Klacht tegen verplichte medicatie is ongegrond


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken    

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van A., gedateerd 4 december 2024, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 5 december 2024, nummer 2412-189

Datum: 16 december 2024

Inleiding

De Klachtencommissie is op 16 december 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder).

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Aanwezig

Klager: A.;
bijgestaan door: C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: D., onderdeel van B., vertegenwoordigd door E., psychiater (vervanger van F. de behandelend psychiater); en een persoonlijk begeleider van klager. 

Stukken

De Klachtencommissie, hierna: de Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, ontvangen op 5 december 2024;
  2. de reactie van verweerder, ontvangen op 10 december 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

Samenvatting

De klacht betreft de verplichte behandeling met medicatie. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is, omdat wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg.

De feiten en omstandigheden

Aan de stukken ontleent de Commissie het volgende.

Klager is blijkens de (medische) gegevens bekend met een psychose met katatone kenmerken bij mogelijke schizofrenie, dan wel een autismespectrumstoornis. 

Bij beschikking van 8 december 2023 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie. 

Op 25 oktober 2024 is klager gedwongen opgenomen op D., onderdeel van B. Voorafgaand aan de opname werd hij ambulant behandeld.

Op 30 oktober 2024 heeft klager een klacht ingediend bij de Commissie tegen de beslissing van de zorgaanbieder om hem op te nemen in de accommodatie. De Commissie heeft de klacht vervolgens bij beslissing van 11 november 2024 inhoudelijk ongegrond verklaard. Procedureel is de klacht gegrond verklaard wegens het ontbreken van de beslissing tot opname, zoals gesteld in artikel 8:9 van de Wvggz.  

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 van de Wvggz is klager vervolgens op 11 november 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving, de zogenoemde aanzeggingsbrief, is onder meer aangegeven dat ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het toedienen van medicatie’ noodzakelijk wordt geacht. 

In de beslissing staat verder vermeld dat: ‘het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie noodzakelijk is om betrokkene tijdens een ontregeling te stabiliseren en een nieuwe periode te voorkomen. Gezien het afwezige ziektebesef van betrokkene is het noodzakelijk om hiervoor een juridisch vangnet te hanteren, omdat de kans zeer aanwezig is dat hij de medicatie zal staken. Farmacotherapeutische therapie (medicatie) staat in de richtlijnen omschreven als effectieve medicatie bij katatonie. Indien er naast medicatie ook andere mogelijkheden zijn om betrokkene te stabiliseren, zullen deze worden ingezet’. 

De behandelaar komt in deze beslissing voorts tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft.

Bij beschikking van 18 november 2024 heeft de rechtbank besloten voor klager een (aansluitende) zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie. 

De klacht

Klager verzet zich tegen de beslissing van de zorgaanbieder, naar aanleiding van de hierboven genoemde zorgmachtiging, om hem verplicht te behandelen met medicatie.

Schorsingsverzoek

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 9 december 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie heeft klager hier op 9 december 2024 over geïnformeerd. De Commissie zal zich verder beperken tot een oordeel over de klacht.

Het standpunt van klager

Klager is het niet eens met de toediening van medicatie. Hij heeft naar eigen zeggen geen psychotische stoornis en hij heeft geen medicatie nodig. De enige problemen die hij heeft, zijn van financiële aard. Hij heeft het idee dat zijn situatie niet juist is beoordeeld. Hij heeft dan ook mede daarom, onlangs om nieuwe behandelaars gevraagd. Die heeft hij toegewezen gekregen. Wat betreft hun voornemen om de dosering van de voorgeschreven medicatie te verhogen van 3 mg naar 6 mg, is hij het niet met zijn nieuwe behandelaars eens. Sterker, betrokkene voelt zich beter zonder medicatie. 

De pvp merkt terzijde op dat zij zich afvraagt of klager, nu hij nieuwe behandelaar(s) heeft, ook een nieuwe aanzeggingsbrief ex artikel 8:9 Wvggz had moeten ontvangen.

Het standpunt van verweerder

De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de (gedwongen) behandeling met medicatie noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. De behandelaars hebben het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

Klager is sinds 2012 bekend in de geestelijke gezondheidszorg. Hij is verschillende keren (gedwongen) opgenomen geweest waarbij onder andere een slechte voedingstoestand werd gezien, die steeds grotendeels voortkwam uit psychotisch en katatoon gedrag. Zonder adequate behandeling bestaat er levensgevaar. In de aanloop naar de huidige opname was klager uit beeld bij de zorgverleners. De psychiater van het ambulante team en haar collega’s hebben flinke inspanningen verricht om weer in contact te komen met klager. Nadat klager weer in beeld kwam bij zijn behandelaars, werd besloten tot een klinische opname op D. 

De behandelaars stellen dat niet alleen het zeer ernstige ondergewicht van klager potentieel levensbedreigend is, maar ook zijn psychiatrische toestandsbeeld, vanwege de mogelijkheid van autonome disregulatie of het structureel onthouden van bijvoorbeeld vocht. In de kliniek is dan ook besloten tot een medicamenteuze behandeling (voor katatonie en psychose) om het ernstig nadeel te doen verminderen. In dat kader is opgemerkt dat de dosering van 3 mg hiervoor in ieder geval noodzakelijk is. Mocht het toestandsbeeld van klager met deze dosering onverhoopt binnenkort niet verbeteren, dan zal (mogelijk) worden overgegaan tot een verhoging van de dosering naar 6 mg. Hoewel wordt geprobeerd dat in overleg met klager te doen, wordt een gedwongen toepassing hiervan in de toekomst niet uitgesloten. 

Overwegingen en oordeel

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt. 

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat klager lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis met katatonie. Hoewel klager de huidige ontregeling ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose van de stoornis. Hierbij merkt de Commissie op dat zij de bewering van klager dat financiële problemen de oorzaak zijn van zijn klachten onvoldoende aannemelijk acht. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van de psychische stoornis en de door de behandelaars geconstateerde huidige ontregeling.

Er is sprake van een groot risico op zelfverwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en levensgevaar van klager indien geen verbetering in zijn toestandsbeeld optreedt. Deze situatie deed zich ook voor op 25 oktober 2024, toen klager opgenomen werd. De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder een behandeling met medicatie kon en kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. 

De Commissie heeft verder kunnen vaststellen dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op 11 november 2024, op de juiste wijze, schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met medicatie 

De Commissie verklaart de klacht ongegrond.

Terzijde merkt de Commissie nog op dat zij heeft begrepen dat klager zelf om nieuwe behandelaars heeft gevraagd en dat deze kennelijk onlangs zijn toegewezen. Dit betekent volgens haar niet, zoals de pvp heeft opgemerkt, dat er na 11 november 2024 een nieuwe 8:9 Wvggz beslissing had moeten worden uitgereikt. 

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is op 17 december 2024 telefonisch aan partijen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 30 december 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door X,, voorzitter, X., lid, psychiater en X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.