Uitspraak
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van de heer <naam klager>, (hierna te noemen klager), wonende te <naam woonplaats>. De klacht richt zich tegen het besluit verlenen verplichte zorg door middel van medicatie (2 ml fluanxol), genomen door de heer <naam verweerder>, psychiater (hierna te noemen verweerder).
Verloop procedure
– Klachtenformulier van <naam klager>, ontvangen op 18 oktober 2024;
– Verweerschrift van <naam verweerder>, ontvangen op 23 oktober 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 23 oktober 2024.
De commissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de stukken uit zijn medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 8 november 2024, waarbij klager en verweerder in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klager werd hierbij ondersteund door de heer <naam pvp>, patiëntenvertrouwenspersoon (hierna te noemen de pvp).
Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 8 november per brief en per e-mail aan partijen medegedeeld.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3
sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.
De klacht
De klacht richt zich tegen het verlenen van verplichte zorg door middel van medicatie (2 ml fluanxol). Klager licht zijn klachten, zakelijk en verkort weergegeven, als volgt toe:
Klager ervaart nare bijwerkingen van deze medicatie (namelijk: impotentie) en wil daarom stoppen met de huidige dosis fluanxol en deze afbouwen met 0,2 ml per 3 maanden, tot een dosis van 1 ml fluanxol. Klager stelt een heel langzame afbouw voor, waarbij hij in 15 maanden naar 1 ml gaat. De pvp voert aan dat er bij zo’n langzame afbouw geen sprake zal zijn van ernstig nadeel: klager kan goed gemonitord worden en bij verslechtering kan er snel worden ingegrepen door verweerder of de begeleiding in de BW.
Klager benadrukt dat hij niet volledig wil stoppen met de fluanxol, maar hij wil afbouwen naar een lagere dosis: klager verwacht dat het probleem van de impotentie daardoor verholpen wordt en dat zijn levensvreugde zal toenemen. Klager is blij met de verwijzing naar de seksuoloog en heeft inmiddels een afspraak gemaakt.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Klager en verweerder zijn al langer in gesprek over de dosering van de fluanxol. Naar aanleiding van een gesprek op 30 april 2024 heeft verweerder de dosis verlaagd, vanwege medische overwegingen naar aanleiding van de algehele gezondheidssituatie van klager. Dit heeft verweerder ook aan klager en de pvp uitgelegd.
Verweerder is ervan overtuigt dat klager op dit moment niet zonder het fluanxol depot kan. In het verleden is vaker geprobeerd om aan de wensen van klager tegemoet te komen, wat resulteerde in langdurig ernstig nadeel voor klager en derden (waaronder opnames). Er zijn meerdere soorten medicatie geprobeerd, waarbij uiteindelijk de fluanxol voor stabiliteit zorgt waardoor een bestaan buiten de klinische setting mogelijk is.
Verweerder is steeds duidelijk geweest naar klager wat er wel en niet mogelijk is ten aanzien van de medicatie. Wat zijn seksuele problemen betreft, is er de mogelijkheid voor klager om dit met een seksuoloog te bespreken.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
De commissie overweegt dat er op 22 juli 2024 door de rechter met betrekking tot klager een zorgmachtiging is afgegeven voor de duur van twaalf maanden, vanwege een psychiatrische stoornis (schizofrenie) en daar uit voortkomend risico op ernstig nadeel. Op basis hiervan is behandeling van de psychische stoornis mogelijk, ook als klager daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
De commissie is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel (decompensatie met zelfverwaarlozing, rondzwerven en vluchten naar het buitenland als gevolg) niet zonder toediening van anti psychotische medicatie in de vorm van fluanxol kon en kan worden afgewend.
Verweerder heeft hierin volgens de bij deze diagnose behorende richtlijnen en de behandelstandaard gehandeld, passend bij het actuele ziektebeeld. De voorgeschiedenis is betrokken en er is geprobeerd om overeenstemming te bereiken over de problematiek en de hierbij aangewezen behandeling. Zo is in het verleden meerdere keren gezocht naar alternatieven en andere doses, wat echter onvoldoende stabiliteit gaf. Ook verweerder heeft, toen er geen overeenstemming bereikt kon worden, bij het vormgeven van de behandeling zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van klager.
De commissie overweegt dat klager zelf aangeeft aan dat het op dit moment goed gaat en dat hij gelukkig is in de BW in <naam woonplaats>, waar hij nu woont. Klager is ook blij met de verwijzing naar de seksuoloog van het FACT team en heeft daar inmiddels ook een afspraak gemaakt.
De commissie overweegt verder dat zonder adequate medicatie er voor klager een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz zal blijven bestaan.
De commissie acht het besluit tot verplichte zorg met medicatie inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de beslissing tot verplichte behandeling met medicatie voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en dat de klacht ongegrond moeten worden verklaard.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht ongegrond.
Op 8 november 2024 vastgesteld door de commissie:
De heer mr. J. Blok, voorzitter;
De heer E. Lemmen, psychiater;
Mevrouw I. van de Gevel, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 15 november 2024
Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.