Klacht tegen verplichte zorg in de vorm van medicatie.


Regionale Klachtencommissie Wvggz West-en Midden- Brabant

BESLISSING EX ARTIKEL 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

inzake

mevrouw [klaagster]
Per adres: accommodatie zorgaanbieder te Tilburg

 tegen:

GGz Breburg

Ter zitting vertegenwoordigd door:

De heer [verweerder], psychiater

zaaknummer RKC 24-xxx

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Algemeen

De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van mevrouw [klaagster], geboren [datum], in behandeling genomen.

De commissie is betreffende de klacht tot de volgende beslissing gekomen.

De klacht

Mevrouw [klaagster] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd op [dag] december 2024. Zij  klaagt over het besluit van de zorgverantwoordelijke psychiater, tot verlening van verplichte zorg in de vorm medicatie. Mevrouw [klaagster] stelt dat zij de verplichte Abilify tabletten inneemt en geen Risperdal depot wil.

 Ontvankelijkheid

Klaagster is als cliënte van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd. Haar klacht betreft een klachtgrond ex. artikel 10:3 Wvggz en is ontvankelijk.

De procedure

De beslissing van de commissie luidende dat de klacht ongegrond wordt verklaard is telefonisch medegedeeld aan betrokkenen op 27 december 2024.

De hoorzitting

De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid, en de heer [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 24 december 2024, gehoord:

Zijdens de zorgaanbieder

de heer [verweerder], psychiater HIC, als verweerder, plaatsvervangend voor aangeklaagde, psychiater de heer [zorgverantwoordelijke].

Mevrouw [klaagster], klaagster, was afwezig zonder bericht van verhindering. De heer [pvp], patiëntenvertrouwenspersoon, heeft zich bij de commissie gemeld, maar kon niet deelnemen vanwege de afwezigheid van klaagster.

De heer [verweerder] laat weten dat hij niet de reguliere zorgverantwoordelijke is van mevrouw [klaagster]. Hij vervangt ter zitting de zorgverantwoordelijke, de heer [zorgverantwoordelijke], die wegens werkzaamheden op een andere locatie niet aanwezig kan zijn, maar wel zo nodig telefonisch bereikbaar voor vragen.

De heer [verweerder] licht desgevraagd toe dat er twee soorten antipsychotica is voorgeschreven omdat juist die combinatie in het verleden tot goede resultaten heeft geleid. Het verleden is hierbij een goede voorspeller voor de effectiviteit.

Mevrouw [klaagster] neem de Abilify in tabletvorm goed in, maar wel als verplichte zorg. De Risperdal krijgt ze in depotvorm. Gevraagd of er andere middelen misschien geprobeerd kunnen worden, zegt de heer [verweerder] dat gedurende de acute fase waarin zij zich bevindt, er beter geen andere middelen ingezet moeten worden. Op een later moment, in de onderhoudsfase, indien zij goed gestabiliseerd is zou dat besproken kunnen worden.

Gevraagd naar de verwachte ontwikkeling op de langere termijn licht de heer [verweerder] toe dat er wellicht sprake zal zijn van levenslange medicatie. Alleen bij een langdurige zorgrelatie zonder recidive waarbij zowel mevrouw [klaagster] als haar naasten in de samenwerking een goed CSP opstellen voor vroege signalering zou nagedacht kunnen worden over afbouw.

Voor wat betreft de effectiviteit laat de heer [verweerder] weten dat er zeker sprake is van een positieve ontwikkeling met name voor wat betreft haar boosheid. Haar gedrag is echter nog niet zodanig dat er sprake zou kunnen zijn van ontslag. Er is nog sprake van een manisch component in haar gedrag waardoor ze ontremd is en zichzelf in onveilige situaties kan brengen.

Het oordeel van de commissie

Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen zijdens verweerder ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.

De commissie stelt vast dat de rechtbank per [dag] december 2024  een zorgmachtiging heeft afgegeven in aansluiting op de voortgezette crisismaatregel van [dag] november 2024.

De rechtbank heeft in de zorgmachtiging verschillende vormen van verplichte zorg toegewezen. Ten tijde van de zitting was de volledige beschikking niet beschikbaar doch uit de toewijzing van de verplichte zorg kan worden geconcludeerd dat de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis  die tot gevolg heeft dat er sprake is van (risico op) ernstig nadeel. In de zorgmachtiging  heeft de rechtbank de zorgvormen genoemd die verplicht kunnen worden toegepast om dit nadeel af te wenden. Daaronder ook de zorg waar mevrouw [klaagster] over klaagt, te weten medicamenteuze behandeling.

Mevrouw [klaagster] werd opgenomen op [dag] november 2024 (vanaf [dag] november als verplichte zorg) wegens recidief psychotische decompensatie in het kader van schizofrenie. Deze decompensatie had tot gevolg dat er sprake was van ernstig risico op nadeel.

Het zorgplan van [dag] november 2024 benoemt dat het gedrag van betrokkene zo hinderlijk is dat het agressie van anderen oproept. Alsook dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Klaagster was bij zorgaanbieder, voorafgaand aan de huidige periode van verplichte zorg, reeds bekend met verleende verplichte zorg vanwege voorgaande opname en ambulant zorgtraject.

Indien de betrokkene zich verzet tegen de noodzakelijke medicamenteuze en alvorens over te gaan tot daadwerkelijke toepassing van dwang, dient de zorgverantwoordelijke een besluit te nemen in overeenstemming met de vereisten genoemd in artikel 8:9 en  artikel 2:1 jo. 3:3 Wvggz.

 Het besluit d.d. [dag] december 2024 van psychiater de heer [zorgverantwoordelijke], strekt daartoe.

De commissie toetst hieronder het bestreden besluit ambtshalve.

De commissie stelt vast dat het besluit door de zorgverantwoordelijke de heer [zorgverantwoordelijke], is genomen en dat deze mevrouw [klaagster] op genoemde datum in een overlegsituatie heeft gezien en met haar heeft gesproken over haar toestandsbeeld en de noodzaak tot medicatie. Tevens heeft de heer [zorgverantwoordelijke] gerapporteerd over zijn oordeel inhoudende dat betrokkene als wilsonbekwaam ter zake moet worden beoordeeld.

Het bestreden besluit is op schrift uitgereikt aan klaagster waarbij zij tevens geïnformeerd is over haar recht om een klacht in te dienen en om bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon in te roepen.

De commissie acht hierbij het bestreden besluit in overeenstemming met de bepalingen van genoemd wetsartikel.

De Wvggz eist tevens dat het besluit van de zorgverantwoordelijke voldoet aan de beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid als beschreven in de artikelen 2:1 en 3:3 Wvggz.

De commissie is van oordeel dat bij het bestreden besluit afdoende rekening is gehouden met deze beginselen om de volgende redenen.

Antipsychotische medicatie is naar professionele standaarden een noodzakelijk en effectief middel om psychoses te bestrijden. Er zijn ook geen alternatieve middelen beschikbaar die hetzelfde resultaat zouden kunnen geven.

In de huidige situatie van klaagster is er, aldus verweerder, sprake van positieve voortuitgang. Ook is bij een eerdere behandeling met antipsychotica gebleken dat deze middelen effectief zijn.

De commissie acht de verplichte zorg ook proportioneel gezien de ernst van de situatie waarin klaagster zich bevindt waarbij het haar aan ziektebesef en –inzicht ontbreekt en zij agressie over zichzelf af kan roepen. Ook wordt gerapporteerd over achterdocht, provocerend gedrag en seksueel overschrijdend gedrag. Verwacht mag worden dat klaagster ten gevolge van de behandeling op termijn, binnen haar persoonlijke mogelijkheden, zal kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

De toediening van de medicatie voldoet aan de eisen omtrent veiligheid nu deze in een gecontroleerde klinische omgeving wordt toegediend.

Klaagster heeft in haar klaagschrift geen redenen of argumenten aangedragen die tot andere overwegingen door de commissie zouden kunnen leiden.

Dit alles overziend komt de commissie tot het oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

De beslissing

De klacht van mevrouw [klaagster] van [dag] december 2024 is ongegrond.

Datum uitspraak        : Tilburg, 24 december 2024