Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 18 januari 2024, door de
Klachtencommissie ontvangen op 22 januari 2024, nummer 2301-06
Datum: 29 januari 2024
Inleiding
De Klachtencommissie is op 29 januari 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., tegen B., gedateerd 18 januari 2024.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A. (hierna klager);
bijgestaan door: de moeder van de heer A.;
de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp), vervanger
van de heer D., pvp.
Zorgaanbieder: B., vertegenwoordigd door de heer E., vervangend
psychiater van de heer F., psychiater; en mevrouw G., vervangend arts van mevrouw H., arts;
tevens waren een co-assistent en een stagiaire aanwezig.
Stukken
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift, gedateerd 18 januari 2024;
- het verweerschrift, gedateerd 25 januari 2024;
- gegevens uit het (medisch/verpleegkundig) dossier van klager.
Samenvatting
De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit gedateerd 12 januari 2024 tot toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg. Zijn bezwaar richt zich ook tegen het feit dat hij in die beslissing wilsonbekwaam ter zake van behandeling wordt geacht. Verder is klager het niet eens met de diagnose. De Commissie komt alles afwegende tot het oordeel dat de klachtonderdelen ongegrond zijn.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.
Bij beschikking van 22 december 2023 heeft de Rechtbank J. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen aan klager van medicatie. In de beschikking is verder opgenomen dat is gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychose bij een autismespectrum.
Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg heeft de rechtbank overwogen dat er sprake is van ernstig nadeel in de vorm van (het risico op) maatschappelijke teloorgang, de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 12 januari 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is onder andere ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg.
De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft. B. gaat op zoek naar een vertegenwoordiger.
De klacht
Klager is het niet eens met:
- de diagnose
- toediening van medicatie
- het feit dat hij wilsonbekwaam is beoordeeld.
Schorsingsverzoek
Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 19 januari 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.
Schadevergoeding
Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
Klager zegt het niet eens te zijn met de diagnose, met de gedwongen behandeling met medicatie en met het feit dat hij wilsonbekwaam is beoordeeld.
Ad 1)
Ter toelichting merkt klager op dat de, door zijn behandelaren bij hem gestelde diagnose, niet juist is. Er is bij hem geen sprake van een autismespectrumstoornis (hierna ASS). Dit is volgens hem bevestigd door een psychiater die hem in 2021 onderzocht heeft. Hij snapt dan ook niet dat de rapportage van deze psychiater nergens wordt vermeld en/of dat de conclusie van die psychiater nergens wordt besproken.
Klager vervolgt dat als er bij hem al sprake is van klachten – hetgeen hij ontkent – deze het gevolg zijn van een trauma. Klager is dan ook van oordeel dat hij veel meer gebaat is bij gesprekken met een psycholoog. Dit heeft hij al vaker aangegeven maar er wordt niet naar hem geluisterd.
Klager wil graag dat er een nieuw diagnostisch onderzoek wordt verricht. Volgens hem is dit nooit aan hem aangeboden en klager begrijpt niet waarom dit niet is gebeurd.
Ad 2)
Klager heeft, mede onder verwijzing naar het gestelde ad 1, opgemerkt dat er bij hem geen sprake is van ASS en dat hij evenmin een psychose heeft. Het is mogelijk dat hij soms verkeerd wordt begrepen maar hij is niet psychotisch en hij is op geen enkele manier gevaarlijk voor zichzelf of voor anderen. Hij heeft dan ook geen antipsychotische medicatie nodig. Desgevraagd zegt klager dat hij nog nooit medicatie gebruikt heeft.
Ad 3)
Klager merkt op dat hij niet wilsonbekwaam is. Hij heeft altijd al zijn eigen zaken geregeld en hij doet dit nu ook. Klager maakt daarnaast altijd een weloverwogen keuze om iets wel of niet te doen, zoals ook met het plaatsen van stukken op sociale media en/of het niet betalen van zijn huur. Het kan zijn dat zijn behandelaren het daar niet mee eens zijn, maar het is en blijft zijn eigen keus. Dit heeft hem tot nu toe op geen enkele wijze nadeel opgeleverd en/of schade berokkend. Dat hij door de zorgverantwoordelijke wilsonbekwaam is verklaard, is daarom niet terecht.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat de gestelde diagnose juist is, dat (het toedienen van) medicatie noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel en dat klager op het moment dat de beslissing hierover werd genomen wilsonbekwaam was ter zake. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Ad 1 en 2)
Klager is op 11 januari 2024 door K. aangemeld vanwege verdenking van psychotisch gerelateerde klachten, gerelateerd aan waangedachten en betrekkingsideeën. Er wordt melding gemaakt van een complexe voorgeschiedenis met een CGT behandeling in 2016 wegens alcoholproblemen en cannabisverslaving. Verder is klager in 2017 eenmalig door de crisisdienst gezien, waarbij een psychotische stoornis is vastgesteld als gevolg van cannabisgebruik.
Ten aanzien van de diagnose is opgemerkt dat deze in 2022 is vastgesteld door zorgtoeleiding. Daarnaast worden tijdens de huidige opname door de medewerkers van de instelling symptomen van ASS waargenomen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van hyperfocus ten aanzien van diagnoses en strafrecht, neemt hij zaken heel letterlijk, is het denken incoherent en tachyfreen en is klager niet te volgen in het gesprek. Tevens is sprake van waanachtige ideeën.
Vanaf het begin van de opname zijn door de behandelaren van klager diverse gesprekken met hem gevoerd over de noodzaak tot het medicamenteus behandelen van de psychotische ontregeling. Dit om verdere ontregeling en ernstig nadeel te voorkomen, zoals het risico op maatschappelijke teloorgang en het dreigend gevaar voor anderen en zichzelf. Zo heeft klager enige tijd geen huur betaald en stelt hij zich zorgmijdend op. Daarnaast heeft hij gedreigd anderen fysiek aan te vallen waardoor er tevens sprake is van een risico op het afroepen van agressie over zichzelf. Klager heeft de aangeboden medicatie echter steeds geweigerd. Overeenkomstig artikel 8:9 Wvggz is klager vervolgens op 12 januari 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk geïnformeerd over de beslissing om over te gaan tot verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie.
Ten aanzien van de diagnose is opgemerkt dat het klager vrij staat een second opinion aan te vragen.
Over de door klager gevraagde gesprekken is opgemerkt dat deze aan klager (zullen) worden aangeboden maar dat zijn behandelaren een medicamenteuze behandeling noodzakelijk achten.
Ten aanzien van de vraag over een eerdere behandeling met medicatie is geantwoord dat klager in 2017 al een keer behandeld is met antipsychotische medicatie, te weten Zyprexa.
Ad 3)
De behandelaren hebben ter zitting toegelicht dat het klager, op het moment van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg, ontbrak aan ziektebesef en ziekte-inzicht. Daarnaast maakt klager een inadequate afweging in zijn keuzes. Dit is dan ook de reden dat hij wilsonbekwaam is verklaard ter zake.
Overwegingen en oordeel
De Commissie ziet aanleiding de klachtonderdelen 1 en 2 gezamenlijk te behandelen.
Ad 1 en 2)
Klager stelt zich, gelet op de inhoud van het klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de Commissie begrijpt, op het standpunt dat hij het niet eens is met de gestelde diagnose en evenmin met de beslissing dat hij een gedwongen behandeling met antipsychotische medicatie aangezegd heeft gekregen.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, niettemin op grond van een rechterlijke beslissing verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in de Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de Commissie gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychose in het kader van ASS. De Commissie heeft begrepen dat klager het niet eens is met deze diagnose. De Commissie heeft echter geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose, die ook door een onafhankelijk psychiater in de medische verklaring tijdens de procedure tot voorbereiding van de zorgmachtiging is vastgesteld.
De rechtbank heeft verder bij de afgifte van de zorgmachtiging al geoordeeld dat sprake is van ernstig nadeel, te weten gevaar voor maatschappelijke teloorgang, ernstig lichamelijk letsel, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is, indien geen verbetering in het toestandsbeeld van klager optreedt. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klager volgens de rechtbank zorg nodig. Bij de beoordeling van de klacht moet de commissie beoordelen of er voor de behandelaar voldoende gronden waren om tot uitvoering van verplichte zorg over te gaan. De commissie komt dan tot het oordeel dat de zorgverantwoordelijke in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder een behandeling met antipsychotische (depot)medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. Zo valt het niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstig nadeel kan wegnemen. Bij de keuze van het middel gaat de Commissie ervan uit dat, voor zover mogelijk, ook rekening is gehouden met de wensen en voorkeuren van betrokkene.
Tot slot is klager conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd over de (voorgenomen) gedwongen behandeling met (depot)medicatie.
Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat deze onderdelen van de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Ad 3) Ten aanzien van de vaststelling van wilsbekwaamheid
In de Wvggz is tot uitdrukking gebracht dat er evenveel waarde gehecht wordt aan de eigen mening en instemming van een wilsbekwaam persoon met een psychische stoornis als aan die van een wilsbekwaam persoon zonder stoornis. Het al dan niet bestaan van wilsbekwaamheid moet zo veel als mogelijk worden beoordeeld per concrete beslissing, waarbij het uitgangspunt is dat betrokkene wilsbekwaam is. Het gaat dan om de actuele vermogens van betrokkene, of hij de relevante informatie kan verwerken die voor het nemen van een beslissing van belang is en of hij de gevolgen van die beslissing kan overzien.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgverantwoordelijke voldoende aannemelijk gemaakt dat, anders dan door klager is betoogd, hij ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet in staat kon worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de in die beslissing opgenomen vormen van verplichte zorg en dat aldus zijn geestelijke vermogens op dat moment onvoldoende waren in relatie tot het nemen van een beslissing tot zorg.
De commissie acht het klachtonderdeel ongegrond.
Schadevergoeding
Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding.
Beslissing
De Commissie:
- verklaart alle drie de klachtonderdelen ongegrond
- wijst het verzoek tot vergoeding van de schade af.
De beslissing is op 30 januari 2024 telefonisch aan alle betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 8 februari 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid, psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., secretaris-jurist.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de (oorspronkelijke) beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.