Uitspraak[1]
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van de heer <naam klager>, (hierna te noemen klager), verblijvende te <naam woonplaats>. De klacht heeft betrekking op een verplichte opname en medicatiebeleid en de gang van zaken rondom de procedure van de zorgmachtiging.
Het verweer wordt gevoerd door de behandelaren van klager, de heer <naam psychiater>, psychiater en mevrouw <naam ANIOS>, ANIOS (hierna te noemen verweerders).
Verloop procedure
– Klachtenformulier van de heer <naam klager>, ontvangen op 8 april 2024 met aanvulling
d.d. 12 april 2024;
– Aanvullende klachtmails van de heer <naam klager>, ontvangen op 12 april 2024;
– Verweerschrift met van de heer <naam psychiater> en mevrouw <naam ANIOS>, ontvangen op 23 april 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 23 april 2024.
De commissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de stukken uit zijn medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
De hoorzitting heeft plaatsgevonden in hybride vorm (twee leden van de commissie namen deel middels beeldbellen, de overige betrokkenen waren op de zorglocatie aanwezig) op 25 april 2024. Klager en verweerders zijn hierbij in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat de klacht niet-ontvankelijk is (op grond van art. 10.6 lid 2 Wvggz)
voor zover die gaat over de zorgmachtiging als zodanig (ofwel het is niet aan de commissie om de door klager aangevoerde onjuistheden/onzorgvuldigheden in de procedure crisismaatregel/zorgmachtiging te toetsen).
De klacht
De klacht gaat, zakelijk en kort weergegeven, over het feit dat klager is opgenomen en verplicht medicatie moet innemen, terwijl er volgens hem fouten zijn gemaakt in de procedure. De crisismaatregel en zorgmachtiging zijn volgens klager op basis van onjuistheden afgegeven. Er zou sprake zijn van fouten in de bloeduitslagen en er is ten onrechte aangevoerd en geconcludeerd dat hij met zijn medicatie gestopt zou zijn. Na de verplichte opname is het medicatiebeleid vervolgens steeds op onjuiste uitgangspunten gebaseerd.
Klager stelt dat het bloedprikken op 17 en 19 januari 2024 niet goed is gegaan, waardoor er verkeerde resultaten voor de clozapine spiegel werden weergegeven. Klager heeft aangegeven dat de resultaten niet kloppen, maar de behandelaren luisteren daar niet naar en hebben hem desondanks opgenomen. Er is een crisismaatregel afgegeven en vervolgens een procedure voor een zorgmachtiging gestart. De zorgmachtiging is door de rechter afgegeven. Klager stelt dat het ambulante team dit onder valse voorwendselen heeft opgestart en dat de zorgmachtiging op valse gronden is afgegeven.
Klager geeft aan baat bij de clozapine te hebben en zijn medicatie wel altijd te hebben ingenomen. Klager heeft slechts één keer zijn medicatie niet genomen om voor zichzelf het effect te merken. Dit is door het ambulante team meteen gebruikt om hem op te nemen. Klager werd er van beschuldigd dat hij met zijn medicatie gestopt was, wat niet zo is.
Bij het begin van de opname is men (daardoor) vervolgens met een verkeerde dosis clozapine gestart, waardoor de spiegel te laag is/was. Tijdens de opname wordt regelmatig bloed geprikt om de spiegel te bepalen, maar ook tijdens de opname gaat het volgens klager met de waardebepalingen niet goed. Hierdoor krijgt klager nog steeds niet de juiste dosis clozapine. Klager neemt zijn medicatie oraal in en wil liever geen injectie(s). Klager krijgt nu een dosis van 300 mg clozapine daags, terwijl hij goed functioneerde bij 200 mg. Klager wil niet versuft raken. Het verblijf op de afdeling en hoe er met hem wordt omgegaan levert klager veel irritaties op. Hij moest ook lorazepam innemen op momenten dat hij dit liever niet heeft. De bejegening door medewerkers op de afdeling vindt klager vaak niet prettig.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Klager heeft een voorgeschiedenis in de psychiatrie en is bekend met schizofrenie. Klager is in het verleden meerdere keren opgenomen geweest in verband met ernstige psychotische decompensaties. De laatste ontregeling was in 2013 na het stoppen van de medicatie. Klager is vanuit het verleden bekend met agressie en middelengebruik. Als klager goed is ingesteld op medicatie, is er sprake van meer rust en stabiliteit, hoewel de waanideeën chronisch aanwezig blijven.
Klager is opgenomen vanwege een psychotische ontregeling in het kader van schizofrenie. De behandelaren zagen een psychotisch toestandsbeeld met ernstig gedesorganiseerd gedrag en waandenkbeelden. Daarbij was er sprake van zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Verweerders vermoeden dat de oorzaak ligt in therapieontrouw: klager had aangegeven de medicatie te willen minderen. Dit viel samen met de achteruitgang van zijn toestandsbeeld terwijl de dosis niet was aangepast. Familie van klager bevestigt dit beeld.
Op dit moment wordt klager op basis van het behandelprotocol opnieuw ingesteld op clozapine en is er al een verbetering te zien in het toestandsbeeld, maar ziektebesef en -inzicht ontbreekt bij klager. Klager heeft de overtuiging dat hij onterecht wordt vastgehouden en dat er wordt samengespannen door het ambulante team naar aanleiding van verkeerde bloeduitslagen.
Verweerders zijn ervan overtuigd dat het gevoerde medicamenteuze behandelbeleid en opname noodzakelijk zijn om het psychotisch toestandsbeeld te stabiliseren en het ernstig nadeel (verwaarlozing, risico op agressie) af te wenden. Men is gestart met een lage dosering clozapine vanwege het vermoeden op therapieontrouw. Verweerders zijn daarom volgens protocol gestart met het opbouwen van de clozapine spiegel om bijwerkingen te voorkomen. Inmiddels is de clozapine nu opgebouwd naar 300 mg. Afhankelijk van het toestandsbeeld en de bloeduitslagen, kan de dosis nu weer afgebouwd worden. Er wordt wekelijks bloed geprikt voor spiegelbepalingen. Verweerders kennen klager zijn betoog over verkeerde bloeduitslagen, maar achten dat niet aannemelijk.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
De commissie overweegt dat er door de rechter een zorgmachtiging voor klager is afgegeven vanwege een bij hem aanwezige psychiatrische stoornis (schizofrenie) en daar uit voortkomend risico op ernstig nadeel. Op basis van de zorgmachtiging is behandeling van de stoornis mogelijk, ook als klager daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Ten aanzien van klagers stellingen over onjuistheden/onzorgvuldigheden in de procedure die vervolgens ten onrechte zou hebben geleid tot de verplichte opname en verplichte medicatie, overweegt de commissie als volgt. De commissie heeft in de verklaringen van klager en in het geraadpleegde medisch dossier geen onderbouwing of bevestiging van deze stellingen terzake gevonden. Klager heeft niet concreet gemaakt wat er niet juist was aan de bloedwaardebepaling(en), alleen gesteld dat deze niet klopten/er dingen fout zijn gegaan. Wat daarvan ook zij; het is niet aan de commissie om te oordelen over de (juistheid van de) rechtsgang die leidt tot een crisismaatregel en/of een zorgmachtiging. Voor zover de klacht daarop ziet, moet deze niet-ontvankelijk worden verklaard.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht niet-ontvankelijk voor zover die is gericht op onzorgvuldigheden in de rechtsgang (leidend tot de zorgmachtiging als zodanig).
Op 25 april 2024 vastgesteld door de commissie:
Mevrouw mr. L. Bos, voorzitter;
De heer G.V.J. Thomas, psychiater;
Mevrouw I. de Val, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 3 mei 2024
Rechtsmiddelen:
Ten aanzien van niet-ontvankelijkverklaring:
Tegen deze uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.
[1] Versie met gecorrigeerde voorletter d.d. 7 mei 2024