Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: VOORZITTERSBESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 6 december 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 9 december 2024, met nummer 2412-191
Datum: 23 december 2024
Inleiding
De heer A. (hierna: klager) heeft bij de Klachtencommissie GGZ Amsterdam e.o. (hierna: de Commissie) een klacht ingediend tegen B., onderdeel van C. (hierna: de zorgaanbieder). De Commissie heeft het op 6 december 2024 gedateerde klaagschrift op 9 december 2024 ontvangen. De voorzitter van de Commissie heeft de klacht behandeld op basis van de stukken.
Stukken
De voorzitter heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift; en
- het verweerschrift van de heer D., plaatsvervangend geneesheer-directeur bij de zorgaanbieder.
Samenvatting
De klacht houdt in dat klager de zorgaanbieder verwijt dat zijn TBS-verlof niet of niet voldoende kan plaatsvinden door een personeelstekort bij de zorgaanbieder. Namens klager stelt de patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) dat het niet op verlof kunnen, kan worden gezien als een vrijheidsbeperkende maatregel. De zorgaanbieder is van mening dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is.
De feiten
Klager verblijft bij B. op grond van een strafrechtelijke titel, namelijk een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. Ten tijde van het indienen van de klacht verkeerde hij in een verloffase waarin hij recht had op vier uur begeleid verlof per dag.
De klacht en het standpunt van klager
Klager zegt dat de zorgaanbieder zijn verlofregeling niet of niet voldoende uitvoert. Hij heeft per dag recht op 4 uur begeleid verlof, maar in praktijk kan hij vaak maar twee keer een half uur per week met begeleid verlof, in plaats van vijf keer vier uur per week. Dit komt volgens klager doordat er een tekort aan medewerkers is om het verlof te begeleiden.
Het gevolg hiervan is dat klagers verblijf in de B. langer duurt dan gerechtvaardigd, omdat hij niet kan oefenen met verlof en daardoor niet naar de volgende verloffase kan doorstromen.
De pvp stelt namens klager dat het niet op verlof kunnen gaan beschouwd kan worden als een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van de Wvggz. Zij stelt:
“Klager is opgenomen bij de zorgaanbieder op grond van TBS met voorwaarden. Sinds 1 januari 2020 is via artikel 9:1 lid 2 sub b de Wvggz op hem van toepassing. Ingevolge artikel 9:1 lid 2 sub a gelden voor een persoon die met zijn instemming in een accommodatie verblijft en die: (sub a) tevens forensisch patiënt in de zin van artikel 1.1 van de Wet forensische zorg is, de artikelen 8:14, 8:15, 9:2 en 9:9 van deze wet. Hoofdstuk 10 is van overeenkomstige toepassing op beslissingen ingevolge de artikelen 8:14, 8:15, 9:2 en 9:9. Op grond van artikel 10:3 van de Wvggz is de klachtencommissie bevoegd.
Op klager is hoofdstuk 9 van de Wvggz van toepassing. In artikel 9:9, lid 2 is bepaald dat beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie kunnen, anders dan als middel of maatregel, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 9:8 derde lid, door de zorgverantwoordelijke worden opgelegd, indien:
- naar het oordeel van de zorgverantwoordelijke van de uitoefening van het recht op de bewegingsvrijheid ernstige nadelige gevolgen moeten worden gevreesd voor de gezondheidstoestand van betrokkene, dan wel
- dit ter voorkoming van verstoring van de orde of voor de veiligheid in de accommodatie, zoals die in de huisregels is beschreven, of ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is.
Op het opleggen van beperkingen als bedoeld in het tweede lid is artikel 8:9 van overeenkomstige toepassing. Daarin staan formele eisen, zoals het schriftelijk motiveren van een beperking van de bewegingsvrijheid (artikel 8:9 lid 2 van de Wvggz).
Naast de drie vormen van verplichte zorg zoals beschreven in art 9:9 Wvggz kan de instelling andere vormen van verplichte zorg uitvoeren, daaraan moet een crisismaatregel of zorgmachtiging ten grondslag liggen.
Klager wordt beperkt in zijn verlofrecht. Hij heeft het recht om zich op weekdagen vier uur onder begeleiding vrij te bewegen. Als verlof niet doorgaat moet klager zich gedwongen beperken tot beweging in en rond de accommodatie.
In artikel 9:9, lid 2 is bepaald dat beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie door de zorgverantwoordelijke kunnen worden opgelegd bij verslechtering van zijn toestandsbeeld en als cliënt zich niet aan de gemaakte afspraken en instructies houdt. Voor zover bekend is hiervan geen sprake in geval van klager.”
Schadevergoeding
Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van verweerder
De zorgaanbieder verweert zich als volgt tegen de klacht:
“C. is het met de pvp eens dat klager als forensische cliënt via de Wfz onder hoofdstuk 9 van de Wvggz valt en meer specifiek onder de overige forensische cliënten (art. 9:1 lid 2 sub a Wvggz). C. is het niet met de pvp eens dat het beperken van het verlofrecht van klager een Wvggz besluit betreft, meer specifiek een besluit op grond van art. 9:9 lid 2. Derhalve meent C. dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
Ter toelichting het volgende:
Klager verblijft op grond van art. 9:1 lid 2 sub a Wvggz op vrijwillige basis binnen C. Dit vrijwillige verblijf brengt in casu automatisch ook een vrijwillige beperking van de bewegingsvrijheid buiten de B. met zich mee. De B. is immers een gesloten kliniek, wat betekent dat klager niet zelfstandig naar buiten kan gaan. In onder andere de voorwaarden van de strafrechtelijke beschikking en het behandelplan van klager zijn –naar wij vanuit gaan- nadere afspraken overeengekomen rondom zijn verlof. Het verlofplan wordt door de toezichthouder (de reclassering) geaccordeerd en valt onder de voorwaarden waar klager zich aan heeft geconformeerd.
Uit klager zijn klacht maken wij op dat er met klager is afgesproken dat hij op weekdagen vier uur onder begeleiding zich buiten de accommodatie mag bewegen. Dat betekent dus ook dat wanneer er door personeelsgebrek (wat uiteraard wordt betreurd) geen begeleiding aanwezig is klager helaas niet naar buiten kan. Dat betreft echter geen Wvggz-besluit maar een besluit in het kader van zijn verlofplan.
Art. 9:9 lid 2 zoals aangehaald door de pvp ziet ons inziens ook niet op het verlof zoals bedoeld door klager. Het artikel geldt alleen wanneer men de cliënt wil beperken in diens bewegingsvrijheid binnen of rondom de B. Alleen dan dient een beslissing op grond van artikel 9:9 lid 2 van de Wvggz te worden genomen.
Klager is – voor zover uit zijn klacht kan worden opgemaakt – niet beperkt in zijn bewegingsvrijheid binnen of rondom de B. Hij mag zich vrij bewegen binnen de B, slechts zijn vrijheden buiten de B zijn hem ontzegd.
Alles overziend meent C. dat er in deze dan ook geen sprake is van een Wvvgz- besluit. Dat maakt dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. Dit laat onverlet dat C het betreurt dat klager door personeelsgebrek stelt te zijn beperkt in zijn mogelijkheid om met verlof te gaan buiten de B.”
Overwegingen en oordeel
De voorzitter overweegt dat klager op grond van artikel 9:1 lid 2 sub a Wvggz (voor personen die op grond van een strafrechtelijke titel met instemming in een accommodatie verblijven) het recht heeft om gebruik te maken van de Wvggz-klachtenprocedure zoals geregeld in artikel 10:3 Wvggz, maar dat een dergelijke procedure alleen betrekking kan hebben op de klachtgronden – voor zover relevant – genoemd in artikelen 8:14, 8:15, 9:2 en 9:9 Wvggz (zie artikel 9:1 lid 2 sub b Wvggz).
De voorzitter constateert – anders dan klager – dat het niet of niet lang genoeg naar buiten kunnen gaan in het kader van een verlofregeling niet zozeer betrekking heeft op het verblijf binnen of rondom de accommodatie, maar op het verblijf buiten de accommodatie. De klacht van klager, die betrekking heeft op het verlof buiten de accommodatie, kan daarom niet worden opgevat als een klacht tegen een beslissing als bedoeld in artikel 9:9 lid 2 Wvggz. Dit artikel heeft slechts betrekking op beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie. Klager mag zich immers onverminderd vrij bewegen binnen de accommodatie.
De voorzitter ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de klacht van klager betrekking heeft op de overige van overeenkomstige toepassing verklaarde klachtgronden in artikel 9:1 lid 2 Wvggz. De voorzitter is derhalve van oordeel dat het beperken van het verlofrecht van klager geen besluit is op grond van artikel 9:9 lid 2 Wvggz en aldus geen Wvggz-besluit betreft. De klacht is dan ook niet-ontvankelijk.
Beslissing
De voorzitter:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
De schriftelijke beslissing is op 24 december 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door X, voorzitter, bijgestaan door X, ambtelijk secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.