Ongegronde klacht over de opname in een accommodatie en de toediening van medicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken  

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klachten van de heer A., gedateerd 18 juni 2024, door de

Klachtencommissie ontvangen op 18 juni 2024, met nummer 2406-86

Datum: 1 juli 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 1 juli 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B., locatie C. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Aanwezig

Klager: de heer A. (hierna: klager); 

Bijgestaan door: de heer D., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: PVP).

Zorgaanbieder: B., locatie C., vertegenwoordigd door mevrouw E., behandelend psychiater, tevens zorgverantwoordelijke (hierna: de zorgverantwoordelijke), vergezeld door een verpleegkundige van de afdeling.

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ontvangen op 18 juni 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ontvangen op 1 juli 2024; en 
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager. 

Het verweerschrift en de onderliggende stukken zijn pas op de zitting door verweerder overgelegd. De Commissie heeft daarop de mondelinge behandeling geschorst om klager in de gelegenheid te stellen de stukken te lezen. 

De tolk die was ingeschakeld is niet ter zitting verschenen. Klager heeft desondanks de Commissie verzocht de behandeling van de klacht voort te zetten. 

Samenvatting 

De klacht ziet op de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie en opneming in een accommodatie. De Commissie verklaart de klacht ongegrond omdat voldaan is aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg uit de Wvggz. 

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.

Op 7 juni 2024 werd klager met een crisismaatregel opgenomen nadat hij in verwarde toestand op straat werd aangetroffen door de politie. 

Op 11 juni 2024 heeft de rechtbank F. (hierna: de rechtbank) een mondelinge beschikking gegeven, die op 17 juni 2024 schriftelijk is uitgewerkt. In deze beschikking heeft de rechtbank op grond van artikel 7:8 Wvggz een machtiging verleend tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van klager en bepaald dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 2 juli 2024. 

De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, waaronder toedienen van medicatie en opnemen in een accommodatie, noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Klager verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. 

Een zorgmachtiging is in voorbereiding. 

Het toedienen van medicatie en opnemen in een accommodatie zijn door de zorgverantwoordelijke aan klager aangezegd en toegepast op de grond van artikel 8:9 Wvggz. 

De klacht 

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot: 

  1. Opneming in een accommodatie; en  
  2. Toediening van medicatie.   

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de beslissing waarover hij klaagt te schorsen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing niet geschorst kan worden. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 20 juni 2024, het schorsingsverzoek afgewezen.

Het standpunt van klager 

Klager stelt dat de toediening van medicatie en opname in een accommodatie onnodig zijn omdat hij niet is gediagnosticeerd met een psychische stoornis die ernstig nadeel veroorzaakt. Voor zover er sprake is van ernstig nadeel, is dit volgens klager te wijten aan de druk van de behandelaars om medicatie in te nemen en aan de beperking dat hij de kliniek niet mag verlaten. Klager wil terugkeren naar Hongarije, waar hij door het Rode Kruis verzorgd kan worden. Hij beseft echter dat dit vanwege zijn schulden momenteel niet mogelijk is.

Het standpunt van verweerder

De zorgverantwoordelijke voert namens verweerder gemotiveerd verweer. Klager werd op 7 juni 2024 opgenomen wegens een verwarde toestand, bestaande uit een paranoïde waanstoornis waarbij hij de overtuiging had dat een organisatie zijn identiteit wilde stelen. Hij vreesde voor zijn eigen leven en dat van zijn naasten. De eerste dagen van de opname was klager zo angstig en afwerend dat hij in de separeerruimte wilde slapen uit angst voor gevaar op de afdeling. Vanuit dit psychotische toestandsbeeld is klager regelmatig boos of dreigend en vertoont hij ontremd gedrag. De waanstoornis is nog steeds onverminderd aanwezig. Gedwongen opname blijft noodzakelijk zolang het ernstige nadeel, zoals maatschappelijke teloorgang en het over zichzelf afroepen van agressie, niet is afgewend of voorkomen kan worden.

Klager weigert behandeling met medicatie, omdat hij ervan overtuigd is dat hij niet ziek is. Zonder behandeling van zijn psychose zal zijn toestand echter niet verbeteren. In gesprekken is geprobeerd uit te leggen waarom medicatie nodig is, maar zodra het onderwerp medicatie wordt aangesneden, raakt klager geagiteerd en geladen, waardoor een constructief gesprek niet mogelijk is. Klager wordt in principe behandeld met orale medicatie, maar bij weigering wordt de medicatie per injectie toegediend. 

Overwegingen en oordeel

Ontvankelijkheid

Artikel 10:3 Wvggz kan een betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of over een beslissing op grond van de in artikel 10:3 lid 1 onderdeel a-x Wvggz genoemde klachtgronden. Naar het oordeel van de Commissie ziet de klacht op het niet nakomen van artikel 8:9 Wvggz respectievelijk het niet naleven van de Wvggz bij het nemen van een artikel 8:9 Wvggz beslissing en valt de klacht daarmee onder de klachtgrond zoals bedoeld in artikel 10:3 lid 1 onderdeel f Wvggz. Dit betekent dat de Commissie toekomt aan inhoudelijke beoordeling van de klacht. 

Inhoudelijke beoordeling 

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling vindt plaats krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. Dat volgt uit artikel 8:9 Wvggz.

Indachtig het voren omschreven juridisch kader, is de Commissie van oordeel dat de klacht tegen het verlenen van verplichte zorg ongegrond is. De Commissie licht dit toe als volgt. 

De Commissie stelt onder verwijzing naar de overwegingen 2.4 en 2.5 van de beschikking van de rechtbank van 11 juni 2024, vast dat bij klager sprake is van een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel. De Commissie acht de loutere ontkenning van de psychische stoornis door klager begrijpelijk, maar ziet daarin geen reden om aan te nemen dat thans geen sprake is van stoornis gerelateerd ernstig nadeel. 

Ter afwending van ernstig nadeel heeft klager zorg nodig. 

Op grond van de stukken en hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben verklaard, concludeert de Commissie dat een behandeling met medicatie in een klinische setting voor situaties waarin klager momenteel verkeert de meest aangewezen behandeling is. De Commissie heeft er voldoende vertrouwen in dat met medicatie het ernstig nadeel kan worden weggenomen (en het daarmee dus doelmatig is) en dat, gezien het (te verwachten) verzet daartegen, een behandeling in een ambulante setting niet haalbaar is. De Commissie is ook van oordeel dat de verplichte zorg in verhouding staat tot het te bereiken doel, namelijk afwenden en voorkomen van ernstig nadeel zodat klager kan terugkeren in de maatschappij en zijn werk weer kan oppakken. Niet is gebleken dat er minder bezwarende alternatieven zijn voor de klinische behandeling die klager krijgt. 

Nu tevens gebleken is dat klager overeenkomstig artikel 8:9 Wvggz schriftelijk en gemotiveerd in kennis is gesteld van de beslissing tot het toedienen van medicatie en opneming in een accommodatie, én (de machtiging tot voortzetting van) de crisismaatregel hierin voorziet, zal de Commissie de klacht ongegrond verklaren. 

De beslissing

De Commissie:

  • verklaart de klacht  ongegrond

De schriftelijke beslissing is op 8 juli 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.