231222-50
De beslissing van de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep op de klacht van:
NAAM,
geboren op DATUM, te PLAATS, wonende te PLAATS,
Bijgestaan door NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon.
Als verweerder is aangemerkt:
NAAM; psychiater; verbonden aan INSTELLING;
Ter zitting vertegenwoordigd door NAAM; psychiater.
De procedure
Bij brief van DATUM heeft klager met bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep (de commissie). Het betreft een klacht op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tevens heeft klager een schorsingsverzoek ingediend.
Klager heeft de commissie toestemming gegeven voor inzage in het medisch dossier.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het klaagschrift van DATUM;
- Het verweerschrift van DATUM;
- De relevante stukken uit het medisch dossier.
De behandeling van de klacht heeft op DATUM plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn de volgende personen via een telefoon- en beeldverbinding gehoord: klager, bijgestaan door de patiëntenvertrouwenspersoon. Namens verweerder waren NAAM en NAAM (oudste coassistent) aanwezig.
De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de Commissie de volgende feitelijke gang van zaken vast.
De rechtbank van PLAATS (hierna: de rechtbank) heeft op DATUM ten aanzien van klager een zorgmachtiging verleend voor de duur van 6 maanden.
Klager werd op DATUM opgenomen in de instelling. Klager was reeds ambulant in zorg bij FACT NAAM.
Op DATUM is door de zorgverantwoordelijke besloten tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 Wvggz. In de beslissing zijn de volgende vormen van verplichte zorg aangekruist:
- Het toedienen van medicatie;
- Het beperken van de bewegingsvrijheid;
- Het opnemen in een accommodatie.
De zorgverantwoordelijke acht klager op het moment van de beslissing niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de voorgenomen verplichte zorg, omdat hij op dat moment vanuit zijn psychotisch toestandsbeeld niet in staat is om de gevolgen van zijn handelen te overzien.
Omdat er op dit moment geen vertegenwoordiger is, zal de zorgverantwoordelijke zich inspannen zo spoedig mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen.
Klager heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. Naar het oordeel van de commissie heeft de geneesheer-directeur voldoende aannemelijk gemaakt dat zowel de uitvoering van de beslissing tot opname in de instelling als het beperken van de bewegingsvrijheid niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De beslissing tot het toedienen van medicatie kan wel geschorst worden, tenzij zich dusdanig ernstig nadeel voordoet, waardoor toediening van noodmedicatie noodzakelijk is. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd DATUM, het schorsingsverzoek afgewezen en partijen hiervan in kennis gesteld.
De klacht en het standpunt van klager
De klacht is gericht tegen de beslissing van DATUM en bestaat uit de volgende onderdelen:
- Klacht over het toedienen van medicatie;
- Klacht over het beperken van de bewegingsvrijheid;
- Klacht over de opname in de accommodatie.
Ter onderbouwing voert klager het volgende aan.
Klager is het niet eens met de gestelde diagnose; hij vindt zichzelf niet psychotisch en denkt geen schizofrene stoornis en/of een borderline persoonlijkheidsstoornis te hebben. Er speelt vooral veel trauma bij klager, waardoor hij denkt PTSS te hebben.
Doordat hij het niet eens is met de diagnoses, is hij het ook niet eens met de voorgeschreven medicatie. Antipsychotica is niet nodig, terwijl hij er wel veel last van heeft, zo voelt hij zich als een zombie.
Nog erger dan de medicatie vindt klager het feit dat men besloten heeft hem op te nemen. Hiertoe was helemaal geen aanleiding. In gesprekken is over die aanleiding ook niet (concreet) met hem gesproken. Er zou sprake zijn van overlast en het risico zijn woning te verliezen. Het klopt dat klager wel iets van overlast veroorzaakt heeft, maar hij is goed in staat met het geven van overlast te stoppen. Van zijn huis kwijtraken is geen sprake. Klager denkt juist echt in de problemen te komen, doordat hij door de opname zaken niet kan regelen, zoals het doorgeven van waterstanden. In de brief staan ook termen als ‘levensgevaar’ en ‘oproepen van agressie’. Waar dat over gaat zou klager al helemaal niet weten.
Dat INSTELLING EN FACT zich zorgen maken is klager duidelijk, maar deze zorgen zouden ook weggenomen kunnen worden door alternatieve ‘behandeling’. Zo staat hij open voor het uiten van zijn agressie in een sportschool. En als er dan toch verplichte zorg gegeven moet worden, moet dat op de minst ingrijpende manier gebeuren. Voor klager zou het geven van (verplichte) medicatie in de thuissituatie duidelijk minder ingrijpend zijn en hieraan wil klager ook meewerken
Het standpunt van verweerder
De zorgverantwoordelijke heeft het standpunt ingenomen dat aan de wettelijke criteria voor het verlenen van verplichte zorg is voldaan. Daartoe wordt – eveneens kort samengevat en voor zover thans van belang – het volgende naar voren gebracht.
Klager is sinds JAARTAL bekend bij de GGZ wegens psychotische episoden. Klager is in MAAND van JAAR tegen medisch advies in met ontslag naar huis gegaan bij een vrijwillige opname en heeft daarna alle medicatie geweigerd. Op het moment van ontslag was er sprake van een psychotisch toestandsbeeld, dat zich uitte in desorganisatie, paranoïde wanen en geagiteerd gedrag. Thuis is er sprake van dagelijks cannabisgebruik. De afgelopen maanden heeft klager onverstandige keuzes vanuit zijn psychiatrisch toestandsbeeld gemaakt, waaronder het hebben van seks met een mede cliënte, veelvuldig middelengebruik en veel geld uitgeven, waardoor hij geen eten kon kopen. Hierdoor is sprake van toegenomen frustratie van klager, hetgeen tot veel overlast in de buurt heeft geleid, door bijvoorbeeld vernieling van spullen, omschoppen van scooters en flessen uit het raam gooien. De afgelopen periode is er veelvuldig contact met de politie geweest en dreigde klager zijn woning te verliezen.
Bij opname was er duidelijk sprake van een psychotisch toestandsbeeld, waarbij sprake was van forse oordeels- en kritiekstoornissen en gedesorganiseerd denken. In overleg met klager is toen gestart met Haldol 2 mg eenmaal daags en lorazepam. Op DATUM heeft klager een klacht ingediend tegen verplichte opname en verplichte medicatie. Hierop in overleg met geneesheerdirecteur is besloten dat verplichte zorg op medicatie geschorst kan worden tot de zitting, tenzij er sprake is van een noodsituatie. Klager heeft vanaf DATUM zijn medicatie, Haldol en lorazepam, geweigerd. Op DATUM heeft een zorgafstemmingsgesprek met FACT NAAM plaats gevonden. Na dit gesprek stond klager ervoor open om de medicatie wel in te nemen. In de avond weigerde hij echter opnieuw zijn medicatie en toonde hij zich verbaal en fysiek agressief richting personeel en medecliënten. Hierop is hem oraal Haldol/promethazine 5/50 mg aangeboden, welke hij onder veel protest heeft ingenomen. Hierna bleef hij echter dreigend en onrustig richting personeel, waarop is besloten dat kortdurende separatie nodig was. Nadat klager een uur in de separeer heeft doorgebracht, was hij rustig, kon hij afspraken maken en is hij terug naar de afdeling gemobiliseerd. Om verdere escalaties op de afdeling te voorkomen was verplichte zorg in vorm van toedienen van medicatie weer herstart. Tijdens de opname valt op dat klager zeer ambivalent is in zijn presentatie. Het ene moment is hij goed in staat om afspraken met behandelaren te maken, het volgende moment uit hij zich verbaal agressief richting het personeel.
Op dit moment is medicatie (antipsychotica en kalmerende medicatie) nodig om het psychotisch toestandsbeeld van klager te stabiliseren en op deze manier ernstig nadeel te voorkomen. Er is sprake van een zeer beperkt ziektebesef en ziekte-inzicht, waardoor toediening van medicatie in een vrijwillig kader niet mogelijk wordt geacht.
Er is sprake van een psychotisch toestandsbeeld met beperkt ziektebesef of -inzicht, waarbij klager zeer ambivalent staat tegenover zorg. Buiten de instelling bestaat groot risico op ernstig nadeel voor zichzelf en voor anderen. Vanuit zijn psychiatrisch toestandsbeeld is klager eerder bekend geweest met ernstige agressie (gijzelen van moeder) en suïcidaliteit. Daarnaast heeft hij de afgelopen periode voor veel overlast in de buurt gezorgd, waardoor hij zijn woning dreigde te verliezen. Als hij met ontslag gaat, is de inschatting dat hij vanuit zijn psychiatrisch toestandsbeeld opnieuw voor overlast in de buurt zal zorgen, waardoor de kans zeer groot is dat hij zijn woning zal verliezen. Op dit moment is klager nog niet stabiel genoeg om de zorg ambulant voort te zetten. Opname in een vrijwillig kader wordt op dit moment niet mogelijk geacht, omdat klager een ambivalente houding heeft tegenover zorg.
Klager is momenteel opgenomen op de gesloten opnameafdeling. Hij heeft nu vrijheden van 30 minuten op afspraak. De inschatting is dat de klager niet stabiel genoeg is om hem op dit moment meer vrijheden te geven. De angst bestaat dat klager met meer vrijheden cannabis zal gebruiken of zich zal onttrekken aan zorg. Om deze reden worden de vrijheden stap voor stap opgebouwd.
De beoordeling
Allereerst en meer in het bijzonder overweegt de Commissie dat de wet aan de uitvoering van verplichte zorg een groot aantal inhoudelijke en formele eisen stelt. Uit artikel 3:3 van de Wvggz volgt dat verplichte zorg verleend kan worden indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en
(a) er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn;
(b) er voor klager geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
(c) het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
(d) redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verder is in artikel 8:9 lid 2 van de Wvggz bepaald dat de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op schrift stelt en de beslissing van een schriftelijke motivering voorziet.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voldoende dat klager lijdt aan een psychische stoornis als bedoeld in de Wvggz, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Klager is bekend met schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Als gevolg van deze psychische stoornis veroorzaakt klagers gedrag ernstig nadeel gelegen in het bestaan van of in het aanzienlijk risico op levensgevaar. Ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Het toedienen van medicatie
Klager heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat de klacht over de toediening van medicatie geen inhoudelijke behandeling meer behoeft. Nu dit klachtonderdeel wordt ingetrokken resteren de klachtonderdelen over de beperking van de bewegingsvrijheid en de opname in de accommodatie.
Het beperken van de bewegingsvrijheid
De vraag is of de beperking van de bewegingsvrijheden, in die zin dat klager niet zonder begeleiding de afdeling mag verlaten, noodzakelijk is. De commissie ziet in hetgeen klager hieromtrent heeft aangevoerd geen reden om de klacht op dit onderdeel gegrond te verklaren. Uit de stukken blijkt voldoende dat de beperking (nog steeds) noodzakelijk is om te voorkomen dat klager, als gevolg van zijn psychische stoornis, buiten de accommodatie ernstig nadeel veroorzaakt en cannabis zal gebruiken. De commissie begrijpt uit de stukken ook, dat de beperking daarnaast noodzakelijk is in verband met de vrees dat klager zal weggelopen uit de kliniek. Anders dan klager is de commissie van oordeel dat die vrees terecht is. Wel is de commissie van oordeel dat, naarmate het toestandsbeeld van klager verbetert, de kans op weglopen kleiner wordt en aldus de vrijheden verder kunnen worden uitgebreid. Ter zitting heeft klager zijn expliciete wens geuit een dag met verlof te mogen, zodat hij met kerst bij zijn moeder kan zijn. Verweerder heeft hiervoor toestemming gegeven, mits klagers moeder hier ook mee akkoord gaat. Alles bijeengenomen verklaart de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.
Het opnemen in de accommodatie
De commissie ziet in hetgeen klager hieromtrent heeft aangevoerd geen reden dit klachtonderdeel gegrond te verklaren. Hoewel er in de behandeling vooruitgang is geboekt, blijkt, anders dan klager betoogt, uit de stukken dat het toestandsbeeld tot op heden nog onvoldoende gestabiliseerd is om de accommodatie te kunnen verlaten. Op dit moment wordt klager ingesteld op Haldol en het is nog afwachten hoe klager daarop zal reageren. Als de medicatie voldoende effectief blijkt, zal klager verder stabiliseren. Dit maakt dat een terugkeer naar huis op dit moment nog niet mogelijk is. De commissie neemt in haar overweging mee het beperkte ziekte- inzicht en de ambivalentie van klager ten opzichte van zorg. Dit klachtonderdeel acht de commissie dan ook ongegrond.
Beslissing
De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep:
- verklaart de klacht over het beperken van de bewegingsvrijheid ongegrond;
- verklaart de klacht over de opname in de accommodatie ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door: mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, mr. NAAM, lid, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris. Partijen zijn op DATUM mondeling en middels verkorte uitspraak van de beslissing in kennis gesteld. De uitgewerkte beslissing is op DATUM vastgesteld en naar partijen verstuurd.
- NAAM,
Voorzitter
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen, namens deze,
- NAAM
Ambtelijk secretaris
Verzoekschrift aan de rechter
De klager, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klager kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.