De klachtencommissie (hierna te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van mevrouw <naam klaagster>, (hierna te noemen: klaagster), mentor van de heer <naam betrokkene> (hierna te noemen: betrokkene), verblijvende te <naam woonplaats 1>. De klacht heeft betrekking op het om de vier weken overplaatsen van betrokkene, als onderdeel van het verlenen van verplichte zorg. Het verweer wordt gevoerd door mevrouw <naam psychiater>, psychiater en mevrouw <naam verpleegkundig specialist>, verpleegkundig specialist (hierna te noemen: verweersters).
Verloop procedure
– Klachtenformulier van <naam klaagster>, ontvangen op 3 september 2024;
– Verweerschrift van <naam verweersters>, ontvangen op 9 september 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 9 september 2024.
De commissie heeft met toestemming van klaagster inzage gehad in de stukken uit het medische dossier van <naam betrokkene> die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 25 september 2024, waarbij klaagster en verweersters in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3
sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.
De klacht
De klacht gaat, zakelijk en kort weergegeven, over het om de vier weken overplaatsen van betrokkene, als onderdeel van het verlenen van verplichte zorg. Klaagster licht de klacht, kort en zakelijke weergegeven, als volgt toe:
Betrokkene is op 6 december 2023 opgenomen bij GGNet na een verblijf bij Veldzicht. Sinds die tijd wordt betrokkene elke vier weken overgeplaatst naar een andere HIC (<naam woonplaats 2>, <naam woonplaats 1> en <naam woonplaats3>). Dit duurt nu al negen maanden.
Er heeft in december 2023 een beoordeling door een onafhankelijk psychiater plaatsgevonden op basis waarvan dit systeem is gekozen. Klaagster stelt dat het inmiddels te lang geleden is om dit systeem door te zetten, zonder een nieuwe beoordeling door een onafhankelijke psychiater.
Klaagster is heel tevreden met de zorg die betrokkene binnen GGNet krijgt en weet van de beperkte plekken die er zijn voor mensen met de problematiek en achtergrond van betrokkene. Klaagster ziet echter wat het vele verhuizen met betrokkene doet: hij voelt zich niet gewenst. Sinds vorig jaar gaat het beter met betrokkene en er zijn geen incidenten meer geweest. Er is echter nog altijd geen (concreet) zicht op uitstroom, waardoor dit systeem voor betrokkene onwenselijk en onmenselijk is om vol te houden.
Op 17 september 2024 heeft een groot spoedoverleg plaatsgevonden, waarbij is besproken dat betrokkene binnen GGNet geplaatst zal worden, aangezien het niet lukt om hem ergens anders te plaatsen. Betrokkene wordt aangemeld bij <naam afdeling>, maar het is nog onduidelijk wanneer het intakegesprek kan plaatsvinden en hoe lang het vervolgens zal duren voor hij daadwerkelijk naar <naam afdeling> kan.
Klaagster wil graag dat het continue verplaatsen van betrokkene stopt en ziet het liefst dat hij in afwachting van een plek op <naam afdeling>, tot die tijd op één HIC kan blijven.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Verweersters hebben de behandeling van betrokkene sinds februari 2024 overgenomen en hebben zich ingezet om de situatie voor betrokkene te verbeteren en een passende plek voor hem te vinden in een ambulant woontraject. Dit proces verloopt echter erg moeizaam, aangezien betrokkene inmiddels op meerdere plekken is afgewezen.
Om die reden is ervoor gekozen om nu aanvullende diagnostiek te doen met betrekking tot het IQ van betrokkene, om hem beter te kunnen plaatsen. Op 17 september 2024 heeft een groot overleg plaatsgevonden, aangezien het, ondanks alle moeite die gedaan is, niet lukt om betrokkene ergens te plaatsen vanwege zijn voorgeschiedenis. Tijdens dit overleg is besproken dat een traject wordt opgestart om betrokkene binnen <naam afdeling> te plaatsen.
Er is destijds voor het roulatiesysteem gekozen om de druk en de lange duur van dit traject te verdelen over de klinieken en eventuele tegenoverdracht en agressie van betrokkene te voorkomen. Daarnaast heeft betrokkene ook een aantal vrouwelijke verpleegkundigen in zijn waansysteem zitten, wat snel kan escaleren. Verweersters hebben zich steeds gericht op een ambulante plek voor betrokkene en hebben niet (opnieuw) gekeken naar het roulatiesysteem zelf. Als de plaatsing bij <naam afdeling> langer dan een paar weken op zich laat wachten, willen verweersters alsnog naar het roulatiesysteem kijken om te zien wat daar voor perspectief geboden kan worden.
Verweersters zien ook dat betrokkene lijdt onder de situatie van continue verhuizen en geen uitzicht op een vaste plek en beamen dat dit systeem niet wenselijk is. Verweersters zien op dit moment echter geen andere mogelijkheid en stellen dat zij niet meer kunnen doen dan zij gedaan hebben.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
De commissie overweegt dat er door de rechter ten behoeve van betrokkene een zorgmachtiging is afgegeven, op grond waarvan betrokkene behandeld kan worden voor zijn psychische klachten, ook als hij daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Met betrekking tot de verplichte zorg door middel van opname in een accommodatie, is de commissie is van oordeel dat verweersters in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder een verplichte opname kon en kan worden afgewend.
De commissie overweegt dat verweersters hierin volgens de richtlijnen en de behandelstandaard hebben gehandeld, passend bij het actuele ziektebeeld. Er is gekozen voor een roulatiesysteem tussen de verschillende HIC’s van GGNet vanwege de voorgeschiedenis van betrokkene en vanwege de veiligheid van het personeel. De commissie constateert dat de keuze voor het roulatiesysteem, zorgvuldig en weloverwogen is gemaakt en zorginhoudelijk goed is onderbouwd.
Naar oordeel van de commissie hebben verweersters voldoende oog en oor voor de situatie van betrokkene en hebben zij zich uitermate ingezet om voor hem een passende plek te vinden. De commissie constateert dat er grenzen zijn aan wat verweersters met hun inzet kunnen bereiken, onder andere door het beperkte aantal geschikte plekken en het al dan niet accepteren van betrokkene door andere organisaties. Deze zaken liggen buiten de invloedssfeer van verweersters. Dat het niet gelukt is om (eerder) een passende plek te vinden voor betrokkene, kan
verweersters naar oordeel van de commissie dan ook niet verweten worden.
De commissie heeft gezien dat er bij klaagster en verweersters sprake is van wederzijdse zorg voor betrokkene. Ook is er wederzijds begrip en overleg met elkaar. Beide partijen zijn ervan overtuigd dat het beter is dat betrokkene niet in het roulatiesysteem zit, maar op dit moment is er geen andere oplossing voor handen. De commissie hoopt met klaagster en verweersters dat het plaatsen van betrokkene op de Meent op korte termijn gerealiseerd kan worden.
Op grond van voorgaande acht de commissie de opname in een roulatiesysteem noodzakelijk voor betrokkene en overweegt dat betrokkene zonder opname het aanmerkelijke risico loopt op ernstig nadeel. De commissie acht het roulatiebeleid zoals dit tot op heden is toegepast daarom inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig
Verweersters hebben tijdens de hoorziting laten weten dat zij zich tot nu toe niet op het roulatiesysteem hadden gefocust, aangezien de focus lag op het vinden van een ambulante plek. Verweersters hebben daarbij aangegeven als de plaatsing op <naam afdeling> langer op zich laat wachten, dat (de vorm van) het roulatiesysteem opnieuw bekeken zal worden. De commissie is het daarmee eens, maar dit is niet dusdanig zwaarwegend dat het kan leiden tot gegrondverklaring van de klacht. De commissie zal de klacht daarom ongegrond verklaren.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht ongegrond.
Op 25 september 2024 vastgesteld door de commissie:
De heer mr. J. Blok, voorzitter;
De heer G. Thomas, psychiater;
De heer P. Arnold, verpleegkundige en algemeen lid.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 4 oktober 2024