Uitspraak
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van de heer <naam klager>, (hierna te noemen klager), thans verblijvende te <naam verblijfplaats>. De klacht richt zich tegen het overplaatsingsbesluit als onderdeel van verplichte zorg.
Het verweer wordt gevoerd door mevrouw <naam klinisch psycholoog>, klinisch psycholoog en de heer <naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige>, sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna te noemen verweerders).
Verloop procedure
– Klachtmail van <naam klager>, ontvangen op 6 juni 2024;
– Verweerschrift van <naam klinisch psycholoog> en <naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige>, ontvangen op 12 juni 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 17 juni 2024.
De commissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de stukken uit zijn medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
Bij de klacht is een verzoek tot schorsing van het overplaatsingsbesluit. Dit verzoek is op 7 juni 2024 door de klachtencommissie behandeld en afgewezen; partijen zijn hiervan per e-mail in kennis gesteld.
Klager heeft verzocht om een schriftelijke afhandeling van de klacht. Klager werd hierbij ondersteund door <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon.
De commissie heeft, op basis van de stukken op 18 juni 2024 beraadslaagd over de klacht en is tot een beoordeling gekomen.
Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 21 juni 2024 per e-mail aan partijen medegedeeld.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3
sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.
De klacht
De klacht richt zich tegen het overplaatsingsbesluit als onderdeel van de verplichte zorg.
Klager heeft op 6 juni 2024 bericht ontvangen dat hij op 11 juni 2024 overgeplaatst zou worden naar <naam instelling> in <naam verblijfplaats>. De reden voor deze overplaatsing is om het team te ontlasten. Klager maakt bezwaar tegen dit besluit.
Er is niet voldaan aan de vereisten van art. 8.16 Wvggz. Klager heeft geen schriftelijke beslissing ontvangen en is niet gewezen op zijn klachtrecht in dezen. Klager bestrijd de noodzaak van een time out, zoals is aangevoerd en klager wil absoluut niet worden overgeplaatst.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Het besluit tot overplaatsing voor een time out is genomen na een periode van veel onrust. Klager ervaart veel stress, angsten en spanning die hij moeilijk zelf kan reguleren. Klager stelt onrealistische eisen aan de behandeling en begeleiding en wijst de geboden zorg en begeleiding af als deze niet aan zijn eisen voldoet. Klager vertoont in toenemende mate grensoverschrijdend gedrag, waarin hij niet te corrigeren is. Dit heeft geleid tot meerdere agressieve incidenten, waarbij klager ook is aangehouden door de politie. Klager is daarop op een beveiligde afdeling geplaatst in de hoop deze patronen te doorbreken.
Klager verzette zich echter fors en er was in korte tijd weer sprake van agressie en grensoverschrijdend gedrag. Daarop is besloten om klager tijdelijk uit de klinische setting te ontslaan en werd ingezet op intensieve zorg en begeleiding in maatschappelijke context. Al snel bleek dat dit niet duurzaam kon worden geboden en er waren meldingen van overlast en ontvreemden van goederen uit openbare ruimtes. Verweerders schatten het risico op ontregeling en (strafbare) incidenten hoog in, waarna er met spoed een plek aan de rand van het GGNet terrein in <woonplaats> werd gecreëerd. Klager kon niet terug naar zijn oude plek, vanwege de impact van de voorgaande incidenten: veel patiënten waren erg bang of boos.
Ook op de nieuwe plek namen de angsten en spanningen al snel toe. Klager deed een onredelijk groot beroep op het behandelteam. Het team raakte uitgeput en de onrust bij klager nam alleen maar toe, wat ook tot meer grensoverschrijdend gedrag leidde. Om die reden wordt er geen andere mogelijkheid gezien dan een time out op een beveiligd bed. Deze beslissing is organisatie breed genomen in overleg met het multidisciplinaire team, wettelijke vertegenwoordigers, het zorgkantoor en meerdere landelijke aanbieders.
Het doel van de time out is om klager met intensieve ondersteuning en begeleiding weer te stabiliseren. Op deze manier kan ook het team ontlast worden, terwijl daarnaast het CCE is ingeschakeld om klager intensief te ondersteunen in het verbeteren van de meerzorg voor goede begeleiding en behandeling van klager. Op deze manier hoopt men dat klager kan terugkeren naar een omgeving die beter bij hem aansluit.
Verweerders hebben klager op 6 juni 2024 geïnformeerd over de overplaatsing. Klager had veel vragen en vond het spannend, maar kon de beslissing na uitleg wel begrijpen en aanvaarden. Er is daarom op dat moment geen schriftelijke beslissing uitgereikt, aangezien er (nog) geen sprake was van verplichte zorg: na het gesprek stemde klager in met de overplaatsing.
Na het gesprek werd klager onrustig en liet hij op verschillende manieren bij verschillende personen weten dat hij niet overgeplaatst wilde worden. Verweerders hebben klager ruimte gegeven voor zijn zorgen en angsten. In gesprekken was het steeds mogelijk om klager tot overeenstemming te laten komen. Na deze gesprekken kwam klager vervolgens weer terug op zijn instemming. Op de dag van de overplaatsing, 11 juni, is daarom alsnog een schriftelijke beslissing over de overplaatsing uitgereikt.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
De commissie overweegt dat er door de rechtbank op 2 maart 2023 met betrekking tot klager een zorgmachtiging is afgegeven voor de duur van twee jaar, vanwege het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, veroorzaakt door het gedrag van klager als gevolg van een psychische stoornis. Op basis hiervan is het verlenen van diverse vormen van zorg mogelijk, ook als klager daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Op inhoud acht de commissie het overplaatsingsbesluit naar <naam instelling> in <naam verblijfplaats> een te rechtvaardigen besluit, waarbij de belangen zorgvuldig zijn afgewogen en klager van rechtsbescherming in de vorm van bijstand van de pvp en het Wvggz klachtrecht gebruik heeft kunnen maken.
De commissie is van oordeel dat verweerders in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat een overplaatsing op dit moment noodzakelijk is. Uit het verweer en de verslaglegging die de commissie heeft gekregen, blijkt dat het behandelteam over een langere periode heeft geprobeerd om een manier te vinden waarbij klager minder angst en spanning ervaart en waardoor de situatie zou kunnen stabiliseren. Dit is, ondanks meerdere pogingen en verschillende invalshoeken, niet gelukt.
Er was daardoor een onhoudbare situatie ontstaan die een zware wissel trok op het behandelteam, binnen de afdeling en op medepatiënten. Er is getracht om overeenstemming te bereiken over de problematiek en de hierbij aangewezen behandeling/interventie. Daarnaast is ook het CCE ingeschakeld om klager te ondersteunen en te onderzoeken hoe de zorg voor klager (verder) vorm zou moeten krijgen. Klager stemde in eerste instantie in met de overplaatsing, maar kwam hier later weer op terug. Vanwege het voorgaande bestond er naar oordeel van de commissie geen basis (meer) voor een bestendig uitvoerbaar behandelplan en uiteindelijk ook voor verdere behandeling binnen <naam afdeling GGNet> op dit moment. Het doel van de overplaatsing is om klager op goede basis weer terug te laten keren naar de Meent, hiertoe is ook het CCE ingeschakeld.
De commissie overweegt verder dat zonder adequate behandeling van het psychiatrisch beeld er voor klager een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz zal blijven bestaan. Deze behandeling kan op dit moment in redelijkheid niet meer worden gegeven binnen GGNet. De commissie acht het besluit tot overplaatsing naar <naam instelling> in <naam verblijfplaats>, inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de beslissing tot de overplaatsing naar <naam instelling> in <naam verblijfplaats> voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Overweging ten overvloede
De commissie heeft het art. 8.9. Wvggz besluit ten aanzien van de overplaatsing ingezien. Geconstateerd is dat deze aanzeggingsbrief d.d. 11 juni 2024 de aanzegging ‘opname in een accommodatie’ betreft, waar het in feite een overplaatsing als bedoeld in art. 8.16 Wvggz betreft. Naar oordeel van de commissie had de beslissing daarom in een andere vorm (namelijk: toegespitst op de vereisten van art. 8.16 Wvggz) gegeven moeten worden.
Gebleken is echter dat klager niet in zijn rechten is geschaad; hij was bekend met de mogelijkheden van inroepen van de pvp en klachtencommissie en was middels meerdere gesprekken met verweerders inhoudelijk van de overplaatsing op de hoogte.
Nu de verplichte zorg inhoudelijk op juiste gronden is ingezet, en klager niet geschaad is in zijn rechten, ziet de commissie geen aanleiding om hieraan rechtsgevolg te verbinden. Desalniettemin onderschrijft de commissie het belang van een juist geformuleerd besluit c.q. juiste format ten aanzien van de aanzegging van verplichte zorg, of dit nu art. 8.9 Wvggz, art. 8.16 Wvggz of een ander wetsartikel betreft. Dit dient dan ook een voortdurend aandachtspunt voor de organisatie te zijn.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht ongegrond.
Op 18 juni 2024 vastgesteld door de commissie:
Dhr. mr. J. Blok voorzitter;
Dhr. G.V.J. Thomas, psychiater;
Dhr. R. de Reus, klinisch psycholoog,
Mw. I. de Val, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 28 juni 2024
Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.