De beslissing van de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio NAAM op de klacht van:
NAAM,
geboren op DATUM, wonende te PLAATS,
hierna te noemen: klager,
in de voorbereiding bijgestaan door NAAM en ter zitting door NAAM, patiëntenvertrouwenspersonen (hierna: pvp).
Als verweerder is aangemerkt:
NAAM, psychiater,
hierna te noemen: verweerder
verbonden aan INSTELLING GGZ team NAAM.
- De procedure
Bij brief van DATUM heeft klager met bijstand van de patientenvertrouwenspersoon een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep (de commissie).
Het betreft een procedure op basis van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Voorts heeft klager op basis van artikel 10:5 Wvggz een schorsingsverzoek ingediend.
Klager heeft de commissie toestemming verleend om mede op basis van relevante stukken uit het dossier uitspraak te doen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het klaagschrift van DATUM;
– het verweerschrift van DATUM;
– de relevantie stukken uit het dossier.
De behandeling van de klacht heeft op DATUM plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn de volgende personen gehoord: klager, bijgestaan door de pvp en zijn ouders, verweerder en NAAM, behandelaar.
- De feiten
Bij beschikking van DATUM heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) ten aanzien van klager een zorgmachtiging verleend geldend tot DATUM.
Op DATUM is klager vrijwillig opgenomen op een open afdeling van kliniek NAAM.
Op DATUM neemt de zorgverantwoordelijke, NAAM, de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg, voor zover hier van belang, in de vorm van het toedienen van medicatie.
Op DATUM gaat klager met ontslag en wordt de zorg voor klager overgenomen door de ambulant behandelaren van GGZ-team NAAM. Het schorsingsverzoek is gehonoreerd door de behandelaar.
- De klacht en het standpunt van klager
Klager verzet zich tegen de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg, inhoudende het tegen de wil toedienen van medicatie, in welke vorm dan ook. Klager heeft het volgende aan zijn klacht ten grondslag gelegd.
De medicatie die klager eerder nodig had, heeft hij al gehad en daardoor is hij flink vooruitgegaan. Nieuwe medicatie van INSTELLING heeft hij niet nodig, want hij heeft de meeste van zijn problemen opgelost. Voor nu is hij aan het nadenken over wat hij verder wil met zijn leven. Klager ziet het als zijn eigen verantwoordelijkheid om zijn problemen op te lossen. Medicatie gaat hem daarbij niet helpen. Ter zitting heeft klager gesteld dat medicatie zelfs averechts kan werken. Het vinden van een baan en een vriendin zal klager beter helpen, dan de hulp die klager van de psychiater en de gemeente krijgt. Het voortdurend moeten verschijnen op afspraken met de psychiater werkt voor klager belemmerend en mede daarom wil hij uitgeschreven worden. Klager is van mening dat gesprekken met zijn vrienden hem beter zullen helpen.
- Het standpunt van verweerder
Het betreft een 31-jarige man eerder gediagnosticeerd met schizofrenie welke is verwezen voor verzoek afbouw medicatie (risperidon). Klager is in MAAND/JAARTAL in zorg gekomen bij GGZ-team NAAM voor ambulante behandeling bij verzoek tot afbouw risperidon. Sinds DATUM is klager gestopt met inname van medicatie. Klager heeft de wens tot wijziging van diagnose. Gedurende de afgelopen anderhalf jaar na stop van medicatie is er sprake van een toename van desorganisatie van het denken met moeite bij het concretiseren van behandeldoelen. Ter zitting stelt de behandelaar dat de behandeldoelen 2 jaar geleden al zijn gesteld en nog niet behaald. Hierbij is verder sprake van achterdocht jegens het behandelteam. Het voorstel is te starten met aripiprazol in een relatief lage start dosering van 10 mg.
- De beoordeling
De commissie stelt bij de beoordeling van de klacht het volgende voorop. Uit het systeem van de Wvggz, in het bijzonder uit artikel 3:3 Wvggz, artikel 3:4 Wvggz volgt dat de zorgverantwoordelijke een beslissing als bedoeld in artikel 8:9 Wvggz kan nemen indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel indien:
– er geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid;
– er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
– het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
– redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
De commissie overweegt als volgt.
De commissie stelt vast, mede gelet op de beschikking van DATUM, dat bij klager sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofrenie en dat deze psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit nadeel heeft klager zorg nodig. Klager is niet bereid medicatie op vrijwillige basis in te nemen. Daartoe heeft klager zijn visie ter zitting uitvoerig onderbouwd, maar de commissie niet weten te overtuigen.
Met betrekking tot de vraag of het verlenen van verplichte zorg voldoet aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid overweegt de commissie als volgt.
Verweerders hebben gemotiveerd aangevoerd dat de psychische stoornis van klager zonder medicatie niet behandeld kan worden en het ernstig nadeel niet kan worden weggenomen. Indien het toestandsbeeld onbehandeld blijft, dreigt er bovendien verdere maatschappelijke teloorgang. Klager is immers gestopt met zijn opleiding, heeft een uitkering en thans geen (vrijwilligers)werk. Het is de commissie niet gebleken dat de psychische stoornis met andere, minder ingrijpende maatregelen behandeld kan worden. Zo heeft klager de afgelopen 1,5 jaar geen medicatie gebruikt en daardoor is klagers toestand verslechterd. Dit beeld is ter zitting door verweerder en klagers ouders nader geschetst. Klager onderneemt weinig actie en zodra de druk op hem wordt opgevoerd, reageert klager geïrriteerd, maakt verwarrende opmerkingen of wordt zelfs boos. Ter zitting merkte klagers vader op, dat vanuit klagers perspectief elke beslissing van de commissie negatief zal voelen en uitwerken. De commissie acht deze opmerking invoelbaar en heeft oog voor deze moeilijke situatie. De commissie is er alles overziend echter van overtuigd dat de toestand van klager zal verbeteren door een behandeling met medicatie.
De commissie acht de klacht ongegrond.
Overweging ten overvloede
In artikel 8:9 lid 2 Wvggz is bepaald dat de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op schrift stelt en voorziet van een schriftelijke motivering. Namens klager heeft de pvp in dit kader bezwaar gemaakt tegen zijns inziens te summier en te algemeen gestelde motivering van de schriftelijke uitvoeringsbeslissing. De commissie overweegt daarover als volgt. Ingevolge artikel 8:9 lid 1 onder b van de Wvggz neemt een zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg nadat hij voorafgaand overleg dienaangaande heeft gevoerd met betrokkene. De bedoeling daarvan is dat de zorgverantwoordelijke in dat gesprek aan betrokkene uitlegt waarom bepaalde vormen van zorg – desnoods in verplichte vorm – nodig zijn. Als onweersproken gesteld staat vast dat dat gesprek in deze zaak heeft plaatsgevonden. De zorgverantwoordelijke heeft vervolgens de beslissing tot verplichte zorg schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd. De commissie is met de pvp eens dat deze schriftelijke motivering op zich – kort gezegd – uitgebreider en meer op de persoon van klager toegesneden had kunnen zijn. Hoewel de schriftelijke motivering van een uitvoeringsbeslissing niet alleen op zichzelf dient te worden beschouwd, maar ook in samenhang te worden bezien met het gesprek dat een zorgverantwoordelijke voorafgaand aan die beslissing heeft gevoerd, beveelt de commissie dringend aan op het nader specificeren en toespitsen op de feiten van de motivering.
- Beslissing
De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio NAAM:
– verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is op DATUM gegeven door: mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater, mw. drs. NAAM, lid, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris. De beslissing is op DATUM vastgesteld en diezelfde dag naar partijen verstuurd.
NAAM,
Voorzitter
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen, namens deze,
NAAM
Ambtelijk secretaris
- Verzoekschrift aan de rechter
De klager, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klager kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.