Klachtnummer: 24.01.490
De klachtencommissie van Parnassia Groep
heeft het volgende overwogen en geoordeeld omtrent de klacht van:
NAAM
geboren op DATUM
thans verblijvende te NAAM INSTELLING
tegen
NAAM, psychiater
hierna te noemen: verweerder
verbonden aan NAAM INSTELLING
PROCEDURE
Bij brief van DATUM heeft klager zich met bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon gewend tot de Klachtencommissie van Parnassia Groep (de commissie) met een klacht. De commissie verklaart de klacht ontvankelijk in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift van DATUM;
- het verweerschrift van DATUM;
- de stukken uit het medische dossier indien en voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht.
Klager heeft de commissie toestemming gegeven tot inzage in zijn patiëntendossier.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op DATUM. Bij die gelegenheid zijn de navolgende personen gelijktijdig gehoord: klager, bijgestaan door de patiënten vertrouwenspersoon, en verweerder. Als toehoorder, in het kader van haar opleiding, was aanwezig advocaat NAAM.
1. DE FEITEN
Op DATUM is klager opgenomen op grond van een lopende zorgmachtiging. De zorgmachtiging is door de rechtbank afgegeven op DATUM voor de duur van een jaar.
In de aan de zorgmachtiging ten grondslag gelegde medische verklaring is opgenomen dat bij klager sprake is van een psychotische stoornis bij middelengebruik bij een kwetsbaar brein met een verstandelijke beperking.
Op DATUM is door of namens de zorgverantwoordelijke op basis van artikel 8:9 Wvggz een beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg ter uitvoering van de zorgmachtiging.
2. DE KLACHT EN HET STANDPUNT
De aan de commissie voorgelegde klacht heeft betrekking op de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van insluiten en de omstandigheden en begeleiding tijdens de insluiting.
Klager heeft schriftelijk aan de commissie en ter zitting het volgende naar voren gebracht.
Klager is in de EBK opgenomen en er is tien dagen achter elkaar medicatie toegediend. Er werd hem verteld dat hij schreeuwde, maar volgens klager was er geen sprake van boosheid of agressie. Hij kon alleen niet goed praten omdat hij zijn gebit niet had.
Klager stelt daarbij dat hij vanaf 03.00 tot 11.00 geen water heeft gehad. Hij kreeg alleen een beetje water om zijn mediatie in te nemen. Dit maakte het praten nog moeilijker. Ter zitting voegt klager hier aan toe dat hij gewend is om veel te drinken. Ook kreeg klager te weinig eten. Het eten dat hij kreeg kon hij niet eten vanwege zijn gebit. Er is geen alternatief gegeven.
Tot slot stelt klager dat een begeleider zou hebben gezegd: “Ik ga je discipline leren, “ en daarop de deur dichtgeslagen heeft.
3. HET VERWEER
Verweerder heeft samengevat het volgende naar voren gebracht.
Bij klager is sprake van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Hij is in zorg bij NAAM INSTELLING en er is in de afgelopen jaren sprake geweest van meerdere klinische opnames (meestal één forse ontregeling per jaar, vrijwel altijd door middelenmisbruik). Bij klager staat achterdocht/paranoia en stemmen horen voorop in de psychose, vanuit ontregeling is hij bekend met agressie naar mensen, ook tijdens eerdere opnames. Reden van huidige opname was het voorkomen van ernstig nadeel: er was sprake van dreiging met agressie/tekenen van brandstichting in de thuissituatie, vanuit zijn ziektebeeld. Daarbij was door familieleden die hem goed kennen contact gezocht o.a. met de crisisdienst om aan te dringen op opname.
Klager heeft na aanzeggen opname zich fors verzet, waardoor politie geweld heeft moeten gebruiken. Hij kwam zeer geladen en geagiteerd binnen, daardoor was een gesprek voeren niet mogelijk. Op dat moment werd ingeschat dat begeleiding op de afdeling een groot risico op ernstig nadeel in de vorm van agressie naar derden zou leiden en werd klager in de EBK geplaatst.
In de eerste periode in de EBK lukte het moeilijk om in gesprek te komen, waarbij ons inziens het probleem van het gebit niet de overwegende reden daarvoor was, maar het toestandsbeeld. Vanwege de combinatie van toestandsbeeld, ontbrekend ziektebesef en ernstig nadeel terwijl klager orale medicatie weigerde, is er sprake geweest van verplichte medicatie. Klager had zeker in het begin vanuit zijn achterdocht en boosheid moeite met het vertrouwen van de begeleiding, waardoor de samenwerking moeilijk verliep.
In de avond van DATUM wordt klager opgenomen, op dat moment is contact nagenoeg onmogelijk. De dag erna wordt duidelijk dat hij graag zijn gebitsprothese wil en de verpleging maakt hiervan een aantekening: de contactpersoon neemt dan niet op. Uiteindelijk is er contact tussen klager en familie en kreeg hij zijn gebit.
Omtrent het eenmalig niet geven van water is het volgende terug te lezen in de rapportage:
5.30 Dhr belt, hij vraagt een kop thee, dit gebracht en een kort contact moment.
5.45 Dhr belt, hij wil water, dit niet gebracht, dhr wordt boos en begint te schreeuwen, contact verbroken vanaf 6.15 non stop bellen, zeer onvriendelijk in contact.
Patiënten krijgen meestal 3 bekers water voor de nacht in de EBK, om voldoende vocht voor de nacht tot de beschikking te hebben. Hoogst waarschijnlijk is de inschatting gemaakt dat er niet sprake was van een acuut vocht tekort en klager reeds voldoende had gedronken.
Wat betreft de hoeveelheid eten: patiënten in de EBK krijgen altijd 3 maaltijden per dag, met daarbij koffie/thee en rookmomenten. Op verzoek kunnen patiënten altijd nog extra eten krijgen. Dit zijn redelijk standaard porties. Naar ons weten heeft klager deze maaltijden altijd gekregen.
Omtrent de mogelijke uitspraak door een begeleidend verpleegkundige is niet volledig opheldering te geven, dit is namelijk niet gerapporteerd. Navraag in het team tot nu toe leverde nog geen duidelijkheid op. Het is zeker mogelijk dat een verpleegkundige in de beginfase de deur met enige snelheid dicht kan hebben geslagen als deze inschatte dat er een risico was dat klager zou proberen uit de EBK te komen op een moment dat dit niet veilig was. Een belangrijk doel bij de begeleiding is om wel zodanig in contact met personen te komen dat veilige samenwerking mogelijk is.
4. DE BEOORDELING
Op grond van artikel 8:9 Wvggz kan, mits aan alle wettelijke eisen voldaan is, de zorgverantwoordelijke als uiterst middel beslissen tot het verlenen van verplichte zorg ter uitvoering van de hier aan de orde zijnde zorgmachtiging.
Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat zowel direct voorafgaand aan de insluiting als in de periode tot de-separatie sprake was van aanhoudend verbaal agressief en dreigend gedrag op grond waarvan insluiting noodzakelijk was. Met het oog op het voorkomen van ernstig nadeel, acht de commissie de beslissing proportioneel. Er waren geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hadden. Op basis van de stukken en het behandelde ter zitting is genoegzaam vast komen te staan dat verweerder heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften. De commissie verklaart de klacht op dit onderdeel ongegrond.
De overige klachtonderdelen zien op de omstandigheden en begeleiding tijdens de insluiting.
Onder goede zorg wordt op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wkkgz, verstaan zorg van goede kwaliteit en van goed niveau:
- die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt,
- waarbij zorgverleners handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard, waaronder de overeenkomstig artikel 66b van de Zorgverzekeringswet in het openbaar register opgenomen voor hen geldende professionele standaard, en
- waarbij de rechten van de cliënt zorgvuldig in acht worden genomen en de cliënt ook overigens met respect wordt behandeld.
Gelet hierop zal de commissie achtereenvolgens de overige klachtonderdelen bespreken.
Ten aanzien van hetgeen klager stelt met betrekking tot de hoeveelheid drinken tijdens zijn verblijf in de EBK constateert de commissie op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting dat patienten standaard drie bekers water krijgen voor de nacht en dat niet uit de rapportage is gebleken dat hiervan in het beleid ten aanzien van klager is afgeweken. Ter zitting is naar voren gekomen dat klager over het algemeen veel drinkt. Dit is niet uit de rapportage naar voren gekomen. Hoewel de commissie het betreurt dat hierover niet is gerapporteerd kan echter niet worden vastgesteld dat geen rekening is gehouden met de individuele behoefte van klager.
Voor wat betreft de klacht over het eten concludeert de commissie op basis van de rapportages en het verhandelde ter zitting dat niet is gebleken dat klager te weinig eten aangeboden heeft gekregen noch dat geen rekening is gehouden met het feit dat klager vanwege zijn gebitsprothese geen voedingsmiddelen kan eten die te hard zijn. Volgens het beleid krijgen patienten in dat geval een alternatief aangeboden zoals vla. De commissie ziet in de rapportage geen aanknopingspunten om aan te nemen dat hiervan zou zijn afgeweken.
Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel is de commissie op basis van de rapportages en het verhandelde ter zitting gebleken dat communicatie met klager de eerste dagen van de insluiting moeilijk was wegens aanhoudende agressie en dreiging. Daarnaast was het lastig om met klager samen te werken en afspraken te maken. De commissie acht het dan ook met verweerder voorstelbaar dat de verpleegkundige de deur dicht heeft kunnen slaan in verband met de inschatting van een mogelijk onveilige situatie. De commissie stelt echter, mede op basis van het verweer ter zitting gevoerd, dat er op dit onderdeel niet is vast te stellen dat hierbij een dergelijke uitspraak als ‘ik ga je discipline leren’ is gedaan. Hoewel dit niet is vast te stellen, is door verweerder ter zitting aangegeven dat dergelijke negatieve opmerkingen niet de bedoeling zijn en dat dit punt in ieder geval wordt meegenomen bij de evaluatie met het team.
Concluderend is de commissie van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij als zorgverlener jegens klager had te betrachten en acht bovenstaande klachtonderdelen die betrekking hebben op de omstandigheden en begeleiding tijdens de insluiting ongegrond.
5. DE BESLISSING
De Klachtencommissie van Parnassia Groep:
-verklaart de klacht ongegrond.
De beslissing is op DATUM gegeven door NAAM voorzitter, NAAM, psychiater niet praktiserend, NAAM, lid-psycholoog/verpleegkundige, bijgestaan door NAAM, ambtelijk secretaris, ondertekend op DATUM
NAAM
voorzitter
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen,
namens deze,
NAAM
ambtelijk secretaris