Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 20 augustus 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 21 augustus 2024, met nummer
2408-130
Datum: 2 september 2024
Inleiding
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 2 september 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna: verweerder), met nummer 2408-130
De klacht gaat over het nakomen van een verplichting over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A., aanwezig via beeldverbinding;
bijgestaan door: mevrouw C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp), aanwezig via beeldverbinding.
Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B.; vertegenwoordigd door de heer E., psychiater, en namens het ambulante behandelteam van B.,
mevrouw F., psychiater. Beide psychiaters namen deel aan de hoorzitting via beeldverbinding.
Stukken
De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, binnengekomen op 21 augustus 2024;
- de reactie van verweerder, binnengekomen op 29 augustus 2024; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
Samenvatting
De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot toediening van medicatie. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is, omdat de verplichte toediening van medicatie voldoet aan de eisen die de Wvggz daaraan stelt. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.
Uit de overhandigde stukken blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een stoornis in het gebruik van cannabis, een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en psychotische decompensatie. De rechter heeft vastgesteld dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig gevaar voor zichzelf en anderen, maatschappelijke teloorgang en verdere toename van psychische schade. Bij beschikking van 1 maart 2024 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager. Tevens heeft klager ingestemd met de toewijzing van de zorgmachtiging.
Klager verbleef in B. Kliniek D., afdeling H., maar is sinds 19 augustus met ontslag gegaan.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 13 augustus 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is het toedienen van medicatie aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. De beslissing van 13 augustus 2024 vermeldt dat het verplicht toedienen van medicatie noodzakelijk is om de psychose te behandelen en ernstig nadeel te voorkomen.
De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft, omdat klager vanuit zijn stoornis niet goed in staat is om te reflecteren op de ziekte en de behandeling die daarvoor nodig is.
De klacht en het standpunt van klager
De klacht, zoals door klager beschreven in zijn klaagschrift en ter zitting door hem is toegelicht, houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot het verplicht toedienen van aripiprazol in depotvorm. Klager geeft aan dat deze medicatie helpt tegen de stemmen in zijn hoofd, maar dat het effect van de medicatie niet opweegt tegen de ervaren bijwerkingen. In dit kader geeft klager aan dat hij last heeft van een minder scherp gezichtsvermogen, sloomheid, bewegingsdrang en pijn aan zijn benen. Ook heeft klager last van hartklachten. Ter zitting lichtte klager toe dat hij het gevoel heeft dat zijn hart ‘aan het verzakken‘ is. Hierdoor kan hij (soms) niet meer lopen. Wel geeft klager aan dat het sinds het indienen van de klacht wel beter met hem gaat. Hij heeft minder last van de bijwerkingen; alleen de hartklachten zijn onveranderd gebleven, waardoor hij nog steeds niet goed in staat is om te lopen. Klager is niet tegen medicatie, maar wenst medicatie toegediend te krijgen waar hij geen hartklachten als bijwerking van krijgt. Als alternatief stelt hij Lorazepam voor, omdat hij uit ervaring weet dat deze medicatie ook goed werkt tegen de stemmen in zijn hoofd en hij zich daardoor rustiger voelt. Klager benadrukt zijn wens om weer op zichzelf te gaan wonen en werk te gaan zoeken. Op dit moment, met de huidige medicatie, is dit niet mogelijk.
Schadevergoeding
Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars voeren gemotiveerd verweer en stellen daartoe het volgende. Als eerste willen de behandelaars klager erkenning geven over het feit dat de bijwerkingen van de medicatie in welke vorm dan ook heel vervelend zijn. De lichamelijke klachten die klager ervaart, waaronder de hartklachten, zijn onderzocht door meerdere artsen, waaronder een cardioloog, maar er zijn geen aanwijzingen gevonden waaruit blijkt dat klager deze medicatie (beter) niet kan gebruiken. Gezien het ontbreken van een lichamelijke oorzaak voor de klachten en de aard van de klachten bestaat daarnaast het vermoeden dat de lichamelijke klachten van psychotische aard zijn. Er hebben hierover verschillende gesprekken plaatsgevonden met klager, om te onderzoeken wat de best passende medicatie is, in de juiste dosering met de minste bijwerkingen. De behandelaars achten het wel noodzakelijk dat klager antipsychotische medicatie gebruikt wegens zijn psychotische klachten en het ernstig nadeel dat hieraan verbonden is. Het middel lorazepam, zoals klager voorstelt, vinden de behandelaars echter geen goed alternatief, omdat dit een benzodiazepine is die afhankelijkheid geeft na langer gebruik. Ook werkt deze medicatie niet tegen psychotische klachten.
Overwegingen en oordeel
Klager stelt zich, gelet op het klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de Commissie begrijpt, op het standpunt dat hij het niet eens is met de verplichte toediening van aripiprazol en dat hij een ander soort medicatie wenst, die minder bijwerkingen geven.
Toetsingskader
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de Commissie gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, te weten een stoornis in het gebruik van cannabis, PTSS en psychotische decompensatie. De behandelaar heeft naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat klager ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet in staat kon worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake de in die beslissing opgenomen vormen van verplichte zorg en dat aldus zijn geestelijke vermogens op dat moment onvoldoende waren in relatie tot het nemen van een beslissing tot zorg.
Daarnaast kan klager een ernstig gevaar voor zichzelf en anderen zijn, is sprake van maatschappelijke teloorgang en is er kans op verdere toename van psychische schade. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klager zorg nodig.
De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van antipsychotische medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en effectief is. In dit kader hebben de behandelaars – en klager zelf – kenbaar gemaakt dat de medicatie werkt tegen de psychotische klachten. Zo heeft klager minder last van stemmen in zijn hoofd. Hierbij merkt de Commissie op dat zij van klager heeft begrepen dat hij last heeft gehad van nare bijwerkingen van de aripiprazol. Dit betreurt de Commissie ten zeerste. De Commissie heeft ook begrepen dat klager is onderzocht door de arts maar dat er geen aanwijzingen zijn gevonden op grond waarvan klager de medicatie niet kan of mag innemen. Daarnaast hebben de behandelaars volgens de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstig nadeel van klager weg kan nemen.
Tot slot heeft de Commissie kunnen vaststellen dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd, geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met medicatie.
Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Schadevergoeding
Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding.
Beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht ongegrond; en
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 3 september 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 9 september 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank kunnen kosten zijn verbonden.