Ongegronde klacht over de toediening van verplichte (depot)medicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken 

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 30 mei 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 3 juni 2024, met nummer 2406-76

Datum: 17 juni 2024

Inleiding

De Klachtencommissie is op 17 juni 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B. (zorgaanbieder) (hierna ook: verweerder), met nummer 2406-76.

De klacht gaat over het nakomen van een verplichting of een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Aanwezig

Klager: de heer A. (hierna: klager);

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: Kliniek D. (hierna: de kliniek), onderdeel van B., vertegenwoordigd door mevrouw E., arts.

Tevens aanwezig de heer F., arts van kliniek G..

Stukken

De Klachtencommissie, hierna te noemen de Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 3 juni 2024;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 13 juni 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

Samenvatting

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot toediening van medicatie, meer specifiek een Cisordinol depot.

De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is.

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast. 

Uit de overhandigde stukken blijkt dat klager zou lijden aan een psychische stoornis, in de vorm van een paranoïde schizofrenie en middelengebruik, bij een man bekend met een verstandelijke beperking. De rechter heeft vastgesteld dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Bij beschikking van 25 januari 2024 heeft de Rechtbank H. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager.

Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van de zorgmachtiging heeft de rechtbank overwogen dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. 

Klager is sinds 17 mei 2024 onder behandeling in de kliniek. Op 13 juni 2024 is klager overgeplaatst naar Kliniek G., tevens onderdeel van B..

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 17 mei 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is – onder andere – het toedienen van medicatie aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. 

De beslissing van 17 mei 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat het op ambulante vrijwillige basis niet mogelijk is om de ontregeling voortkomend uit de schizofrenie en crackgebruik af te wenden. Eerder is gebleken dat een opname helpt om het gebruik te doorbreken en klager goed in te stellen op antipsychotica. 

De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft, omdat klager niet goed in staat is om de gegeven informatie te begrijpen en te verwerken. Ook lukt het klager niet om een goede inschatting te maken van de situatie.

De klacht en het standpunt van klager

De klacht, zoals door klager beschreven in zijn klaagschrift en ter zitting door hem is toegelicht, houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot verplichte toediening van Cisordinol. Klager heeft twee keer een depot hiervan gehad en geeft aan erg veel last te hebben van bijwerkingen. Zo voelt hij zich de hele dag versuft, is hij misselijk en heeft hij hoofdpijn. Ook krijgt hij (nare en kwade) stemmen in zijn hoofd. Doordat hij zich zo vervelend voelt wordt hij boos en krijgt hij trek in drugs, om het gevoel van versuftheid te onderdrukken om zo even wakker te worden.

Daarnaast licht klager toe dat hij al acht jaar oraal Olanzapine neemt en dat hij daar goed op reageert. Hij ervaart dan veel minder bijwerkingen. Zo krijgt hij geen stemmen in zijn hoofd, terwijl dat bij Cisordinol wel het geval is. Klager voegt hieraan toe dat hij in het verleden twee keer een depot Olanzapine heeft gehad en hij daar geen last van had ondervonden. Klager geeft aan te begrijpen dat hij medicatie nodig heeft, maar hij heeft een sterke voorkeur voor Olanzapine in tabletvorm. Als dit niet mogelijk is, dan accepteert hij ook Olanzapine in depotvorm. Klager voegt hieraan toe dat hij het niet erg vindt om – zoals door de behandelaren eerder aangegeven – drie uur na het depot ter observatie in de kliniek te moeten verblijven.

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden handeling/beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. 

De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 11 juni 2024 geïnformeerd dat de verplichte zorg in de vorm van medicatie nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.

Het standpunt van verweerder

De behandelaar stelt in zijn verweerschrift dat de overstap van Olanzapine in tabletvorm naar medicatie in depotvorm is gemaakt wegens het bestaan van therapieontrouw. Hierdoor is klager teruggevallen in drugsgebruik. Er is toen gekozen voor Cisordinol, omdat dit middel snel effectief is. Bovendien hoeft klager dan niet drie uur lang na de toediening hiervan ter observatie in de kliniek verblijven, zoals wel het geval is bij Olanzapine in depotvorm. 

Ter zitting is desgevraagd aangegeven dat dit kennelijk niet eerder met klager is besproken. Het was de behandelaar in ieder geval niet duidelijk dat klager, zoals hij nu stelt, wel zou instemmen met een depot Olanzapine. De behandelaar licht verder toe dat er geen reden is om niet over te stappen op Olanzapine in depotvorm. Ook de aanwezige behandelaar van kliniek De G. – de heer F. – geeft vervolgens aan bereid te zijn om met het ambulante team te gaan overleggen hoe dit vormgegeven kan worden. 

Overwegingen en oordeel

Klager stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de Commissie begrijpt, op het standpunt dat hij geen Cisordinol toegediend wil krijgen. Ter zitting heeft de Commissie vastgesteld dat de klacht niet ziet op (zijn wens om) de overplaatsing naar een andere kliniek, omdat klager reeds overgeplaatst is. Klager heeft dit klachtonderdeel dan ook expliciet ingetrokken. Daarnaast heeft klager ter zitting een nieuw klachtonderdeel naar voren gebracht. De Commissie heeft besloten om dit klachtonderdeel niet ter zitting te behandelen, nu de behandelaar en de Commissie geen mogelijkheid hebben gehad om een verweer op dit klachtonderdeel voor te kunnen bereiden respectievelijk dit klachtonderdeel zorgvuldig voor te kunnen bereiden.

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt. 

De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd, geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met medicatie. Daarnaast is volgens de Commissie gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. 

De Commissie heeft echter begrepen dat klager in verband met (ernstige) bijwerkingen wenst over te stappen van Cisordinol in depotvorm naar Olanzapine in tabletvorm, en, indien dat niet mogelijk is, naar Olanzapine in depotvorm. Klager heeft hierbij opgemerkt dat hij het geen probleem vindt om drie uur lang na de toediening van het depot ter observatie in de kliniek te verblijven. De behandelaar van de kliniek heeft hierop gereageerd dat er geen reden is om de overstap naar Olanzapine in depotvorm niet te maken. De heer F. heeft vervolgens aangegeven – in overleg met en met goedkeuring van het ambulante behandelteam – deze wijziging mogelijk te maken en vorm te geven. De Commissie komt  tot het oordeel dat er een minder belastend alternatief voor klager voorhanden is. Hierover is kennelijk – en naar het oordeel van de Commissie ten onrechte – niet eerder met klager overlegd en/of dit alternatief is niet eerder met klager besproken, waardoor niet is voldaan aan de subsidiariteit. Door mee te gaan in de voorkeur van klager voor Olanzapine in depotvorm wordt rekening gehouden met de wensen en voorkeuren van klager (art. 2:1 lid 6 Wvggz)

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht gegrond.

Deze beslissing is op 18 juni 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 24 juni 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.