Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd en door de Klachtencommissie
ontvangen op 22 augustus 2024, met nummer 2408-132
Datum: 2 september 2024
Inleiding
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 2 september 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B., locatie C. te Amstelveen (zorgaanbieder, hierna tevens: verweerder).
De klacht gaat over het nakomen van een verplichting over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A. (hierna: klager); bijgestaan door: mevrouw D., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: pvp);
Zorgaanbieder: B., locatie C., vertegenwoordigd door mevrouw E., psychiater; en de heer F., arts.
Tevens waren een co-assistent en begeleider aanwezig.
Stukken
De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- de klacht, binnengekomen op 22 augustus 2024;
- de reactie van verweerder, binnengekomen op 28 augustus 2024; en
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.
Samenvatting
De klacht betreft de verplichte behandeling met medicatie. De Commissie oordeelt dat de beslissing waarover klager klaagt voldoet aan de eisen die de Wvggz daaraan stelt. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding wordt om die reden afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.
Op 8 augustus 2024 is klager opgenomen op de afdeling G. van Kliniek C., onderdeel van B., op grond van een zorgmachtiging die geldt tot en met 14 december 2024.
Op 8 augustus 2024 heeft de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 Wvggz een beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg, in de vorm van onder andere het toedienen van medicatie.
De beslissing van 8 augustus 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat klager:
“onvoldoende ziekte-inzicht heeft om op vrijwillige basis de benodigde beslissingen te maken omtrent zijn behandelingen om zo ernstig nadeel van zijn psychotische gedrag te voorkomen. Er is sprake van een psychotisch toestandsbeeld waarin betrokkene zijn handelen niet meer overziet. Er is sprake vanuit zijn psychotisch toestandsbeeld van ernstig nadeel: ernstig maatschappelijke teloorgang en ook ernstig psychisch en lichamelijk lijden. Hij isoleert zich volledig van de samenleving. Is sterk vermagerd (BMI 16). Daarnaast is er ook sprake van ernstige zelfverwaarlozing. Om verder ernstig nadeel te voorkomen en omdat het momenteel ambulant niet haalbaar is betrokkene goed te behandelen acht ondergetekende het doelmatig (antipsychotica is bewezen effectieve behandeling voor psychotische stoornissen) subsidiair (ambulant is het niet mogelijk, is al maanden geprobeerd) en daarom ook proportioneel om deze verplichte zorg in te zetten”.
Verder is in de beslissing opgenomen dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft,
De klacht
Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder ter uitvoering van de zorgmachtiging:
- toediening van medicatie.
Schorsingsverzoek
Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 22 augustus 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg in de vorm van medicatie nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.
Schadevergoeding
Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
Klager is het niet eens met de beslissing van de zorgaanbieder om hem gedwongen met medicatie te behandelen.
Klager heeft allereerst opgemerkt dat hij heeft begrepen dat zijn omgeving zich zorgen om hem maakte. Dat was en is echter volgens klager niet nodig. In dat kader heeft klager toegelicht dat hij een workaholic is en dat hij veel achter zijn computer zat. Daardoor had hij een burn-out en at hij niet vaak genoeg op regelmatige tijden. En hoewel zijn BMI op dat moment aan de lage kant was, is dit volgens klager nooit echt zorgelijk geweest. Daarnaast heeft klager uitgelegd dat hij cocaïne gebruikte en minder goed sliep. Tevens besteedde hij door zijn werk onvoldoende tijd aan het onderhouden van sociale contacten met zijn familie en vrienden. Daarnaast had hij wat financiële problemen. Dit was volgens klager echter een fase in zijn leven die nu voorbij is. En al zorgde hij op dat moment in die fase misschien iets minder goed voor zichzelf, dan rechtvaardigt dat volgens klager nog niet dat er gesproken wordt van een psychotische stoornis waarvoor hij medicatie nodig heeft. Hij heeft wel ADD, een burnout en fotolepsie. Met name de burn-out was volgens klager de oorzaak van zijn onrust.
Daarnaast heeft klager verteld dat hij een grote last uit het verleden met zich meedraagt. Zijn vader was namelijk vaak afwezig en als hij er was, dan was hij dronken. Klager heeft het idee dat hij mede daardoor altijd voor zijn moeder en zus moest zorgen, en dat al van jongs af aan. Hij heeft een zware jeugd gehad en dat draagt hij nu ook nog met zich mee.
Verder stelde klager dat hij voorafgaand aan zijn opname mogelijk last heeft gehad van de methylfenidaat waar hij, overigens in goed overleg met zijn huisarts, de dosering van had verhoogd. Nu dit is afgebouwd en hij geen cocaïne meer gebruikt, voelt hij zich beter en heeft hij meer energie. In het verlengde hiervan heeft klager opgemerkt dat het nu, ook op de afdeling, sowieso veel beter met hem gaat. Als hij al klachten had, dan zijn deze nu verdwenen. Hij is tot rust gekomen, hij eet weer goed, hij slaapt goed, hij heeft weer contact met zijn familie en vrienden en zijn mede-cliënten en hij vindt het fijn om regelmatig naar buiten te gaan. In dat kader heeft klager desgevraagd herhaald dat hij de hierboven beschreven fase heeft afgesloten en dat hij weer zin heeft om naar huis te gaan. Hij heeft er het volste vertrouwen in dat dit goed zal gaan.
De pvp heeft hieraan toegevoegd dat klager wel heeft erkend dat er voorafgaand aan zijn opname in de instelling een aantal zaken speelden, maar dat dit volgens hem geen reden is om daarvoor medicatie voorgeschreven te krijgen, al is het maar omdat hij geen psychotische klachten heeft. Als klager al hulp nodig heeft, dan is dat op andere manieren, bijvoorbeeld door ondersteuning van een maatschappelijk werker.
Het standpunt van verweerder
Volgens de zorgaanbieder is het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie noodzakelijk vanwege de psychiatrische stoornis en het daarmee samenhangende ernstige nadeel. Namens de zorgaanbieder is in dat kader het volgende aangevoerd.
Allereerst is opgemerkt dat klager sinds 8 augustus 2024 gedwongen is opgenomen in de instelling. Bij het intakegesprek werden duidelijk tekenen van psychotische ontregeling gezien. Daarnaast was er sprake van afwezig ziektebesef en -inzicht. In dat kader is opgemerkt dat het gebruik van cocaïne en methylfenidaat mogelijk hebben bijgedragen aan het ontstaan van de psychose, maar in zijn geheel lijkt het beeld meer passend bij een schizofreniforme ontwikkeling dan bij een primair middelen-geïnduceerde psychose. Verder zijn de voorafbestaande diagnoses van ADD, burn-out en fotolepsie volgens de behandelaren onvoldoende verklarend voor het huidige toestandsbeeld van klager. Op 8 augustus 2024 hebben de behandelaren van klager, gezien zijn toestandsbeeld, besloten dat hij verplicht zou moeten worden behandeld met medicatie. Om eerst te kijken of klager op de afdeling alsnog akkoord zou gaan met de vrijwillige inname van medicatie is hem vervolgens dagelijks medicatie aangeboden, maar klager heeft dit steeds geweigerd. Op 20 augustus 2024 heeft een zorgafstemmingsgesprek plaatsgevonden waarbij duidelijk werd dat klager de medicatie niet vrijwillig zou gaan innemen. Vervolgens is klager geïnformeerd dat hij nog enige tijd zou krijgen om desgewenst een klacht in te dienen, hetgeen klager toen heeft gedaan.
Desgevraagd hebben de behandelaren van klager bevestigd dat het nu iets beter met klager gaat. Tevens lijkt er meer samenwerking mogelijk. Volgens zijn behandelaren komt dit echter door de structuur en de rust op de afdeling. Een medicamenteuze behandeling is echter noodzakelijk om klager zo spoedig mogelijk naar huis te kunnen laten gaan. In dat kader is terzijde opgemerkt dat er een maatschappelijk werker bij de situatie van klager is betrokken die onder andere bezig is de financiële zaken van klager zo spoedig mogelijk weer op orde te krijgen.
Overwegingen en oordeel
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat er een geldige zorgmachtiging is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd, geïnformeerd is over de diverse vormen van gedwongen behandeling.
Op basis van de overgelegde stukken moet de Commissie ervan uitgaan dat klager lijdt aan een psychische stoornis. Hoewel klager de stoornis ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Daarnaast staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidde tot ernstig nadeel. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de Commissie zowel in de beslissing als ter zitting genoegzaam onderbouwd dat behandeling noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel zoals in voornoemde beslissing nader omschreven.
De Commissie is voorts van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en effectief is. Het valt niet te verwachten dat andere, minder ingrijpende, vormen van verplichte zorg het ernstig nadeel kunnen wegnemen. De Commissie kan zich dan ook vinden in de uitleg van de behandelaar dat het noodzakelijk is om klager te behandelen met medicatie.
Alles overziend oordeelt de Commissie de klacht ongegrond.
Schadevergoeding
Omdat de door klager ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding geen aanleiding. De Commissie zal dit verzoek dan ook afwijzen.
De beslissing
De Commissie:
- verklaart de klacht tegen de toediening van medicatie ongegrond; en
- wijst het schadevergoedingsverzoek af.
De beslissing is op 3 september 2024 telefonisch aan alle betrokken partijen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 9 september 2024 aan alle betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid-psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., secretaris-jurist.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. Hier kunnen kosten aan verbonden zijn.