230929-35
Beslissing d.d. DATUM naar aanleiding van de op DATUM bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio NAAM binnengekomen klacht van:
NAAM,
geboren op DATUM, te PLAATS,
hierna: klaagster
verblijvende bij INSTELLING,
in de voorbereiding bijgestaan door NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) en ter zitting door NAAM, pvp.
Als verweerder is aangemerkt:
NAAM, psychiater,
hierna: verweerster,
verbonden aan INSTELLING (de zorgaanbieder).
Het procesverloop
Bij brief van DATUM en binnengekomen op DATUM heeft klaagster met bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep (de commissie). Het betreft een procedure op basis van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Klaagster heeft de commissie toestemming verleend om mede op basis van relevante stukken uit het dossier uitspraak te doen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het klaagschrift van DATUM;
– een aanvulling op het klaagschrift van DATUM;
– het verweerschrift van DATUM;
– de relevantie stukken uit het dossier.
Ter zitting van DATUM, alwaar de klacht is behandeld, zijn door de commissie gehoord: klaagster, bijgestaan door de patiëntenvertrouwenspersoon, en verweerster.
De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de commissie de volgende feitelijke gang van zaken vast.
De rechtbank PLAATS (verder: de rechtbank) heeft op DATUM een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank acht de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- Het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles:
- Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken: en wanneer er bij betrokkene sprake is van een psychische ontregeling en ambulante behandeling niet langer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden:
– Het beperken van de bewegingsvrijheid; en
– Het opnemen in een accommodatie.
Ter uitvoering van voornoemde zorgmachtiging verblijft klaagster sinds DATUM bij INSTELLING, kliniek NAAM (hierna: de instelling).
Bij brief van DATUM bericht de zorgverantwoordelijke NAAM aan de geneesheer-directeur dat is beslist tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opnemen in een accommodatie’, als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 van de Wvggz.
Van voornoemde beslissing is klaagster op NAAM in overeenstemming met artikel 8:9 lid 3 van de Wvggz op de hoogte gesteld.
Klaagster is niet in staat tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake van de voorgenomen verplichte zorg. De zorgverantwoordelijke zal zich inspannen zo spoedig mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen.
Op DATUM is de te verlenen verplichte zorg door de zorgverantwoordelijke NAAM uitgebreid met verplichte zorg in de vorm van ‘het toedienen van medicatie’.
Op DATUM heeft de commissie in een afzonderlijke beslissing het schorsingsverzoek ten aanzien van de opname in de accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid afgewezen. Het schorsingsverzoek ten aanzien van het toedienen van medicatie is toegewezen. Partijen zijn van deze beslissing in kennis gesteld.
De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht gaat over de beslissingen klaagster verplichte zorg te verlenen en ziet op de volgende vormen:
- Het toedienen van medicatie;
- De opname in een accommodatie; en
- Het beperken van de bewegingsvrijheid.
Ter onderbouwing voert klaagster het volgende aan. Door klaagsters omgeving zijn zorgen geuit en wordt haar gedrag omschreven als zijnde paranoïde en door verweerster gezien als dat klaagster psychotisch is. Klaagster heeft in de periode voorafgaand aan de opname veelvuldig aangifte gedaan bij de politie wegens fysieke bedreigingen. Daarnaast heeft een aantal mensen een sleutel van haar huis waardoor ze klaagster kunnen drogeren. Alles is door de politie erkend en klaagster heeft ook schade-uitkeringen gekregen wegens het fysieke geweld jegens haar. Door de situatie stelt klaagster sensitiever geworden te zijn voor signalen en om die reden in sommige gevallen iets ook onterecht op negatieve wijze te hebben geïnterpreteerd. Dat lijkt klaagster menselijk wanneer men meer dan 3 jaar in een situatie als deze zit, en door de ervaren (financiële) blokkades ook geen kans heeft gehad voor bijvoorbeeld vakantie en ontspanning. Voorts voert klaagster aan zelf in opleiding tot arts te zijn en derhalve bekend te zijn met psychiatrische aandoeningen. Klaagster heeft daarbij een goed gevoel voor reflectie en erkent dat zij sensitiever en daarmee reactiever was dan normaliter het geval was, maar in veel gevallen was de situatie ook zeer extreem. Klaagster ontkent psychotisch te zijn. Het is buitenproportioneel om mensen op te sluiten terwijl er van een stoornis geen sprake is, c.q. alles is gebaseerd op waarnemingen van mensen uit klaagsters omgeving.
Ten aanzien van de medicatie voert klaagster aan geen medicatie nodig te hebben, want sporten is haar medicijn. Mocht toch medicatie nodig zijn, dan stelt klaagster voor om het middel quetiapine te gebruiken in een lage dosering van 25 mg en alleen als ‘back-up’.
Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klachtonderdelen weersproken en stelt dat aan alle eisen voor verplichte zorg is voldaan. Hiertoe voert zij het volgende aan.
Er is sprake van een al jaren bestaande paranoïde psychose bij een klaagster, die al langer bekend is bij de GGZ, maar klaagster is daarvoor nooit echt constructief in zorg gekomen. Meldingen en mails van klaagster naar de politie en familie, haar uitspraken op LinkedIn en haar gedrag hier op de afdeling wijzen op een langer bestaand psychotisch beeld, passend bij een primair psychotische stoornis. Het ernstig nadeel bestaat uit hersenschade door onbehandelde psychose, maatschappelijke teloorgang en afroepen van agressie over zichzelf.
Sinds MAAND JAARTAL is het wijkteam in het kader van bemoeizorg bij klaagster betrokken in verband met het stalken van oud-collega’s van klaagster. Vanaf MAAND JAARTAL doet klaagster vele meldingen bij de politie over stalking door haar oud-collega’s van het ZIEKENHUIS, er komen mensen in haar huis die spullen weggooien en verplaatsen, dit houdt aan ondanks dat zij de sloten heeft vervangen. Daarnaast zou klaagster door veel mensen bedreigd worden, maar wordt hier niet concreet in. Zij is bang afgeluisterd te worden en denkt dat mensen haar in de gaten houden. Daarnaast denkt zij te zijn gehackt en te worden vergiftigd. Zij is meerdere malen op het politiebureau verschenen om aangifte te doen, waarbij zij verward overkwam, huilend wegrende en een agent bespuugde. In MAAND JAARTAL plaatste patiënte verwarde berichten via LinkedIn.
Klaagster heeft zich in de afgelopen jaren volledig vervreemd van haar familie en vrienden door agressieve en beschuldigende berichten te sturen. Met haar ouders was er nog minimaal contact, zij kwamen soms bij klaagster. Na opname heeft klaagster haar ouders gevraagd om spullen thuis te halen, ouders gaven aan dat er veel ongeopende post ligt en hebben zorgen over die situatie.
Vanuit maatschappelijk werk wordt geprobeerd om zicht te krijgen op de financiële situatie. Klaagster heeft betalingsachterstanden en momenteel geen inkomsten. Zij weigert ondersteuning hierbij en zegt het allemaal zelf te gaan regelen. Echter raakt dit gesprek ook doorspekt met de veronderstelde belemmeringen waar ze mee te maken heeft en die in onze ogen psychotisch gekleurd zijn.
Op DATUM is besloten te starten met medicatie. Besproken wordt olanzapine, maar klaagster wil dat niet en er wordt een aantal dagen genomen om haar alsnog te motiveren tot medicatiegebruik (ook door de verpleging), zonder resultaat en op DATUM wordt verplichte zorg medicatie aangezegd. Omdat klaagster liever quetiapine 25mg wil gebruiken wordt haar de keuze gegeven voor olanzapine of quetiapine, echter wel in een hogere anti psychotische dosering, namelijk 600 mg.
Er is vanaf JAARTAL uitgebreid geprobeerd om klaagster ambulant te behandelen, echter doordat klaagster zorg mijdend is, is dit niet gelukt en is de enige mogelijkheid om het ernstig nadeel af te wenden de opname (en vervolgens behandeling met anti psychotische medicatie) in een accommodatie.
Klaagster heeft in haar thuissituatie voor veel overlast bij buren gezorgd. Daarnaast is zij erg gekant tegen de opname en is het nodig om zicht te houden op het psychiatrisch beeld. Om te voorkomen dat zij zich onttrekt aan de opname of aan observaties en geen overlast veroorzaakt (met mogelijk agressie naar haarzelf toe) zijn haar vrijheden beperkt tot momenteel 60 minuten.
De beoordeling
Allereerst en meer in het bijzonder overweegt de commissie dat de wet aan de uitvoering van verplichte zorg een groot aantal inhoudelijke en formele eisen stelt. Uit artikel 3:3 van de Wvggz volgt dat verplichte zorg verleend kan worden indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en
(a) er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn;
(b) er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
(c) het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
(d) redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verder is in artikel 8:9 lid 2 van de Wvggz bepaald dat de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op schrift stelt en de beslissing van een schriftelijke motivering voorziet.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voldoende dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, te weten een paranoïde psychose met verliefdheidswaan. Ter zitting is dit door klaagster weliswaar betwist, door te stellen dat zij zich goed voelt en helder is, maar zij heeft de commissie niet kunnen overtuigen. Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Klaagster heeft zorg nodig en nu zij zich hiertegen verzet, is zorg in een gedwongen kader genoodzaakt.
Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel, dat ziet op de behandeling met medicatie, verschillen partijen van mening over de vraag of klaagster gebaat is bij een behandeling met medicatie en over de vraag welke dosering de juiste zou zijn. Anders dan klaagster is de commissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klaagster medicatie nodig heeft ter afwending van het ernstig nadeel. Dit blijkt onder meer uit het feit dat zij benoemt belemmerd te worden op verschillende manieren, maar hier verder niet concreet in kan worden, waardoor haar verhaal onnavolgbaar wordt. Voorts is uit hetgeen verweerster hierover heeft gesteld genoegzaam gebleken dat tijdens gesprekken er duidelijk sprake is van paranoïde wanen waarbij klaagster een angstige stemming heeft. Er wordt op de afdeling een enkele keer mogelijk hallucinatoir gedrag (in zichzelf lachen, mompelen) geobserveerd, waarbij klaagster de klachten ontkent als daar navraag naar wordt gedaan. Bovendien is gebleken dat ziektebesef bij klaagster ontbreekt. Klaagster is op de afdeling in eerste instantie medicatievrij geobserveerd. Toen bleek dat het toedienen van medicatie noodzakelijk bleek heeft verweerster voldoende inspanning geleverd zich aan de wensen en voorkeuren van klaagster te conformeren door de voorkeur voor quetiapine boven olanzapine als optie te behouden. De commissie volgt verweerster in de redenering dat een dosering van 25 mg te laag is om enig effect te sorteren. De verwachting is dat het toestandsbeeld zal verbeteren zodra klaagster is ingesteld op een adequate dosis van medicatie volgens de richtlijnen van behandeling van psychotische stoornissen, waarmee het ernstig nadeel grotendeels kan worden afgewend. Het eerste klachtonderdeel acht de commissie ongegrond.
Klaagster stelt in het tweede klachtonderdeel, welk betreft de opname in de accommodatie, dat de opname buitenproportioneel is, maar zij wel open staat voor ambulante zorg. De pvp voerde ter zitting aan dat gelet op de formulering van de in de zorgmachtiging omschreven vormen van verplichte zorg volgt eerst getracht moet worden klaagster ambulant te behandelen met medicatie. De commissie volgt deze redenering niet. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard stelt de commissie vast dat in het geval van klaagster er sprake was van zorgmijding bij een al jarenlang bestaande paranoïde psychose; klaagster hield alles af en bovendien was er geen enkele welwillendheid om voor wie dan ook de deur open te doen. Zodoende acht de commissie de beslissing om klaagster op te nemen terecht genomen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klaagster stelt in het klachtonderdeel over de beperking bewegingsvrijheid, dat een verblijf tot op de afdeling niet nodig is, omdat de vrees dat zij zich zal onttrekken aan de opname onterecht is. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerster deze stelling echter voldoende weerlegd. Verweerster verwacht, nu het toestandsbeeld nog onvoldoende behandeld is, dat het ernstig nadeel, waarvan thans sprake is, zich ook buiten de muren van de accommodatie kan voordoen. De commissie is, op basis van de stukken, diezelfde mening toegedaan. Dit betekent dat de op klaagster opgelegde vrijheidsbeperking, terecht is, waarbij de commissie de reeds toegestane vrijheden op geleide van het toestandsbeeld mee in overweging heeft genomen. Het derde klachtonderdeel acht de commissie ongegrond.
Beslissing
De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio NAAM:
- Verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;
- Verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;
- Verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.
Aldus gedaan door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater, drs. NAAM, psycholoog, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris. Deze beslissing is vastgesteld en naar partijen verzonden op DATUM.
- NAAM,
Voorzitter
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen, namens deze,
- NAAM,
Ambtelijk secretaris Klachtencommissie Patiënten
Verzoekschrift aan de rechter
De betrokkene, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klager kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.