Uitspraak
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van mevrouw <naam klaagster>, (hierna te noemen klaagster), verblijvende te <naam verblijfsplaats>. De klacht richt zich tegen het besluit tot het verlenen van verplichte zorg door middel van medicatie, genomen door de heer <naam psychiater>, psychiater en de heer <naam arts-assistent>, arts-assistent (hierna te noemen verweerders).
Verloop procedure
– Klachtenformulier van mw. <naam klaagster>, ontvangen op 13 december 2024;
– Verweerschrift van dhr. <naam psychiater> en dhr. <naam arts-assistent>, ontvangen op 20 december 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 19 december 2024.
De commissie heeft met toestemming van klaagster inzage gehad in de stukken uit haar medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 9 januari 2025, waarbij klaagster en verweerders in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klaagster werd hierbij ondersteund door dhr. <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon.
Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 10 januari 2025 per brief en per e-mail aan partijen medegedeeld.
Ontvankelijkheid en bevoegdheid
De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3
sub f Wvggz en de commissie bevoegd nu GGNet bij deze is aangesloten.
De klacht
De klacht richt zich tegen het verlenen van verplichte zorg door middel van medicatie. Klaagster licht haar klachten, zakelijk en verkort weergegeven, als volgt toe:
Klaagster moet dagelijks een dosering van 15 mg olanzapine innemen. Klaagster heeft veel last van bijwerkingen door dit middel. Ze wordt er duizelig van en ervaart ‘zeebenen’ en botst daardoor overal tegenaan. Van de olanzapine heeft ze het meeste last, dit middel wil ze helemaal niet meer innemen.
Daarnaast moet klaagster vier keer per dag 2,5 mg lorazepam innemen, dus 10 mg per dag. Dit vindt klaagster veel te veel, ze slaapt erg lang door het middel en noemt haar toestand comateus. Soms kan ze daardoor ’s nachts niet slapen, omdat ze overdag in bed ligt. Normaal is ze overdag erg actief, maar door het middel is ze overdag erg moe en juist ’s nachts actief. Klaagster staat eventueel open voor en lagere dosering lorazepam, alleen zo nodig.
Ook moet klaagster iedere dag depakine slikken, dit middel wil klaagster afbouwen, omdat ze zich zorgen maakt om de negatieve werking op haar leverwaarden. Klaagster wenst dit nauwkeurig te doen, omdat ze weet dat zomaar afbouwen gevaarlijk is. Uiteindelijk wenst ze het niet meer in te nemen, omdat ze zichzelf rustig kan maken.
Het stoort klaagster dat het ene middel wordt verhoogd en het andere hetzelfde blijft. Klaagster ervaart dat ze van al deze medicatie slechter wordt in plaats van beter. De opname vindt klaagster ook onnodig en onterecht. De ggz-zorg brengt haar niks goeds vindt ze.
Klaagster wil de dosering van de bovenstaande middelen afbouwen, maar verweerders willen niet. Omdat klaagster er met de verweerders niet uit komt dient ze de klacht in. Klaagster noemt zelf
haloperidol als mogelijk alternatief voor de huidige middelen.
Het verweer
In het verweer is het volgende naar voren gebracht.
Klaagster is gediagnosticeerd met een schizo-affectieve stoornis en is de afgelopen jaren meermaals opgenomen geweest binnen GGNet. In 2023 is ze een halfjaar opgenomen geweest op de <naam afdeling eerdere opname>. Daarna heeft klaagster een aantal maanden ambulante zorg ontvangen terwijl ze in een eigen woning verbleef. In deze periode ontvingen de politie en gemeente vanuit buurtbewoners veel klachten over overlast en verbale agressie vanuit klaagster. Dit leidde tot een aantal beoordelingen door de crisisdienst. Klaagster kreeg ook een verbod om te reizen met de OV taxi plus, nadat ze zich meermaals ernstig had misdragen in de taxi.
Naar aanleiding van de bovenstaande situaties organiseerde de gemeente <naam woonplaats> een multidisciplinair overleg, waarop het ACT-team van GGNet hun werkhypothese deelde. Klaagster zou een schizoaffectieve stoornis met comorbide een gedragsstoornis hebben, met daarbij grensoverschrijdend gedrag en risicovol gedrag voor zichzelf en naar anderen toe. In april 2024 werd klaagster opgenomen in het <naam afdeling eerdere opname> wegens een ontregeld toestandsbeeld. Na een stabilisatieperiode is klaagster vervolgens opgenomen op de <naam afdeling eerdere opname>. Hier vond een manisch psychotische decompensatie plaats en geconcludeerd werd dat verhoging van de olanzapine wenselijk was. Klaagster ageerde daar sterk tegen waarna zij is opgenomen op de <naam huidige afdeling>.
Gedurende de opname in <naam woonplaats> is klaagster regelmatig zichtbaar onrustig en geïrriteerd, wat zich uit in verbale agressie, dreigementen, slaan met en op deuren, schelden en gooien met voorwerpen. Daarnaast houdt klaagster zich regelmatig niet aan de gemaakte afspraken; ze drinkt alcohol en rookt op haar kamer. Klaagster houdt zich ook niet aan de behandeladviezen en aan de voorwaarden bij vrijheden en verlof. Dit alles ondanks herhaaldelijke waarschuwingen van behandelaren en verpleegkundigen.
De lorazepam wordt ingezet om agitatie of ernstige onrust, die uit de stemmingswisselingen en psychotische symptomen van klaagster voortkomen, te dempen. Klaagster wordt door het middel gekalmeerd, waardoor escalatie en gevaar voor zichzelf of anderen wordt voorkomen. Toen klaagster in <naam woonplaats> aankwam werd de dosering lorazepam ingesteld op twee keer 1 mg en twee keer 2,5 mg per dag. Omdat klaagster zich niet aan de regels en verloftijden hield, kreeg ze op 3 december de keuze tussen of de dosering lorazepam of de olanzapine op te hogen. Dit werd de lorazepam, deze werd opgehoogd naar vier keer 2,5 mg per dag. Verweerders zijn zich bewust van de mogelijke bijwerkingen van dit middel, zoals sedatie. Gezien de ernst van de agitatie en het risico op escalatie vinden zij dit wel, in elk geval tijdelijk, noodzakelijk om de veiligheid van klaagster en anderen te waarborgen. Door positieve veranderingen in het gedrag van klaagster, ze leeft de regels beter na en straalt meer rust uit, is op de dag van de hoorzitting besloten de lorazepam weer af te gaan bouwen, dit is ook nodig vanwege de verslavende werking van het middel.
De olanzapine is voorgeschreven om psychotische symptomen zoals hallucinaties, wanen en ernstige stemmingswisselingen te stabiliseren. Aan het begin van de opname werd de dosering in overleg met klaagster afgebouwd van 15 mg naar 12,5 mg. Vanwege aanhoudende onrust en de eerdere poging de medicatie op een andere manier te wijzigen is op 9 december besloten de olanzapine stapsgewijs op te hogen naar 15 mg. Over de mogelijkheid om haloperidol voor te schrijven als alternatief voor de olanzapine, geven de verweerders aan dat ze verwachten dat klaagster ook bij dit middel last zal krijgen van bijwerkingen, met name het krijgen van stijve spieren. Hier heeft ze door de medicatie die ze nu krijgt ook al last van, maar verweerders verwachten dat dit bij haloperidol erger zal zijn.
De depakine wordt gebruikt om ernstige stemmingswisselingen die kenmerkend zijn voor een schizo-affectieve stoornis te voorkomen of te verminderen. Gedurende de opname in <naam woonplaats> is de dosering depakine niet aangepast en zijn er bij het bloed prikken geen nadelige veranderingen van haar leverwaarden geconstateerd. Dit is op 11 december met klaagster besproken.
Verweerders achten de toediening en de huidige dosering van de bovenstaande middelen subsidiair, proportioneel en doelmatig. De verwachting is dat een gedwongen zorgkader met gestructureerde inname van medicatie de enige manier is om ernstig nadeel bij klaagster te voorkomen. Het ernstig nadeel dat met de verplichte zorg wordt voorkomen bestaat uit: escalatie van agressief of destructief gedrag; het opwekken van agressie bij anderen door hinderlijk gedrag; zelfbeschadiging of gevaar voor suïcide door verhoogde agitatie; het risico van fysieke interventies, zoals separatie of dwangmiddelen, door ernstige onrust. Een versnelde afbouw van medicatie geeft risico op terugkeer van de problematiek, dit was ook te zien tijdens een eerdere periode in de <naam afdeling eerdere opname>. Om toekomstig recidive en ernstig nadeel te voorkomen is een zorgvuldig gekozen kleine dosisverlaging van de medicatie na stabilisatie in de kliniek mogelijk. Het tot die tijd aanhouden van de huidige dosering wordt als doelmatig gezien.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
De commissie overweegt dat er op 9 juli 2024 door de rechter met betrekking tot klaagster een zorgmachtiging is afgegeven voor de duur van twaalf maanden, vanwege een psychiatrische stoornis (schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type) en daar uit voortkomend risico op ernstig nadeel. Op basis hiervan is behandeling van de psychische stoornis mogelijk, ook als klaagster daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt. Het toedienen van medicatie is in de zorgmachtiging genoemd als in te zetten vorm van verplichte zorg.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de commissie gebleken dat klaagster lijdt aan voornoemde psychiatrische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Klaagster heeft geen of beperkt ziektebesef en geen ziekte inzicht. Zij geeft aan dat (verdere) hulp of behandeling met medicatie niet nodig is en dat als het aan haar ligt zij zou stoppen met de ggz en de wijde wereld in zou trekken. Volgens de commissie getuigt dit niet van realiteitszin.
De commissie is van oordeel dat verweerders in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel (decompensatie met o.a. geagiteerd en soms ook agressief gedrag tot gevolg, veroorzaken van brandgevaar, waterschade, etc.) niet zonder toediening van anti psychotische medicatie in de vorm van olanzapine en kalmerende medicatie in de vorm van lorazepam en depakine kon en kan worden afgewend. Een (tijdelijke) verhoging van de dosering van de lorazepam en olanzapine bleek noodzakelijk om klaagster te stabiliseren. Verweerders hebben per middel helder uiteen gezet waarom het middel in de huidige dosering noodzakelijk is.
Verweerders hebben hierin volgens de bij deze diagnose behorende richtlijnen en de behandelstandaard gehandeld, passend bij het actuele ziektebeeld. De voorgeschiedenis is betrokken en er is geprobeerd om overeenstemming te bereiken over de aangewezen behandeling voor de aanwezige problematiek. Er is aangezegd dat de dosering zou worden opgehoogd als er decompensatie zou optreden. In het verleden is meerdere keren tegemoet gekomen aan de wens van klaagster om de medicatie af te bouwen, wat echter (steeds weer) leidde tot nieuwe periodes van decompensatie met maatschappelijke teloorgang en ander ernstig nadeel tot gevolg. De commissie ziet bereidwilligheid bij de behandelaren om tegemoet te komen aan de wensen van klaagster echter binnen de grenzen van wat verantwoord is.
De commissie overweegt dat zonder adequate medicatie er voor klaagster een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz zal blijven bestaan. De commissie acht het besluit tot verplichte zorg met medicatie en opname daarom inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig. Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de beslissing tot verplichte behandeling met medicatie voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en verklaart de klacht ongegrond.
Oordeel
De commissie verklaart de klacht op grond van bovenstaande overwegingen ongegrond.
Op 9 januari 2025 vastgesteld door de commissie:
Mevrouw mr. L. Bos, voorzitter;
De heer G.V.J. Thomas, psychiater;
Mevrouw I van de Gevel, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
De heer W. Beute
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 28 januari 2024
Tegen deze uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.