Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 5 juli 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 8 juli 2024, nummer 2407-101.
Datum: 22 juli 2024
Inleiding
Met een klaagschrift, gedateerd 5 juli 2024, bij de Klachtencommissie GGZ Amsterdam e.o. (hierna: de Commissie) binnengekomen op 8 juli 2024, heeft de heer A. (hierna: klager) een klacht ingediend tegen B. (hierna: de zorgaanbieder of verweerder). Namens klager is de klacht ingediend door mevrouw C., advocaat. De Commissie heeft de klacht op grond van artikel 10 lid 2 van haar Reglement in raadkamer behandeld. Dit betekent dat de Commissie de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
Stukken
De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift inclusief bijlagen.
Samenvatting
Klager heeft zich tot de zorgaanbieder gewend met het verzoek hem zo spoedig mogelijk op te nemen in een Wvggz-accommodatie. De zorgverantwoordelijke heeft echter laten weten geen reden te zien voor een opname van klager in een GGZ-kliniek, noch vrijwillig noch verplicht. Klager stelt vervolgens dat de zorgaanbieder handelt in strijd met artikel 8:7 Wvggz en zijn zorgplicht niet uitvoert. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
De feiten
Op grond van de stukken staat volgens de Commissie het volgende vast.
Bij beschikking van 2 mei 2024 heeft de Rechtbank D. (hierna: de rechtbank) ten aanzien van klager een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, dus tot en met 2 november 2024. De zorgmachtiging voorziet onder andere in een verplichte opname van klager in een accommodatie.
Klager verbleef ten tijde van het afgeven van de zorgmachtiging in voorlopige hechtenis. Namens klager heeft de advocaat beroep ingesteld tegen het bevel gevangenhouding. Dit beroep is door het Gerechtshof E. (hierna: gerechtshof) op 22 mei 2024 behandeld. Het gerechtshof heeft het beroep afgewezen en zijn uitspraak onder meer als volgt onderbouwd:
“WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST TOE het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
SCHORST het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de datum
waarop de verdachte in de Wvggz-accommodatie geplaatst kan worden, zoals bedoeld
in de afgegeven zorgmachtiging bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland
van 2 mei jl. […], tot aan de inhoudelijke
behandeling van zijn zaak, welke beslissing afzonderlijk zal worden geminuteerd.”
Hierna heeft de advocaat zich op 24 mei 2024 en op 31 mei 2024 gewend tot de zorgverantwoordelijke van klager bij de zorgaanbieder, met het verzoek om klager zo spoedig mogelijk op te nemen in een Wvggz-accommodatie. De zorgaanbieder heeft op 31 mei 2024 laten weten dat er geen reden is voor opname in een GGZ-kliniek, noch vrijwillig, noch verplicht.
De klacht en het standpunt van klager
Klager stelt dat de zorgaanbieder geen uitvoering geeft aan de zorgmachtiging en daardoor in strijd handelt met de beslissing van de rechtbank. Dit is volgens klager in strijd met artikel 8:7 van de Wvggz. Klager licht dit als volgt toe:
“Deze bepaling bevat de algemene verplichting voor de zorgaanbieder om de interventies op het terrein van de zorg die zijn vastgelegd in een zorgmachtiging ook daadwerkelijk te verlenen. Niet alleen handelt de zorgaanbieder in strijd met de zorgmachtiging, maar ook met hetgeen door de zorgverantwoordelijke zelf is bepaald in het zorgplan. Immers heeft de zorgverantwoordelijke zelf opname in een accommodatie noodzakelijk geacht bij psychotische decompensatie of opname in een langduriger behandeltraject. En voor zover de zorgaanbieder beoogt te bepleiten dat klager op vrijwillige basis opgenomen kan worden, merk ik over de vrijwilligheid op dat klager (nogal) ambivalent is over de zorg. Het is dan ook niet voor niets dat de rechtbank verplichte zorg heeft opgelegd.”
Klager verzoekt de Commissie de klacht gegrond te verklaren en om de zorg genoemd in de zorgmachtiging te verlenen, waaronder het plaatsen van klager in een Wvggz-accommodatie.
Overwegingen en oordeel
Klager vraagt een beslissing van de Commissie over de klacht inzake het niet uitvoeren van de zorgmachtiging door de zorgaanbieder.
De Commissie stelt allereerst vast dat de klacht ontvankelijk is, aangezien klachten over artikel 8:7 (de verplichting van de zorgaanbieder om de zorg, genoemd in – onder meer – de zorgmachtiging uit te voeren) één van de (limitatief) toegestane klachtonderdelen onder artikel 10:3 Wvggz is.
De Commissie stelt verder vast dat het systeem binnen de Wvggz vereist dat er een juridische titel aanwezig is op grond waarvan verplichte zorg kan worden verleend – in dit geval de zorgmachtiging – en dat om tot uitvoering te komen van (onder meer) een zorgmachtiging ook altijd een beslissing (door de behandelaar) tot het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is: de zogenoemde 8:9-beslissing. Het feit dat er een zorgmachtiging aanwezig is houdt dus niet automatisch in dat alle hierin toegestane vormen van verplichte zorg ook daadwerkelijk uitgevoerd moeten worden, laat staan voor de volledige in de crisismaatregel of zorgmachtiging genoemde periode.
In dit geval heeft de zorgaanbieder de beslissing om klager verplicht op te nemen niet genomen, omdat de behandelaar geen reden zag voor een opname in een kliniek. De Commissie oordeelt dat een behandelaar of zorgaanbieder niet gedwongen kan worden een dergelijke beslissing te nemen. Een dergelijke beslissing mag zelfs slechts genomen worden bij het bestaan van een noodzaak en bij afwezigheid van minder vergaande alternatieven. Deze beoordeling is aan de behandelaar, die na een opname ook kan overgaan tot de beëindiging daarvan (‘ontslag’). De zorgaanbieder is dan ook niet verplicht een behandeling uit te voeren waar hij op dat moment geen reden voor ziet. Dit betekent dat dit klachtonderdeel niet gegrond is.
Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
De schriftelijke beslissing is op 25 juli 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.