Ongegronde klacht over het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken           

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van A., gedateerd 18 februari 2025, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 18 februari 2025, met nummer  2502-26

Datum: 3 maart 2025

1. Inleiding

1.1  De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 3 maart 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van A. (hierna: klaagster) tegen B. (zorgaanbieder,  hierna ook: verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klaagster: A.;

bijgestaan door: C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: D., onderdeel van B., 

vertegenwoordigd door E., psychiater.

Stukken

1.2  De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 18 februari 2025;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 27 februari 2025; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.

2. Samenvatting

Klaagster heeft ter zitting toegelicht dat haar bezwaren zich richten tegen de verhoging van de dosering van de (antipsychotische) medicatie. Met haar voormalige dosering was klaagster wel akkoord. De Commissie heeft van klaagster begrepen dat zij graag een uitspraak wil ontvangen van de Commissie over haar klacht met betrekking tot de ophoging van de fluvoxamine. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen.

3. De feiten 

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast. 

3.1  Uit de overhandigde stukken blijkt dat klaagster zou lijden aan een psychische stoornis, in de vorm van schizoaffectieve stoornis. Daarnaast is bij klaagster sprake van een stoornis in het gebruik van middelen, ADHD, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechter heeft vastgesteld dat de psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, de situatie dat klaagster met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. 

3.2 De Rechtbank F. (hierna: de rechtbank) heeft op 24 september 2024 beslist voor klaagster een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De zorgmachtiging bevat onder andere de mogelijkheid tot het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klaagster.

3.3 Klaagster verblijft sinds 7 januari 2025 in D., aanvankelijk vrijwillig, maar sinds de beslissing van de zorgaanbieder van 23 januari 2025 als verplichte zorg. Hierover wordt niet geklaagd.

3.4 Klaagster is door de zorgaanbieder op 23 januari 2025 in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klaagster verstrekt. In deze brief is onder andere ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan klaagster te verlenen vorm van verplichte zorg. 

Deze beslissing van 23 januari 2025 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie noodzakelijk is omdat (letterlijk overgenomen):

“U medicatie komt niet goed bij u binnen, dit hebben wij gezien in bloedspiegels. U weigert de medicatie vrijwillig opnieuw op te bouwen. Gezien het huidige manische beeld en de onrust die u hierdoor op de afdeling veroorzaakt is het noodzakkelijk u gedwongen medicatie te geven.”

De door de behandelaar opgestelde beslissing vermeldt verder dat klaagster wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die klaagster nodig heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar dat klaagster (letterlijk overgenomen):

U maakt momenteel een manisch-pschotische decompensatie door, waarbij uw behandelwens niet overeenkomst met uw toestand. U bent namelijk vrijwillig opgenomen en verzoekt een opname op de G. Behandelaren zien hier geen indicatie voor, waarna u doodsbedreigingen doet en dreigt met fysieke agressie.”

3.5 Op 6 februari 2025 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden waarna de behandelaars van klaagster zijn begonnen met de additie van 25 mg fluvoxamine bij de huidige medicatie van klaagster (150 mg clozapine). 

4. De klacht en de reactie van verweerder

4.1 Klaagster klaagt over de volgende beslissing van de zorgaanbieder:

  • Het besluit tot verhoging van de dosering van medicatie fluvoxamine van de in het bemiddelingsgesprek overeengekomen additie van 25 mg fluvoxamine naar 50 mg fluvoxamine.

Schorsingsverzoek 

4.2  Klaagster heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 19 februari 2025 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg (de verhoging van de dosering fluvoxamine naar 50 mg) nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.

Schadevergoedingsverzoek

4.3 Klaagster wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee klaagster het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klaagster dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

4.4  De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. 

4.5  De Commissie gaat – voor zover van belang –  hierna verder in op de standpunten van beide partijen.

5. De overwegingen van de Commissie

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1  Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient voorts doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe. 

5.2 De Commissie stelt vast dat er een geldige zorgmachtiging is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg, en dat klaagster, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd is geïnformeerd over de vorm van gedwongen zorg.

5.3 De Commissie stelt vast dat uit de overgelegde stukken blijkt dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizoaffectieve stoornis, stoornis in het gebruik van middelen, ADHD, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van deze psychische stoornis.

5.4 Klaagster is het oneens met de beslissing van haar behandelaars om de dosering van de medicatie te verhogen. Klager ontvangt op dit moment 150 mg clozapine en 25 mg fluvoxamine. De behandelaar van klaagster wil de dosering van de fluvoxamine van 25 mg naar 50 mg verhogen. Klaagster is van mening dat de ophoging van haar huidige medicatie oneerlijk is. De dosering van 150 mg clozapine en 25 mg fluvoxamine is tijdens een bemiddelingsgesprek door klaagster en behandelaars geaccepteerd als haar nieuwe dosering. Hoewel klaagster vrijwillig heeft meegewerkt aan de eerste ophoging van de medicatie naar 50 mg, wil klaagster eigenlijk toch niet meewerken met de verdere ophoging daarvan. Klaagster benadrukt dat ze niet wil worden gezien als een proefkonijn, waarbij haar behandelaars steeds de dosering kunnen veranderen. Klaagster hecht waarde aan de afspraken die zijn gemaakt en kan zich niet vinden in het besluit van de verweerder om van deze afspraken af te wijken. Ter zitting heeft klaagster laten weten op drie van de afgelopen vijf dagen de dosering van 50 mg fluvoxamine vrijwillig te hebben ingenomen. Klaagster heeft toegelicht dat ze dit liever niet wil gebruiken, maar indien het kan betekenen dat ze daardoor eerder naar huis toe kan, is klaagster bereid de verhoging van 25 mg naar 50 mg te accepteren. 

5.5 De behandelaar stelt dat een dosis van 25 mg fluvoxamine niet voldoende was ter stabilisering van het toestandsbeeld van klaagster. De wens van de behandelaars is om de clozapine van klaagster weer op te bouwen tot een therapeutische spiegel. In het verleden is gebleken dat klaagster met een therapeutische clozapinespiegel goed is opgeknapt en daardoor met ontslag kon. Klaagster is volgens haar behandelaar op dit moment nog steeds manisch en zij wordt op dit moment niet adequaat behandeld voor haar manische episode. Maar er wordt al wel een verbetering in het toestandsbeeld waargenomen. Het ernstig nadeel is daarmee nog niet weggenomen. Voor de veiligheid van zowel klaagster zelf als die van haar omgeving is het noodzakelijk dat er middels verplichte zorg adequaat wordt ingegrepen. Sinds de additie van de fluvoxamine aan de clozapine ziet de behandelaar van klaagster een verbeterd toestandsbeeld. Klaagster is rustiger in de omgang en het is volgens haar behandelaar makkelijker om met klaagster in gesprek te gaan. 

Ter zitting voegt de behandelaar van klaagster hieraan toe dat het in de toekomst wel mogelijk zou kunnen zijn dat de dosering van de medicatie verhoogd dient te worden. Klaagster is op dit moment rustiger binnen de stabiele omgeving van de instelling, maar ter voorkoming van een terugval in het gebruik van middelen of decompensatie van klaagster sluit haar behandelaar niet uit dat een aanpassing in de dosering van de medicatie noodzakelijk kan zijn. 

Wat zijn de overwegingen van de Commissie?

5.6 Bij de beoordeling van de klacht moet de Commissie beoordelen of er voor de behandelaar voldoende gronden waren om de dosering te verhogen van 25 mg naar 50 mg fluvoxamine. De Commissie komt tot het oordeel dat de zorgverantwoordelijke in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder de verhoging van medicatie kon worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. 

5.7 De Commissie legt hieraan ten grondslag dat volgens de behandelaar met de dosering van 25 mg sprake is van verbetering van het toestandsbeeld, maar dat er nog geen remissie is bereikt. Zo stelt de behandelaar dat klaagster nu rustiger is in de omgang en dat het makkelijker is om gezamenlijk in gesprek te gaan. De zorgverantwoordelijke kon op goede gronden voorbij gaan aan de wens van klaagster om de dosering te houden op 25 mg. Klaagster heeft desgevraagd aangegeven geen hinder te ondervinden van de verhoogde dosering van 50 mg fluvoxamine. De Commissie is het dan ook met de behandelaren eens dat er voldoende aanleiding was om de medicatie te verhogen en komt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is. Wel wil de Commissie bij haar oordeel benadrukken dat zij het waardeert dat klaagster bereid is om met de verhoging van de medicatie akkoord te gaan. 

5.8 Op basis van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding

5.9  Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding aan klaagster.

6. De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • wijst het schorsingsverzoek af;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af;

Deze beslissing is op 4 maart 2025 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 12 maart 2025 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door X. voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.