Uitspraak
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van de heer <naam klager>, (hierna te noemen klager), verblijvende te <naam verblijfplaats>. De klacht richt zich tegen het besluit verlenen verplichte zorg door middel van medicatie, genomen door mevrouw <naam psychiater>, psychiater en mevrouw <naam verpleegkundig specialist>, verpleegkundig specialist (hierna te noemen verweersters).
Verloop procedure
– Klachtenformulier van dhr. <naam klager>, ontvangen op 21 november 2024;
– Verweerschrift van <naam verweersters>, ontvangen op 27 november 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 27 november en 4 december 2024.
De commissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de stukken uit zijn medisch dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
Bij de klacht is een verzoek gedaan tot schorsing van de verplichte zorg. Mevrouw <naam verpleegkundig specialist> is op 25 november 2024 akkoord gegaan met schorsing van de depotmedicatie tot aan de datum van de zitting. Partijen zijn per brief en per e-mail hiervan in kennis gesteld.
De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 4 december 2024, waarbij klager en verweersters in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klager werd hierbij ondersteund door de heer <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon.
Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 4 december 2024 per brief en per e-mail aan partijen medegedeeld.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3
sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.
De klacht
De klacht richt zich tegen het verlenen van verplichte zorg door middel van medicatie. Klager licht zijn klachten, zakelijk en verkort weergegeven, als volgt toe:
Klager krijgt één keer per vier weken 150 mg xeplion middels een depot verplicht toegediend. Klager stelt dat deze medicatie hem niet helpt. Klager is door Ho’oponopono (een Hawaïaanse genezingsmethode) van zijn klachten (negatieve herinneringen) verlost. Klager wil zonder medicatie verder met deze genezingsmethode.
Daarnaast ervaart klager veel nare bijwerkingen, zoals hoofdpijn, dufheid en slechte concentratie. Ook loopt klager moeilijk door de medicatie. Klager wordt al langdurig behandeld met antipsychotische medicatie en hij vindt dit niet helpend.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Klager verblijft sinds 27 september 2024 met een zorgmachtiging op de <naam afdeling> waar hij voor is aangemeld vanuit <naam instelling> in <naam woonplaats>. Klager lijdt aan een schizo affectieve stoornis van het bipolaire type. Er is sprake van magisch denken, klager heeft het gevoel de Messias te zijn en krijgt opdrachten ingestraald. In het verleden heeft klager een levensdelict gepleegd tijdens een manisch psychotische episode, waarna hij een TBS behandeling heeft gehad.
Klager was ingesteld op een depot van 100mg xeplion maar desondanks kon klager psychotisch en ontregeld raken. Vanuit <naam instelling> hebben verweersters het verzoek gekregen om de dosering xeplion op te hogen zodat klager adequaat ingesteld zou zijn. Verweersters achten deze ophoging ook noodzakelijk nu bekend is vanuit het verleden dat de veiligheid ernstig in het geding kan komen. De familie van klager dringt ook aan op adequate medicamenteuze behandeling bij het huidige toestandsbeeld.
Verweersters zijn op de hoogte van de bijwerkingen die de xeplion geeft bij klager en trachten hiervoor ook behandeling voor te bieden. Ophoging van de medicatie is echter wel noodzakelijk en proportioneel gezien het huidige toestandsbeeld. Alternatieven zijn niet acceptabel wat verweersters betreft, orale medicatie is wegens niet therapie-trouw zijn geen optie en kan een onaanvaardbaar risico opleveren.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
De commissie overweegt dat er door de rechter d.d. 29 augustus 2024 een zorgmachtiging voor klager is afgegeven vanwege een psychiatrische stoornis en daar uit voortkomend risico op ernstig nadeel. Op basis hiervan is behandeling van de psychische stoornis mogelijk, ook als klager daar niet aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat klager lijdt aan een psychiatrische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch-psychiatrisch deskundig onderzoek gebaseerde diagnose.
De commissie ziet geen aanwijzingen dat er onzorgvuldig gehandeld zou zijn ten aanzien van het inzetten van de verplichte zorg. Hoewel klager dit niet zo ziet, is de verplichte zorg ingegeven om ernstig nadeel af te wenden (bijvoorbeeld te voorkomen dat de veiligheid van klager en/of zijn omgeving in het geding komt), en met het doel om het toestandsbeeld (verder) te stabiliseren. De commissie overweegt dat zonder de toepassing van verplichte zorg er voor klager een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz zal blijven bestaan. De commissie acht het besluit tot verplichte zorg met medicatie inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig.
De commissie is van oordeel dat verweersters in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van (anti psychotische) medicatie (i.c. xeplion) kon en kan worden afgewend. Hiertoe is op 30 september 2024 een art. 8.9. beslissing door de zorgverantwoordelijke genomen.
Met betrekking tot de verplichte zorg door middel van medicatie, wordt overwogen dat verweersters hierin volgens de richtlijnen en de behandelstandaard handelen. De voorgeschiedenis is betrokken, waarbij klager in een lange voorgeschiedenis in de ggz heeft en met de huidige dosering (100mg xeplion) opnieuw ontregelt is. Er is geprobeerd om overeenstemming te bereiken over het gebruik van (een verhoogde dosering) xeplion maar klager wil hier niet mee instemmen. Het alternatief dat klager zelf aandraagt (de Hawaïaanse genezingsmethode Ho’oponopono) acht de commissie niet volgens de gangbare behandelstandaarden voor dit ziektebeeld, en is daarom geen passend of toereikend alternatief.
De commissie constateert dat de keuze voor het soort en dosering van de medicatie, zorgvuldig en weloverwogen is gemaakt en zorginhoudelijk goed is onderbouwd. Verweersters zijn zich bewust van de bijwerkingen die klager ervaart, maar zien geen alternatief. De orale medicatie die klager voorstelt, is naar oordeel van de commissie ook geen passend alternatief, onder andere omdat hij dit in (toekomstige) ambulante setting eenvoudig naast zich neer kan leggen.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de beslissing tot behandeling met medicatie voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en dat de klacht ongegrond moeten worden verklaard.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht ongegrond.
Op 4 december 2024 vastgesteld door de commissie:
Mevrouw mr. L. Bos, voorzitter;
De heer G.V.J. Thomas, psychiater;
Mevrouw I. de Val, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 13 december 2024
Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.