niet langer dan nodig wordt toegepast en dat die in de gegeven omstandigheden effectief moet zijn. 

Op grond van de overgelegde stukken, waaronder de beschikking van 2 januari 2024, moet de Commissie ervan uitgaan dat bij klager sprake is van een psychische stoornis zoals bedoeld in de Wvggz. Klager ontkent dat bij hem sprake is van een psychische stoornis. Maar dat is voor de Commissie onvoldoende reden om te twijfelen aan het oordeel van de rechtbank. 

Anders dan klager heeft aangevoerd, is de Commissie van oordeel dat de psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, zoals reeds vastgesteld in voornoemde beschikking. De stelling van klager dat het ernstig nadeel geen verband houdt met een stoornis, omdat klager ook met medicatie in conflict komt met medebewoners, vindt naar het oordeel van de Commissie onvoldoende steun in de stukken. Dit laat onverlet dat bemiddeling bij conflicten met medebewoners, zoals ter zitting door klager is voorgesteld, kan bijdragen aan het verminderen van spanningen en escalaties in klagers leefomgeving. Echter, bemiddeling op zichzelf neemt de onderliggende psychische stoornis en het daaruit voortvloeiende ernstige nadeel niet weg. 

De Commissie volgt de zorgaanbieder daarom in diens standpunt dat verplichte zorg, die is gericht op het afwenden en voorkomen van het ernstig nadeel, nodig is. 

Op basis van de door de behandelaars aangedragen argumenten concludeert de Commissie dat medicamenteuze behandeling in het geval van klager de meest geschikte vorm van zorg is om het beoogde doel van verplichte zorg te bereiken. De behandelaars constateren dat de medicatie effectief is en dat dit geleidelijk de weg vrijmaakt voor ontslag. Daarnaast zijn er geen minder ingrijpende alternatieven met hetzelfde effect beschikbaar, en is het onwaarschijnlijk dat de psychische stoornis zonder verplichte zorg spontaan in remissie zal gaan. De Commissie erkent dat klager baat kan hebben bij Winti-therapie, mits dit gecombineerd wordt met medicamenteuze behandeling. Hoewel de medicatie bijwerkingen veroorzaakt, acht de Commissie deze, zonder afbreuk te doen aan de klachten van klager, niet van dien aard dat de behandeling niet in verhouding staat tot het doel. Bovendien hebben de behandelaars met betrekking tot de medicatie reeds aanpassingen doorgevoerd waarmee naar het oordeel van de Commissie voldoende tegemoet wordt gekomen aan de wensen en voorkeuren van klager. 

Gelet op het voorgaande verklaart de Commissie de klacht van klager ongegrond. 

Schadevergoeding 

Op grond van artikel 10:11 Wvggz kan klager bij de Commissie tevens om schadevergoeding verzoeken. De Commissie kan op dit verzoek afzonderlijk beslissen en kan ook ambtshalve tot schadevergoeding besluiten. 

Omdat de door klager ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding ten aanzien van klager. De Commissie wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af. 

De beslissing

De Commissie:

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • wijst het schadevergoedingsverzoek af. 

De schriftelijke beslissing is op 18 september 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.