Klacht over toedienen medicatie


Klachtnummer: 23.07.456

 

 

De klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep

heeft het volgende overwogen en geoordeeld omtrent de klacht van:

 

 

NAAM

geboren op DATUM

hierna: klager,

 

tegen

 

NAAM, psychiater

 

hierna: verweerder

verbonden aan INSTELLING

 

 

De procedure

 

Bij brief van DATUM heeft klager zich met bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon gewend tot de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep (verder te noemen: de commissie) met een klacht. Het betreft een klacht op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz).

 

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • het klaagschrift van DATUM;
  • het verweerschrift van DATUM;
  • de relevante stukken uit het dossier.

 

Op DATUM zijn de volgende personen gelijktijdig door de commissie gehoord: klager, bijgestaan door de patiëntenvertrouwenspersoon, NAAM. Namens de instelling waren aanwezig: NAAM, psychiater, NAAM, arts en NAAM, co-assistent.

 

  1. De feiten

 

Op DATUM is door de rechtbank PLAATS ten aanzien van klager een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van zes maanden. Blijkens de aan de zorgmachtiging ten grondslag gelegde medische verklaring is bij klager sprake van een manisch psychotische ontregeling.

 

Verweerder, zorgverantwoordelijke, heeft op DATUM op basis van artikel 8:9 Wvggz een beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg ter afwending van ernstig nadeel voortvloeiend uit een psychische stoornis.

 

De zorgverantwoordelijke heeft het toedienen van medicatie in afwachting van de uitspraak van de commissie opgeschort.

 

 

  1. De klacht en het standpunt van partijen

 

De aan de commissie voorliggende klacht heeft betrekking op de beslissing als bedoeld in artikel 8:9 Wvggz (het toedienen van medicatie). Klager stelt dat hij is opgenomen onder valse voorwendselen en dat hij last heeft van bijwerkingen van Haldol. Hij heeft last van stijve spieren, kortademigheid en kouwelijkheid. Ter zitting voegt klager toe dat een dialoog met verweerder niet van de grond komt.

 

Verweerder heeft aangevoerd dat klager is opgenomen onder een door de rechter afgegeven zorgmachtiging, waaraan een medische verklaring ten grondslag ligt. Hierin wordt gerapporteerd over een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met daaruit voortkomend ernstig nadeel, onder andere

maatschappelijke teloorgang en het gevaar met zijn gedrag de agressie van anderen over

zichzelf af te roepen, daarnaast is hij dreigend naar hulpverleners.

 

Het afgelopen jaar is geprobeerd met een eerdere gedwongen opname, vrijwillig met ambulante begeleiding en zonder medicatie om het ernstig nadeel af te wenden. Dit is niet gelukt. Verplichte medicatie in de vorm van antipsychotica is subsidiair omdat minder ingrijpende maatregelen om het

ernstig nadeel af te wenden zijn geprobeerd, maar niet zijn gelukt, proportioneel omdat het

ontwikkelen van (hypotheek)schulden en daarmee het verlies van woning ernstig is en

doelmatig omdat antipsychotica bewezen effectief is bij de behandeling van een (paranoïde)

psychose, dan wel een manisch-psychotische ontregeling. De behandelaren zijn bereid mee te

denken over een ander antipsychotica, maar klager verzet zich tegen elk antipsychoticum.

Gezien zijn grote weerstand tegen anti-psychotische medicatie, is de inschatting dat hij niet

vrijwillig orale medicatie in zal nemen. Het streven is een ontslag naar huis, waar er geen toezicht zal zijn op medicatie-inname. Om deze reden is depotmedicatie geïndiceerd.

 

  1. De beoordeling

 

Op grond van artikel 8:9, eerste lid, Wvggz kan de zorgverantwoordelijke, voor zover dit ter afwending van ernstig nadeel noodzakelijk is, als uiterst middel beslissen tot het verlenen van verplichte zorg ter uitvoering van de hier aan de orde zijnde zorgmachtiging.

 

De commissie is ten eerste van oordeel dat uit de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring die is afgegeven ten behoeve van genoemde zorgmachtiging voldoende blijkt dat bij klager sprake is van een psychische stoornis met daaruit voortkomend ernstig nadeel. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan de gestelde diagnose.

 

Gezien het ernstig nadeel, voornamelijk gelegen in het risico op maatschappelijke teloorgang, problemen met financiën en het gevaar met zijn gedrag de agressie van anderen over zichzelf af te roepen, heeft verweerder naar het oordeel van de commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat dit ernstig nadeel afgewend dient te worden. Volgens de commissie is aannemelijk geworden dat wanneer klager geen antipsychoticum krijgt toegediend, er geen verbetering in het psychiatrische toestandsbeeld valt te verwachten, waardoor het ernstig nadeel in zodanige omvang zal blijven bestaan dat een ambulante voortzetting van de behandeling niet aan de orde is. Hierdoor zal de klinische opname nodeloos lang voortduren. Het feit dat het ernstig nadeel gedeeltelijk is afgewend door opname in de kliniek, doet hier niet aan af. Tijdens het verhandelde ter zitting is gebleken dat ook in de klinische setting nog sprake is van achterdocht, terug te voeren op psychotische belevingen, ondanks het verblijf in de beschermende en structurerende omgeving van de kliniek.

 

Voor wat betreft de keuze van verweerder voor Haldol overweegt de commissie als volgt.

Het doel van de behandeling laat zich samenvatten tot het verder stabiliseren van het toestandsbeeld van klager waardoor het mogelijk wordt dat klager weer naar huis gaat. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder overtuigend uiteengezet dat thans geen minder ingrijpend en even effectief middel voor handen is om dit doel te bereiken, daarbij rekening houdend met het feit dat eerder is getracht om klager ambulant te behandelen zonder medicatie, waarbij een consistente bereidheid tot meewerken aan de behandeling ontbrak en er een terugval plaatsvond. Ook op de zitting blijft klager zich verzetten tegen medicatie om de reden dat hij zich niet ziek acht. Hierbij heeft de commissie oog voor het feit dat klager zich hevig verzet tegen het middel Haldol. Ter zitting is echter namens verweerder uitdrukkelijk gesteld dat op geleide van het toestandsbeeld en bijwerkingen kan worden overgegaan op een ander antipsychoticum. Hiermee is naar het oordeel van de commissie in voldoende mate vast komen te staat dat verweerder oog heeft voor de bijwerkingen die klager ervaart en is de commissie van oordeel dat het verzet van klager hiermee geen reden vormt om niet met de verplichte medicatie een aanvang te nemen.

 

Voor wat betreft het door klager ter zitting opgeworpen bezwaar dat er geen dialoog mogelijk is met verweerder overweegt de commissie dat dit klachtonderdeel geen deel uitmaakt van de aan de orde zijnde klacht en zal hierover geen uitspraak doen. De commissie wil echter benadrukken dat het inzet van beide partijen vereist om tot een goede behandelrelatie te komen.

 

De commissie acht de klacht ongegrond.

 

 

  1. Beslissing

 

De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep:

 

  • verklaart de klacht ongegrond.

 

 

De beslissing is op DATUM gegeven door NAAM, voorzitter, NAAM, psychiater, NAAM, lid psychiatrisch verpleegkundige, ondersteund door NAAM, ambtelijk secretaris, en ondertekend op DATUM.

 

NAAM,

voorzitter

 

 

De voorzitter is verhinderd te ondertekenen,

namens deze,

 

 

NAAM

ambtelijk secretaris

 

 

  1. Beroep

 

Op grond van art. 10:7 Wvggz kan betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of een nabestaande van betrokkene onder de in art. 10:7 Wvggz genoemde voorwaarden tegen de uitspraak van de Klachtencommissie in beroep bij de rechter.